Samenvatting EBP-RCT toets
RCT: experimenteel onderzoek naar het effect van
een interventie
3 kenmerken RCT:
- Randomisatie: per toeval wordt het
toegekend aan een patiënt
- Controle/vergelijking
- Manipulatie: experiment. Therapie is altijd
aan de orde bij een RCT.
Randomisatie:
- Uitgangspunt: iedere persoon heeft
evenveel kans om in de controle- of
interventiegroep te komen.
- Dit kan op verschillende manieren
- Geen goede randomisatie: selectie-bias
Selectie-bias: inadequate randomisatie iemand
kan invloed uitoefenen of iemand de controle- of
interventiegroep krijgt. Je krijgt een vertekend beeld van het onderzoek, je kan hierdoor zelf
invloed hebben op het resultaat van het onderzoek.
Oplossing: randomisatie en blindering van de toewijzing van de behandeling.
Doel randomisatie:
- Vergelijkbare groepen krijgen
- Interventie is daardoor het enige dat verschilt in de groep
- De verschillen in de groepen zijn aan het eind van de RCT alleen aan de interventie
toe te schrijven.
Manieren randomisatie:
- Muntje
- Dobbelsteen
- Computerprogramma
- Ondoorzichtige enveloppen
Blindering
Maatregel om ervoor te zorgen dat personen die bij het onderzoek betrokken zijn, niet weten
welke onderzoeksdeelnemers in de controlegroep ingedeeld zijn en welke
onderzoeksdeelnemers in de interventiegroep ingedeeld zijn.
*Single blindering de deelnermers zijn geblindeerd
* Dubbel blindering Deelnemers en behandeleraars
* Terribele Blindering deelnemers, behandelaars en de outcome-assessor.
Allocation concealment: persoon heeft evenveel kans om in een groep te komen en de
toewijzing is onvoorspelbaar en niemand heeft daar invloed op.
1:1 allocation: gelijke verdeling interventie- en controlegroep
, Permuted blocks: bijvoorbeeld van 4 binnen een blok van 4 mensen die zijn geïncludeerd
is een gelijke verdeling van interventie- en controlegroep. Maar de volgorde is niet bekend
hiervan. Dit kan dus zijn: controle, interventie, interventie, controle. Of anders.
Allocation:
- de toewijzing van onderzoek deelnemers aan één van de
Onderzoeksgroepen (dit moet dus onvoorspelbaar zijn)
Concealment:
- deze volgorde moet geheim blijven voor de persoon die deelnemers aan één van de groepen
toewijst
Cluster randomisatie:
Niet de individuen worden gerandomiseerd, maar (bijvoorbeeld) ziekenhuisafdelingen, of
huisartspraktijken
• Voordelen: de ene ziekenhuis heeft een interventie groep en de andere een controle
groep.
• en nadelen: Meer deelnemers nodig.
Stratified randomisation:
Vooraf worden subgroepen van onderzoeksdeelnemers vastgesteld, op grond van voor dat
onderzoek belangrijke patiëntkenmerken (bijvoorbeeld leeftijd). De randomisatie vindt dan
per subgroep plaats
• Voordelen: Ongelijke verdeling is kleiner
• en nadelen: Ongelijk verdeling altijd mogelijk blijft.
Drie belangrijke groepen:
- Behandelaar
- Outcome assessor/ Effectbeoordelaars
- Experimentele –en controlegroep/ onderzoekdeelnemers.
Aan de hand van de groepen:
P- waarde (probalitily vlue) : Alleen van toepassing op tabel 1 of misschien 2; hoe hoger de P-
waarde hoe beter.
- <0.05 niet vergelijkbaar
- > 0.05: Hoogstwaarschijnlijk vergelijkbaar.
Bij de groepen; hoe dicht bij de een hoe beter. (1 betekent dat er geen verschil is,)
Bij het resultaat van de interventie: Hoe lager hoe beter. (<0.05)
Blindering op 3 niveaus:
1. Deelnemers van het onderzoek
2. Behandelaar/zorgverleners/personeel die de interventie uitvoert
3. Outcome-assessor (effectbeoordelaar)
Blindering voorkomt performance bias bij 1 en 2
Blindering voorkomt detection bias bij 3
RCT: experimenteel onderzoek naar het effect van
een interventie
3 kenmerken RCT:
- Randomisatie: per toeval wordt het
toegekend aan een patiënt
- Controle/vergelijking
- Manipulatie: experiment. Therapie is altijd
aan de orde bij een RCT.
