Nederlands Hoofdstuk 2
Leesstrategiën
- Oriënterend lezen (onderwerp vaststellen/ff snel kijken)
- Globaal lezen (deelonderwerpen vaststellen)
- Intensief lezen (hoofdzaken vinden en tekst begrijpen)
- Zoekend lezen (bruikbare info vinden)
- Kritisch lezen (betrouwbaarheid en argumentatie beoordelen)
- Studerend lezen (inhoud onthouden)
Schrijfdoelen
- Amuseren
- Informeren (uiteenzetting)
- Opiniëren (beschouwing)
- Overtuigen (betoog)
- Activeren
Uiteenzetting: Een bepaald onderwerp wordt objectief uitgewerkt. Veel uitleg,
feiten en voorbeelden. Hoofdgedachte is vaak een constatering.
Beschouwing: Doel: Lezers laten nadenken over iets. Lezers moeten zelf een
conclusie trekken.
Betoog: Lezers moeten zijn mening overnemen. Tegenargumenten gebruikt.
Bijbehorende tekstsoorten
- Informeren: uiteenzetting, nieuwsbericht, notulen, recept
- Opiniëren: beschouwing, recensie, verslag
- Overtuigen: betoog, ingezonden brief, column
- Activeren: advertentie, flyer, reclamefolder
Waar je naar kijkt om te zien voor welke lezers een tekst bedoeld is
- Onderwerp
- Inhoud
- Bron (Linda/National Geographic)
- Taalgebruik
- Toon
- Lay-out
Inleiding herkennen
- Inhoudelijke kenmerken
- Typografische kenmerken
Inhoudelijke kenmerken
- Inleiding geeft aan wat het onderwerp is (beschouwing: probleem, betoog:
stelling)
- Soms geeft de inleiding de opbouw van de tekst aan
- Aandacht van lezer trekken met:
*de actualiteit (de aanleiding)
*de geschiedenis (toen en nu)
*anekdote
*voorbeeld
*belang voor de lezer
Leesstrategiën
- Oriënterend lezen (onderwerp vaststellen/ff snel kijken)
- Globaal lezen (deelonderwerpen vaststellen)
- Intensief lezen (hoofdzaken vinden en tekst begrijpen)
- Zoekend lezen (bruikbare info vinden)
- Kritisch lezen (betrouwbaarheid en argumentatie beoordelen)
- Studerend lezen (inhoud onthouden)
Schrijfdoelen
- Amuseren
- Informeren (uiteenzetting)
- Opiniëren (beschouwing)
- Overtuigen (betoog)
- Activeren
Uiteenzetting: Een bepaald onderwerp wordt objectief uitgewerkt. Veel uitleg,
feiten en voorbeelden. Hoofdgedachte is vaak een constatering.
Beschouwing: Doel: Lezers laten nadenken over iets. Lezers moeten zelf een
conclusie trekken.
Betoog: Lezers moeten zijn mening overnemen. Tegenargumenten gebruikt.
Bijbehorende tekstsoorten
- Informeren: uiteenzetting, nieuwsbericht, notulen, recept
- Opiniëren: beschouwing, recensie, verslag
- Overtuigen: betoog, ingezonden brief, column
- Activeren: advertentie, flyer, reclamefolder
Waar je naar kijkt om te zien voor welke lezers een tekst bedoeld is
- Onderwerp
- Inhoud
- Bron (Linda/National Geographic)
- Taalgebruik
- Toon
- Lay-out
Inleiding herkennen
- Inhoudelijke kenmerken
- Typografische kenmerken
Inhoudelijke kenmerken
- Inleiding geeft aan wat het onderwerp is (beschouwing: probleem, betoog:
stelling)
- Soms geeft de inleiding de opbouw van de tekst aan
- Aandacht van lezer trekken met:
*de actualiteit (de aanleiding)
*de geschiedenis (toen en nu)
*anekdote
*voorbeeld
*belang voor de lezer