KLINISCHE PSYCHOLOGIE 1A: THEORETISCHE BENADERINGEN EN
PERSOONLIJKHEID
H1: Over klinische psychologie en ‘abnormaal’ gedrag
het terrein van de klinische psychologie
Verschillende disciplines binnen de psychologie:
Basisdisciplines: psychologische functieleer (cognitieve psychologie),
ontwikkelingspsychologie, sociale psychologie (gedragsleer),
persoonlijkheidspsychologie en methodenleer.
Toepassingsgerichte disciplines: klinische psychologie, arbeids-en
organisatiepsychologie en onderwijspsychologie.
Drie definities terrein van de klinische psychologie:
- Gebied van de psychologie dat zich bezighoudt met afwijkend, slecht-
aangepast en abnormaal menselijk gedrag. Hieronder vallen: Diagnose,
classificatie, behandeling, preventie en onderzoek. – Reber
- Breed wetenschapsgebied waarin het gedrag van de mens in relatie tot zijn
ervaren gezondheid empirisch wordt onderzocht, waarin wordt
gediagnosticeerd en waarin interventies worden ontwikkeld, onderzocht en
toegepast; interventies die op professionele wijze worden uitgevoerd en die
erop zijn gericht emotionele, motivationele en/of cognitieve blokkades op te
heffen en het persoonlijk en maatschappelijk functioneren van mensen te
verbeteren. - Winnubst
- Clinical psychology involves rigorous study and applied practice directed
toward understanding and improving the psychological facets of the human
experience, including but not limited to issues or problems of behavior,
emotions, or intellect. – Pomerantz
Heden: kern van de klinische psychologie wordt gevormd door psychische
stoornissen vakgebied houdt zich vooral bezig met gedrag dat afwijkt van een
bepaalde norm (gedrag dat lastig is voor de persoon zelf of voor diens omgeving).
Afwijkingen van de norm kunnen betrekking hebben op verschillende aspecten van
het menselijk functioneren:
- Aspecten van de individuele persoon: afwijkend gedrag, gedachten en
belevingen. Vaak is dit een combinatie.
- Afwijken van de norm in hun relaties met andere mensen: extreme
bezorgdheid, agressie, isolatie etc. (heeft vaak weer invloed op de aspecten
van de individuele persoon).
Kennis van normale psychologische functies is nodig om vast te stellen wat
‘afwijkend’ is van de norm
Aspecten van abnormaal gedrag (7 factoren):
1
, - Persoonlijk lijden (niet voldoende om van een psychische stoornis te spreken).
- (Dis)functionaliteit van het gedrag: mate waarin het dagelijks functioneren en
welbevinden van individu wordt ondermijnt (bepaalt in sterke mate de
beoordeling van abnormaliteit) beroepsmatig en sociaal functioneren.
- Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag: ontbreken van zin of logica in gedachten
en gedrag.
- Onvoorspelbaarheid en controleverlies:
o Sociale regels die gewoonlijk het gedrag sturen zijn niet meer
werkzaam (ontremming).
o Toeschouwer kent oorzaak of aanleiding van het veranderde gedrag
niet en kan deze ook niet achterhalen.
- Opvallend en onconventioneel gedrag: men kiest vaak hun eigen gedrag als
maatstaaf, wat hiervan afwijkt valt sneller op maar wordt niet per definitie als
onwenselijk beschouwd. Wanneer dit wel als sociaal onwenselijk wordt
beschouwd, bestaat de neiging om gedrag als pathologisch te zien.
- Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt:
Observer discomfort: ongemakkelijk gevoel door gedrag van een ander dat
de regels in een bepaalde cultuur overschrijdt (impliciete sociale
verwachtingen / restregels). overschrijden van restregels vergroot de kans dat
gedrag als abnormaal wordt gezien.
- Het overtreden van morele normen:
o Oordeel over gedrag in termen van goed of kwaad, waarbij ‘slechte’
gedragingen als abnormaal worden beschouwd.
o Oordeel over gedrag in termen van optimaal functioneren, waarbij
gedrag als abnormaal wordt beschouwd zodra dit niet overeenkomt met
hun ideeën over optimaal functioneren.
