Hoorcolleges Kwantitatieve onderzoeksmethoden
College 1
College 1.1: Onderzoeksproces
Surveys werken heel goed, maar er zijn een aantal kanttekeningen:
- Fysieke barrières
- Motivationele barrières
Total design method: (wat wel doen en wat niet doen)
WEL: - Beloningen NIET: - Anonimiteit garanderen
- Reminders - Deadlines stellen
- Lengte
Wat kan je meten met surveys:
- Feiten
- Kennis
- Intenties
- Attitudes/meningen
Je moet vragen stellen op hetzelfde niveau, nadenken of het individueel te veranderen is. Op
bedrijfsniveau moet je bij verschillende bedrijven gaan ondervragen.
Waar begint een onderzoek?
1. Probleem
2. Vraag
3. Literatuurstudie
4. Conceptueel model
5. Proposities/Hypothesen
Conceptueel model:
Pijl tussen onafhankelijke en afhankelijke
variabele geeft de hypothese weer (+ of -)
Conceptuele definitie: heel theoretisch en
komt uit de literatuur
Operationele definitie: hoe de definitie wordt
toegepast op onderzoek. Hoe iets gemeten
kan worden
Van operationele en conceptuele definities naar vragenlijst door middel van indicatoren.
Indicatoren: onderdelen van de operationele definitie.
Van indicatoren naar surveyvragen.
Je begint met een probleem en je eindigt met een oplossing (of je bent in staat om een
oorzaak uit te sluiten). Goede onderzoeksvaardigheden nodig (methode en analyse).
MAAR er zijn heel veel plekken in een onderzoek waarbij dingen fout kunnen gaan. Goed
anticiperen tijdens het onderzoek.
, College 1.2: Betrouwbaarheid en validiteit
Meetfouten
Potentiële foutbronnen
- Begint bij onderzoeker. Als onderzoeker je rol kennen en zo afstandelijk en objectief
mogelijk zijn naar je deelnemers toe.
- Deelnemer/respondent; deelnemer kan onder de indruk zijn van jou als onderzoeker.
Vragen stellen dat mensen niet willen/kunnen geven.
- Instrument; jouw meetinstrument is helemaal vanuit jou als onderzoeker gemaakt. Vragen
stellen zonder te sturen.
Meetfouten is een standaard onderdeel als je onderzoek doet.
Geobserveerde waarde = echte waarde + meetfout
Meetfout = systematische + random fout
Systematisch: altijd dezelfde afwijking (richting). Kan jij als onderzoeker voorkomen,
het komt uit de vragenlijst die jij als onderzoeker onder controle hebt.
Random: beide kanten op, heft elkaar op
Van conceptuele naar operationele definitie is de validiteit heel belangrijk. Meet je echt wat
je wil meten.
Verschillende validiteiten:
Validiteit over de resultaten:
- Interne validiteit: validiteit binnen de studie, kun je conclusies trekken die je zou willen
trekken.
- Externe validiteit: kunnen de resultaten worden gegeneraliseerd of is het heel beperkt voor
deze studie.
Validiteit over het meetinstrument:
1. Face validity:
* Op het eerste gezicht is het een goede vertaling van construct
* Zwak bewijs
* Beter: bewust gekozen groep experts vragen
2. Content validity (inhoudsvaliditeit)
* Relatie tot ander relevant domein. Hoe hangt construct samen met andere relevante
concepten. Heel theoretisch onderzoek.
* Nadeel: precies moeten weten wat construct domein is
3. Predictive (= voorspellende) validity (criterion related)
* Theorie: construct A (nu) veroorzaakt construct B (toekomst) (kan construct A
voorspellen wat er in de toekomst gebeurt, dus kan A voorspellen over B)
* Indicator van A hangt samen met de indicator van B (= criterion)
* In theorie mogelijk om toekomst te voorspellen (voordat B gemeten wordt)
4. Concurrent (= gelijktijdig) validity
* Theorie: construct A (nu) veroorzaakt construct B (nu). A veroorzaakt B
* Indicator van A hangt samen met de indicator van B
* In theorie mogelijk om toekomst te voorspellen (A en B gelijktijdig gemeten)
MAAR… Geen echte kwantitatieve maat om te bepalen in hoeverre voldaan wordt aan
face/content/predictive/concurrent validity
> Andere typen validiteit kunnen gemeten worden
College 1
College 1.1: Onderzoeksproces
Surveys werken heel goed, maar er zijn een aantal kanttekeningen:
- Fysieke barrières
- Motivationele barrières
Total design method: (wat wel doen en wat niet doen)
WEL: - Beloningen NIET: - Anonimiteit garanderen
- Reminders - Deadlines stellen
- Lengte
Wat kan je meten met surveys:
- Feiten
- Kennis
- Intenties
- Attitudes/meningen
Je moet vragen stellen op hetzelfde niveau, nadenken of het individueel te veranderen is. Op
bedrijfsniveau moet je bij verschillende bedrijven gaan ondervragen.
