Onderwerp: Normen voor bestuurlijk handelen
Leerdoelen
Bij het nemen van een besluit moet het bestuur zich houden aan de volgende
bestuursrechtelijke normen:
o De bijzondere wet: Hebben betrekking op een specifieke overheidstaak (bijvoorbeeld
onderwijs, maatschappelijke zorg of ruimtelijke ordening) en wordt daarom gerekend
tot het bijzonder bestuursrecht. De bijzondere wet gaat voor de algemene regel uit de
Awb.
o De Algemene Wet Bestuursrecht: Bevat algemene regels oer de verhouding tussen
bestuursorganen en belanghebbende bij het voorbereiden, nemen en toepassen van
besluiten. Voor burgers staan er spelregels voor bezwaar en (hoger) beroep
(rechtsbescherming) in. Niet alle procedureregels staan echter in de Awb. In de Awb
staan alleen de algemene procedureregels die voor alle besluiten gelden. De
Algemene wet bestuursrecht wordt daarom verrekend tot het algemeen
bestuursrecht.
o De (ongeschreven) algemene beginselen van behoorlijk bestuur: een
bestuursorgaan moet zich tegenover burgers houden aan een aantal gedragsregels.
Deze staan los van de gewone procedurevoorschriEen bij het nemen van een besluit.
Een deel van die regels staat in de Awb, maar er is ook ‘ongeschreven recht’. Dit
ongeschreven recht noemen we de Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
(Abbb).
Wanneer een burger het niet eens is met een besluit, kan hij zich beroepen op deze
bestuursrechtelijke normen.
Geschreven en ongeschreven recht
Normen in het geschreven recht
Van groot belang voor de normering van het bestuurlijke handelen is de Awb. Hoofdstuk 2
bevat normen die gelden voor het verkeer tussen burgers en bestuursorganen; voor alle
mogelijke handeling van het bestuur jegens de burger. Hoofdstuk 3 bevat normen voor
besluiten, al is op sommige besluiten niet heel hoofdstuk 3 van toepassing. In hoofdstuk 4
zijn de specifieke normen te vinden voor bepaalde typen besluiten (zoals beschikkingen).
Hoofdstuk 5 gaat over handhavingstoezicht en besluiten. Hoofdstuk 6 en 7 kennen veel
normen voor het bestuurlijk handelen in de bezwaarprocedure en het administraMef beroep.
Hoofdstuk 8 bevat enkele verplichMngen voor bestuursorganen in de fase van beroep.
Hoofdstuk 9 geeE normen voor een behoorlijke behandeling van klachten. In hoofdstuk 10
staan de normen v oor het overdragen van bevoegdheden.
, Belang van het ongeschreven recht
Niet al het bestuursrecht is in weNen en andere besluiten vastgelegd. Er is ook ongeschreven
bestuursrecht. De Algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn ontwikkeld met de
overtuiging dat de bestuurlijke overheid zich behoorlijk zou moeten gedragen ten opzichte
van haar burgers. Deze beginselen zijn primair ontwikkeld door de gewone rechter, zoals de
Hoge Raad, bij gebreke aan een behoorlijk stelsel van de bestuursrechtspraak.
Verhouding tussen geschreven en ongeschreven recht
Het onderscheid tussen geschreven en ongeschreven recht is niet zo scherp als het lijkt.
Ongeschreven recht gaat soms over in geschreven recht. Andersom moet geschreven recht
vaak worden uitgelegd door de rechter. Uit deze afspraken worden dan weer aanvullende
regels afgeleid die ongeschreven zijn. De rechtspraak vormt zo een verbinding tussen het
geschreven en ongeschreven recht.
Het ongeschreven recht heeE van nature een opvullende werking. Veel bevoegdheden laten
namelijk een zekere mate van ruimte. Binnen een rechtsstaat is rechtszekerheid een groot
goed. Daaruit volgt dat geschreven recht in beginsel voorrang heeO. Schending van een
beginsel van behoorlijk bestuur is minder erg dan schending van de wet. Soms laat de wet
interpretaMeruimte, maar soms is zij volledig dichtgeMmmerd. In dat laatste geval is het
uitdrukkelijk verboden om een uitleg of regel te hanteren die tegen de weNelijke tekst
ingaat. Dat noemen we contra legem.
Tegen weNen (in materiële zin) staat geen beroep open. Toch kan een bestuursrechter, bij
een beroep tegen een besluit dat op een weNelijke regeling is gebaseerd, voor de vraag
komen te staan of die regeling onrechtmaMg en daardoor onverbindend is. Ook bij de
burgerlijke rechter kan dit gebeuren.
o RechtmaQgheidsnormen: Normen die juridisch afdwingbaar zijn. Ze bepalen wat
volgens het recht moet, mag of juist niet mag. Dit zijn juridische normen, onderdeel
van het posiMeve recht.
o Fatsoensnormen: Normen die horen bij maatschappelijke omgangsvormen en moreel
gedrag.
De overheid moet het belang van de burger centraal stellen en hier responsief op regeren,
met maatwerk en flexibiliteit in plaats van rigide regels. Dit noemen we responsief
bestuursrecht.