Definitie psychische stoornissen APA, DSM-5-TR:
Een psychische stoornis is een syndroom, gekenmerkt door klinische significante
symptomen op het gebied van de cognitieve functies, de affectieve functies of de
conatieve functies van een persoon, dat een uiting is van een disfunctie in de
psychologische, biologische of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het
psychisch functioneren. Psychische stoornissen gaan gewoonlijk gepaard met significante
lijdensdruk of beperkingen in het functioneren op sociaal of beroepsmatig gebied of bij
andere belangrijke bezigheden. Een reactie op een veelvoorkomende stressor of een
verlies die te verwachten valt en cultureel wordt geaccepteerd, is geen psychische
stoornis. Sociaal deviant gedrag en conflicten die zich vooral afspelen tussen een individu
en de maatschappij zijn geen psychische stoornissen, tenzij de deviantie of het conflict
het gevolg is van disfunctioneren van de persoon in kwestie, zoals in het voorgaande
wordt beschreven.
Nadruk hier ligt op de specifieke symptomen en de nadelige gevolgen ervan. De APA
erkent dat geen enkele definitie het begrip psychische stoornis volledig afbakent.
Modellen die de grenzen tussen normaal en abnormaal scherp proberen te
krijgen:
2
, Het statische model
Menselijke eigenschappen (intelligentie/ neiging tot angst etc.) zijn min of meer
normaal verdeeld in de algemene bevolking. Er wordt gesproken van abnormaliteit
bij extreem lage- of hoge scores op schalenvragen. ‘Abnormaal’ heeft hier een
statistische betekenis.
Nadelen:
- Waar moet bij dit model de grens tussen normaal en abnormaal getrokken
worden? (is dit bijv. bij een IQ-score van 90 of 80?) Tegenwoordig krijgen de
scores een betekenis in termen van ‘zeer laag’ of ‘zeer hoog’.
- Model specificeert niet hoe ongewoon gedrag moet zijn om het abnormaal te
kunnen noemen: sommige vormen van psychopathologie zijn zeer
uitzonderlijk en daarmee ook niet normaal verdeeld in de bevolking (statisch
model is daarom niet toereikend).
- Model maakt geen onderscheid tussen statistische afwijkingen die gepaard
gaan met individueel lijden en afwijkingen zonder individueel lijden: de
extreme score hoeft niet pijnlijk te zijn voor het individu zelf.
Het medisch of ziektemodel
Psychische stoornissen zijn vergelijkbaar met somatische ziekten en daarmee het
beste te verhelpen door onderliggende mechanismen te bestrijden. Deze
mechanismen zijn somatogeen: lichamelijke aandoening ligt ten grondslag aan de
psychische stoornis en kunnen ook psychogeen zijn: aan een stoornis ligt een
psychologisch mechanisme ten grondslag psychische stoornissen zijn het gevolg
van onbewuste conflicten en afweer tegen angst. Psychogene mechanismen dienen
aantoonbaar zijn.
Medisch model: Abnormaliteit/ziekte diagnose therapie genezing.
Therapeut is de deskundige en de patiënt wordt op een of meerdere aspecten van
dienst functioneren als ziek beschouwd (therapeut is leidend en patiënt heeft een
passieve rol).
Bezwaren (semantisch):
- Bij vele psychische stoornissen is nog geen eenduidig onderliggend
mechanisme aangetoond: het is twijfelachtig of er wel sprake is van een ziekte
(is ook de term genezing dan passend?)
Szasz: bij psychische stoornissen gaat het vaak om afwijkingen van de psychosociale
of ethische normen en niet om medische afwijkingen (problematisch om psychische-
of gedragsproblemen te bestempelen als ziekten). Terwijl voor de behandeling de
medische term ‘therapie’ wordt gebruikt.
Zijn voorstel was om ‘mental illness’ in deze gevallen te vervangen door ‘problems in
living’.
Mental illness zou dan gebruikt worden bij stoornissen waarvan de organische
oorsprong aangetoond kan worden (psychische stoornissen verklaart vanuit een
biologisch/fysiek perspectief).
In dit geval zijn de termen ‘psychische stoornis’ en ‘therapie’ dan ook op zijn plaats.
Dus: grens voor bepaling geestelijke gezondheid en geestesziekte bepalen in termen
van aantoonbare neurologische, fysiologische of biologische afwijkingen. – Szasz.
3
, - Medisch model wakkert door gebruik van begrippen als ziekte en therapie
stigmatisering aan
Labelling-theorie (Goffman & Scheff): Selffullfilling prophecy: ééns gek, altijd
gek.
Stigma: bestaat nog steeds en weerhoudt sommigen ervan om hulp te zoeken.
Het leer- of onderwijsmodel
Als alternatief voor het medisch model stoornissen (m.n. met duidelijke organische
oorzaken) zijn ontstaan door verkeerd verlopen leerprocessen.