Waar begint een onderzoek?
1. Probleem
2. Vraag
3. Literatuurstudie
4. Conceptueel model
5. Proposities/Hypothesen
Conceptueel model:
Pijl tussen onafhankelijke en afhankelijke
variabele geeft de hypothese weer (+ of -)
Conceptuele definitie: heel theoretisch en
komt uit de literatuur
Operationele definitie: hoe de definitie wordt
toegepast op onderzoek. Hoe iets gemeten
kan worden
Van operationele en conceptuele definities naar vragenlijst door middel van indicatoren.
Indicatoren: onderdelen van de operationele definitie.
Van indicatoren naar surveyvragen.
Je begint met een probleem en je eindigt met een oplossing (of je bent in staat om een
oorzaak uit te sluiten). Goede onderzoeksvaardigheden nodig (methode en analyse).
MAAR er zijn heel veel plekken in een onderzoek waarbij dingen fout kunnen gaan. Goed
anticiperen tijdens het onderzoek.
, College 1.2: Betrouwbaarheid en validiteit
Meetfouten
Potentiële foutbronnen
- Begint bij onderzoeker. Als onderzoeker je rol kennen en zo afstandelijk en objectief
mogelijk zijn naar je deelnemers toe.
- Deelnemer/respondent; deelnemer kan onder de indruk zijn van jou als onderzoeker.
Vragen stellen dat mensen niet willen/kunnen geven.
- Instrument; jouw meetinstrument is helemaal vanuit jou als onderzoeker gemaakt. Vragen
stellen zonder te sturen.
Meetfouten is een standaard onderdeel als je onderzoek doet.
Geobserveerde waarde = echte waarde + meetfout
Meetfout = systematische + random fout
Systematisch: altijd dezelfde afwijking (richting). Kan jij als onderzoeker voorkomen,
het komt uit de vragenlijst die jij als onderzoeker onder controle hebt.
Random: beide kanten op, heft elkaar op
Van conceptuele naar operationele definitie is de validiteit heel belangrijk. Meet je echt wat
je wil meten.
Verschillende validiteiten:
Validiteit over de resultaten:
- Interne validiteit: validiteit binnen de studie, kun je conclusies trekken die je zou willen
trekken.
- Externe validiteit: kunnen de resultaten worden gegeneraliseerd of is het heel beperkt voor
deze studie.
Validiteit over het meetinstrument:
1. Face validity:
* Op het eerste gezicht is het een goede vertaling van construct
* Zwak bewijs
* Beter: bewust gekozen groep experts vragen
2. Content validity (inhoudsvaliditeit)
* Relatie tot ander relevant domein. Hoe hangt construct samen met andere relevante
concepten. Heel theoretisch onderzoek.
* Nadeel: precies moeten weten wat construct domein is
3. Predictive (= voorspellende) validity (criterion related)
* Theorie: construct A (nu) veroorzaakt construct B (toekomst) (kan construct A
voorspellen wat er in de toekomst gebeurt, dus kan A voorspellen over B)
* Indicator van A hangt samen met de indicator van B (= criterion)
* In theorie mogelijk om toekomst te voorspellen (voordat B gemeten wordt)
4. Concurrent (= gelijktijdig) validity
* Theorie: construct A (nu) veroorzaakt construct B (nu). A veroorzaakt B
* Indicator van A hangt samen met de indicator van B
* In theorie mogelijk om toekomst te voorspellen (A en B gelijktijdig gemeten)
MAAR… Geen echte kwantitatieve maat om te bepalen in hoeverre voldaan wordt aan
face/content/predictive/concurrent validity
> Andere typen validiteit kunnen gemeten worden