Randomisatie:
- Uitgangspunt: iedere persoon heeft
evenveel kans om in de controle- of
interventiegroep te komen.
- Dit kan op verschillende manieren
- Geen goede randomisatie: selectie-bias
Selectie-bias: inadequate randomisatie iemand
kan invloed uitoefenen of iemand de controle- of
interventiegroep krijgt. Je krijgt een vertekend beeld van het onderzoek, je kan hierdoor zelf
invloed hebben op het resultaat van het onderzoek.
Oplossing: randomisatie en blindering van de toewijzing van de behandeling.
Doel randomisatie:
- Vergelijkbare groepen krijgen
- Interventie is daardoor het enige dat verschilt in de groep
- De verschillen in de groepen zijn aan het eind van de RCT alleen aan de interventie
toe te schrijven.
Manieren randomisatie:
- Muntje
- Dobbelsteen
- Computerprogramma
- Ondoorzichtige enveloppen
Blindering
Maatregel om ervoor te zorgen dat personen die bij het onderzoek betrokken zijn, niet weten
welke onderzoeksdeelnemers in de controlegroep ingedeeld zijn en welke
onderzoeksdeelnemers in de interventiegroep ingedeeld zijn.
*Single blindering de deelnermers zijn geblindeerd
* Dubbel blindering Deelnemers en behandeleraars
* Terribele Blindering deelnemers, behandelaars en de outcome-assessor.
Allocation concealment: persoon heeft evenveel kans om in een groep te komen en de
toewijzing is onvoorspelbaar en niemand heeft daar invloed op.
1:1 allocation: gelijke verdeling interventie- en controlegroep
, Permuted blocks: bijvoorbeeld van 4 binnen een blok van 4 mensen die zijn geïncludeerd
is een gelijke verdeling van interventie- en controlegroep. Maar de volgorde is niet bekend
hiervan. Dit kan dus zijn: controle, interventie, interventie, controle. Of anders.
Allocation:
- de toewijzing van onderzoek deelnemers aan één van de
Onderzoeksgroepen (dit moet dus onvoorspelbaar zijn)
Concealment:
- deze volgorde moet geheim blijven voor de persoon die deelnemers aan één van de groepen
toewijst
Cluster randomisatie:
Niet de individuen worden gerandomiseerd, maar (bijvoorbeeld) ziekenhuisafdelingen, of
huisartspraktijken
• Voordelen: de ene ziekenhuis heeft een interventie groep en de andere een controle
groep.
• en nadelen: Meer deelnemers nodig.
Stratified randomisation:
Vooraf worden subgroepen van onderzoeksdeelnemers vastgesteld, op grond van voor dat
onderzoek belangrijke patiëntkenmerken (bijvoorbeeld leeftijd). De randomisatie vindt dan
per subgroep plaats
• Voordelen: Ongelijke verdeling is kleiner
• en nadelen: Ongelijk verdeling altijd mogelijk blijft.
Drie belangrijke groepen:
- Behandelaar
- Outcome assessor/ Effectbeoordelaars
- Experimentele –en controlegroep/ onderzoekdeelnemers.
Aan de hand van de groepen:
P- waarde (probalitily vlue) : Alleen van toepassing op tabel 1 of misschien 2; hoe hoger de P-
waarde hoe beter.
- <0.05 niet vergelijkbaar
- > 0.05: Hoogstwaarschijnlijk vergelijkbaar.
Bij de groepen; hoe dicht bij de een hoe beter. (1 betekent dat er geen verschil is,)
Bij het resultaat van de interventie: Hoe lager hoe beter. (<0.05)
Blindering op 3 niveaus:
1. Deelnemers van het onderzoek
2. Behandelaar/zorgverleners/personeel die de interventie uitvoert
3. Outcome-assessor (effectbeoordelaar)
Blindering voorkomt performance bias bij 1 en 2
Blindering voorkomt detection bias bij 3