Onderwijsmodel: persoonlijk probleem van de leerling bepaling van leerdoel in
overleg tussen leerling en leraar uitvoering van onderwijsprogramma ontwikkeld
door leraar vermindering van het probleem van de leerling.
- Psychische problematiek wordt niet beschreven als ziekte/abnormaliteit, maar
als persoonlijk probleem.
- Diagnose wordt beschreven als leerdoel.
- Stoornissen worden beschreven als vaardigheidstekorten.
- Therapie wordt beschreven als uitvoering van een onderwijsprogramma.
3 redenen voor prefereren onderwijsmodel boven medisch model:
1. Alle fase van het onderwijsmodel vermijden de nadelige bijbetekenissen
van het medisch model (kans op stigmatisering is veel geringer).
2. Het onderwijsmodel doet meer recht aan de eigen verantwoordelijkheid
van de mensen met een persoonlijk probleem (leerling is actiever
betrokken dan patiënt).
3. Onderwijsterminologie doet meer recht aan wat er daadwerkelijk
plaatsvindt bij psychologische hulpverlening.
Grens normaal vs. abnormaal: verantwoordelijkheid en aanspreekbaarheid. Indien
beiden niet meer mogelijk zijn, kun je spreken van ‘ziekte’ en is het onderwijsmodel
niet meer goed toepasbaar.
Meningsverschil met Szasz: hij hanteert aantoonbare organische afwijkingen
als criterium voor (geeste)ziekte en niet de afwezigheid van verantwoordelijk-
en aanspreekbaarheid. Bij het onderwijsmodel is de aanwezigheid van
organische oorzaken niet noodzakelijk bij ziekte.
Persoonlijkheidsleer: bestuderen van de persoonlijkheid (gedachtes, gevoelens en
gedrag). Persoonlijkheidsleer probeert te begrijpen waarom mensen hierin verschillen
en wat de oorzaken en gevolgen van deze verschillen zijn.
In gedachtes, gevoelens en gedrag van mensen zijn vaak stabiele kenmerken te
herkennen: de neiging om in verschillende situaties op een vergelijkbare manier te
reageren (persistentie). Deze vrij constante manieren van denken en doen worden
persoonlijkheidstrekken genoemd.
H2: Neurobiologische benadering van psychopathologie
Historische schets
4
PERSOONLIJKHEID
H1: Over klinische psychologie en ‘abnormaal’ gedrag
het terrein van de klinische psychologie
Verschillende disciplines binnen de psychologie:
Basisdisciplines: psychologische functieleer (cognitieve psychologie),
ontwikkelingspsychologie, sociale psychologie (gedragsleer),
persoonlijkheidspsychologie en methodenleer.
Toepassingsgerichte disciplines: klinische psychologie, arbeids-en
organisatiepsychologie en onderwijspsychologie.
Drie definities terrein van de klinische psychologie:
- Gebied van de psychologie dat zich bezighoudt met afwijkend, slecht-
aangepast en abnormaal menselijk gedrag. Hieronder vallen: Diagnose,
classificatie, behandeling, preventie en onderzoek. – Reber
- Breed wetenschapsgebied waarin het gedrag van de mens in relatie tot zijn
ervaren gezondheid empirisch wordt onderzocht, waarin wordt
gediagnosticeerd en waarin interventies worden ontwikkeld, onderzocht en
toegepast; interventies die op professionele wijze worden uitgevoerd en die
erop zijn gericht emotionele, motivationele en/of cognitieve blokkades op te
heffen en het persoonlijk en maatschappelijk functioneren van mensen te
verbeteren. - Winnubst
- Clinical psychology involves rigorous study and applied practice directed
toward understanding and improving the psychological facets of the human
experience, including but not limited to issues or problems of behavior,
emotions, or intellect. – Pomerantz
Heden: kern van de klinische psychologie wordt gevormd door psychische
stoornissen vakgebied houdt zich vooral bezig met gedrag dat afwijkt van een
bepaalde norm (gedrag dat lastig is voor de persoon zelf of voor diens omgeving).
Afwijkingen van de norm kunnen betrekking hebben op verschillende aspecten van
het menselijk functioneren:
- Aspecten van de individuele persoon: afwijkend gedrag, gedachten en
belevingen. Vaak is dit een combinatie.
- Afwijken van de norm in hun relaties met andere mensen: extreme
bezorgdheid, agressie, isolatie etc. (heeft vaak weer invloed op de aspecten
van de individuele persoon).
Kennis van normale psychologische functies is nodig om vast te stellen wat
‘afwijkend’ is van de norm
Aspecten van abnormaal gedrag (7 factoren):
1
, - Persoonlijk lijden (niet voldoende om van een psychische stoornis te spreken).
- (Dis)functionaliteit van het gedrag: mate waarin het dagelijks functioneren en
welbevinden van individu wordt ondermijnt (bepaalt in sterke mate de
beoordeling van abnormaliteit) beroepsmatig en sociaal functioneren.
- Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag: ontbreken van zin of logica in gedachten
en gedrag.
- Onvoorspelbaarheid en controleverlies:
o Sociale regels die gewoonlijk het gedrag sturen zijn niet meer
werkzaam (ontremming).
o Toeschouwer kent oorzaak of aanleiding van het veranderde gedrag
niet en kan deze ook niet achterhalen.
- Opvallend en onconventioneel gedrag: men kiest vaak hun eigen gedrag als
maatstaaf, wat hiervan afwijkt valt sneller op maar wordt niet per definitie als
onwenselijk beschouwd. Wanneer dit wel als sociaal onwenselijk wordt
beschouwd, bestaat de neiging om gedrag als pathologisch te zien.
- Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt:
Observer discomfort: ongemakkelijk gevoel door gedrag van een ander dat
de regels in een bepaalde cultuur overschrijdt (impliciete sociale
verwachtingen / restregels). overschrijden van restregels vergroot de kans dat
gedrag als abnormaal wordt gezien.
- Het overtreden van morele normen:
o Oordeel over gedrag in termen van goed of kwaad, waarbij ‘slechte’
gedragingen als abnormaal worden beschouwd.
o Oordeel over gedrag in termen van optimaal functioneren, waarbij
gedrag als abnormaal wordt beschouwd zodra dit niet overeenkomt met
hun ideeën over optimaal functioneren.
Definitie psychische stoornissen APA, DSM-5-TR:
Een psychische stoornis is een syndroom, gekenmerkt door klinische significante
symptomen op het gebied van de cognitieve functies, de affectieve functies of de
conatieve functies van een persoon, dat een uiting is van een disfunctie in de
psychologische, biologische of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het
psychisch functioneren. Psychische stoornissen gaan gewoonlijk gepaard met significante
lijdensdruk of beperkingen in het functioneren op sociaal of beroepsmatig gebied of bij
andere belangrijke bezigheden. Een reactie op een veelvoorkomende stressor of een
verlies die te verwachten valt en cultureel wordt geaccepteerd, is geen psychische
stoornis. Sociaal deviant gedrag en conflicten die zich vooral afspelen tussen een individu
en de maatschappij zijn geen psychische stoornissen, tenzij de deviantie of het conflict
het gevolg is van disfunctioneren van de persoon in kwestie, zoals in het voorgaande
wordt beschreven.
Nadruk hier ligt op de specifieke symptomen en de nadelige gevolgen ervan. De APA
erkent dat geen enkele definitie het begrip psychische stoornis volledig afbakent.
Modellen die de grenzen tussen normaal en abnormaal scherp proberen te
krijgen:
2
, Het statische model
Menselijke eigenschappen (intelligentie/ neiging tot angst etc.) zijn min of meer
normaal verdeeld in de algemene bevolking. Er wordt gesproken van abnormaliteit
bij extreem lage- of hoge scores op schalenvragen. ‘Abnormaal’ heeft hier een
statistische betekenis.
Nadelen:
- Waar moet bij dit model de grens tussen normaal en abnormaal getrokken
worden? (is dit bijv. bij een IQ-score van 90 of 80?) Tegenwoordig krijgen de
scores een betekenis in termen van ‘zeer laag’ of ‘zeer hoog’.
- Model specificeert niet hoe ongewoon gedrag moet zijn om het abnormaal te
kunnen noemen: sommige vormen van psychopathologie zijn zeer
uitzonderlijk en daarmee ook niet normaal verdeeld in de bevolking (statisch
model is daarom niet toereikend).
- Model maakt geen onderscheid tussen statistische afwijkingen die gepaard
gaan met individueel lijden en afwijkingen zonder individueel lijden: de
extreme score hoeft niet pijnlijk te zijn voor het individu zelf.
Het medisch of ziektemodel
Psychische stoornissen zijn vergelijkbaar met somatische ziekten en daarmee het
beste te verhelpen door onderliggende mechanismen te bestrijden. Deze
mechanismen zijn somatogeen: lichamelijke aandoening ligt ten grondslag aan de
psychische stoornis en kunnen ook psychogeen zijn: aan een stoornis ligt een
psychologisch mechanisme ten grondslag psychische stoornissen zijn het gevolg
van onbewuste conflicten en afweer tegen angst. Psychogene mechanismen dienen
aantoonbaar zijn.
Medisch model: Abnormaliteit/ziekte diagnose therapie genezing.
Therapeut is de deskundige en de patiënt wordt op een of meerdere aspecten van
dienst functioneren als ziek beschouwd (therapeut is leidend en patiënt heeft een
passieve rol).
Bezwaren (semantisch):
- Bij vele psychische stoornissen is nog geen eenduidig onderliggend
mechanisme aangetoond: het is twijfelachtig of er wel sprake is van een ziekte
(is ook de term genezing dan passend?)
Szasz: bij psychische stoornissen gaat het vaak om afwijkingen van de psychosociale
of ethische normen en niet om medische afwijkingen (problematisch om psychische-
of gedragsproblemen te bestempelen als ziekten). Terwijl voor de behandeling de
medische term ‘therapie’ wordt gebruikt.
Zijn voorstel was om ‘mental illness’ in deze gevallen te vervangen door ‘problems in
living’.
Mental illness zou dan gebruikt worden bij stoornissen waarvan de organische
oorsprong aangetoond kan worden (psychische stoornissen verklaart vanuit een
biologisch/fysiek perspectief).
In dit geval zijn de termen ‘psychische stoornis’ en ‘therapie’ dan ook op zijn plaats.
Dus: grens voor bepaling geestelijke gezondheid en geestesziekte bepalen in termen
van aantoonbare neurologische, fysiologische of biologische afwijkingen. – Szasz.
3
, - Medisch model wakkert door gebruik van begrippen als ziekte en therapie
stigmatisering aan
Labelling-theorie (Goffman & Scheff): Selffullfilling prophecy: ééns gek, altijd
gek.
Stigma: bestaat nog steeds en weerhoudt sommigen ervan om hulp te zoeken.
Het leer- of onderwijsmodel
Als alternatief voor het medisch model stoornissen (m.n. met duidelijke organische
oorzaken) zijn ontstaan door verkeerd verlopen leerprocessen.
Onderwijsmodel: persoonlijk probleem van de leerling bepaling van leerdoel in
overleg tussen leerling en leraar uitvoering van onderwijsprogramma ontwikkeld
door leraar vermindering van het probleem van de leerling.
- Psychische problematiek wordt niet beschreven als ziekte/abnormaliteit, maar
als persoonlijk probleem.
- Diagnose wordt beschreven als leerdoel.
- Stoornissen worden beschreven als vaardigheidstekorten.
- Therapie wordt beschreven als uitvoering van een onderwijsprogramma.
3 redenen voor prefereren onderwijsmodel boven medisch model:
1. Alle fase van het onderwijsmodel vermijden de nadelige bijbetekenissen
van het medisch model (kans op stigmatisering is veel geringer).
2. Het onderwijsmodel doet meer recht aan de eigen verantwoordelijkheid
van de mensen met een persoonlijk probleem (leerling is actiever
betrokken dan patiënt).
3. Onderwijsterminologie doet meer recht aan wat er daadwerkelijk
plaatsvindt bij psychologische hulpverlening.
Grens normaal vs. abnormaal: verantwoordelijkheid en aanspreekbaarheid. Indien
beiden niet meer mogelijk zijn, kun je spreken van ‘ziekte’ en is het onderwijsmodel
niet meer goed toepasbaar.
Meningsverschil met Szasz: hij hanteert aantoonbare organische afwijkingen
als criterium voor (geeste)ziekte en niet de afwezigheid van verantwoordelijk-
en aanspreekbaarheid. Bij het onderwijsmodel is de aanwezigheid van
organische oorzaken niet noodzakelijk bij ziekte.
Persoonlijkheidsleer: bestuderen van de persoonlijkheid (gedachtes, gevoelens en
gedrag). Persoonlijkheidsleer probeert te begrijpen waarom mensen hierin verschillen
en wat de oorzaken en gevolgen van deze verschillen zijn.
In gedachtes, gevoelens en gedrag van mensen zijn vaak stabiele kenmerken te
herkennen: de neiging om in verschillende situaties op een vergelijkbare manier te
reageren (persistentie). Deze vrij constante manieren van denken en doen worden
persoonlijkheidstrekken genoemd.
H2: Neurobiologische benadering van psychopathologie
Historische schets
4