5.1. Verzorging van kinderen
Tijdens het verzorgen van kinderen ondersteun je hen met handelingen en
activiteiten. In de kinderopvang is veel aandacht voor de persoonlijke
verzorging. In het onderwijs neemt dit af. Maar dat wil niet zeggen dat je
er niet meer mee te maken krijgt. Kinderen plassen nog wel eens in hun
broek bijvoorbeeld. Dan help je het kind.
Gezond gedrag
Om de kinderen te ondersteunen in het leren kennen en begrijpen van hun
lichaam, breng je ze kennis bij en leer je ze vaardigheden aan.
Bijvoorbeeld over gezond gedrag. Onder gezond gedrag verstaan we alle
handelingen om je lichamelijk en geestelijk goed te voelen. Je moet niet
alleen vrij van ziektes zijn, maar ook schoon en fris. Je moet je zeker
voelen in je lijf. In de basisschoolleeftijd leer je een kind gezond gedrag
aan, door voorlichting te geven over bijvoorbeeld gezonde voeding (het
nationaal schoolontbijt) en voldoende beweging. Scholen, maar ook
opvangorganisaties, maken afspraken om gezond gedrag te bevorderen.
Zo is op veel scholen het trakteren van zoetigheid of snoep niet
toegestaan en krijgen kinderen op de buitenschoolse opvang een
soepstengel of fruit als tussendoortje.
Persoonlijke verzorging
Persoonlijke verzorging is alle zorg die je besteedt aan de lichamelijk
verzorging van je lijf en – in je werk – aan dat van het kind. Dit doe je als
onderwijsassistent bijvoorbeeld, door een kind een zakdoek aan te reiken
als het verkouden is. En door een kind te stimuleren om zijn handen te
wassen na een toiletbezoek. De pedagogisch medewerker verschoont
luiers, poetst neuzen en wast na het eten handen en het gezicht van het
kind. Uitgangspunt is dat je het kind zo zelfstandig mogelijk de
verzorgingstaken laat uitvoeren. Persoonlijke verzorging is niet alleen uit
het oogpunt van hygiëne belangrijk, maar ook een moment van één-op-
één-aandacht.
Signaleren
Tijdens de verzorging van kinderen houd je je niet alleen bezig met
praktische zaken. Het is ook een moment waarbij je kinderen observeert
en zaken signaleert. Denk aan aanwijzingen die kunnen duiden op
verwaarlozing, slechte hygiëne of luizen. Deze zaken kunnen risico’s met
zich meebrengen. Het is dus belangrijk om goed te kijken en de verzorging
met volle aandacht uit te voeren. Er zijn diverse punten die je bij kinderen
observeert (passend bij hun leeftijd) tijdens de persoonlijke verzorging.
, Vraag J Ne
ae
Kan het kind de onderdelen van zijn lichaam benoemen?
Kan het kind de functie van het gehoor, de huid en de mond/gebit
benoemen?
Kan het kind verschillen en overeenkomsten onderscheiden van zijn
eigen lichaam en dat van anderen?
Is het kind zich bewust van zijn eigen gezonde lichaam?
Kan het kind veranderingen benoemen in het lichaam tijdens de
puberteit?
Kan het kind zichzelf aan- en uitkleden?
Kan het kind zijn handen wassen?
Kan het kind de toiletgang sturen?
Drinkt het kind voldoende?
Eet het kind voldoende?
Eet het kind voldoende gevarieerd?
Draagt het kind dagelijks schone onderkleding?
Draagt het kind minimaal om de twee dagen schone bovenkleding?
Heeft het kind schone haren, oren en neusgaten?
Wordt het kind regelmatig verschoond?
Wordt luieruitslag goed behandeld?
Zijn blauwe plekken of wondjes te herleiden naar ongelukjes?
Maakt het kind een verzorgde indruk?
Als je op één of meerdere vragen ‘nee’ kunt antwoorden, overleg je dit
met de leidinggevende of de ouders.
5.2. Zelfredzaamheid
Een van je taken is het stimuleren van de redzaamheid van kinderen bij de
persoonlijke verzorging. Zelfredzaamheid is het vermogen om
zelfstandig handelingen uit te voeren. Het is daarbij van belang dat je de
autonomie van een kind respecteert. Dit wil zeggen, dat je oog hebt voor
wat het kind zelf wil. Dat je daaraan aandacht besteedt en het kind de
Tijdens het verzorgen van kinderen ondersteun je hen met handelingen en
activiteiten. In de kinderopvang is veel aandacht voor de persoonlijke
verzorging. In het onderwijs neemt dit af. Maar dat wil niet zeggen dat je
er niet meer mee te maken krijgt. Kinderen plassen nog wel eens in hun
broek bijvoorbeeld. Dan help je het kind.
Gezond gedrag
Om de kinderen te ondersteunen in het leren kennen en begrijpen van hun
lichaam, breng je ze kennis bij en leer je ze vaardigheden aan.
Bijvoorbeeld over gezond gedrag. Onder gezond gedrag verstaan we alle
handelingen om je lichamelijk en geestelijk goed te voelen. Je moet niet
alleen vrij van ziektes zijn, maar ook schoon en fris. Je moet je zeker
voelen in je lijf. In de basisschoolleeftijd leer je een kind gezond gedrag
aan, door voorlichting te geven over bijvoorbeeld gezonde voeding (het
nationaal schoolontbijt) en voldoende beweging. Scholen, maar ook
opvangorganisaties, maken afspraken om gezond gedrag te bevorderen.
Zo is op veel scholen het trakteren van zoetigheid of snoep niet
toegestaan en krijgen kinderen op de buitenschoolse opvang een
soepstengel of fruit als tussendoortje.
Persoonlijke verzorging
Persoonlijke verzorging is alle zorg die je besteedt aan de lichamelijk
verzorging van je lijf en – in je werk – aan dat van het kind. Dit doe je als
onderwijsassistent bijvoorbeeld, door een kind een zakdoek aan te reiken
als het verkouden is. En door een kind te stimuleren om zijn handen te
wassen na een toiletbezoek. De pedagogisch medewerker verschoont
luiers, poetst neuzen en wast na het eten handen en het gezicht van het
kind. Uitgangspunt is dat je het kind zo zelfstandig mogelijk de
verzorgingstaken laat uitvoeren. Persoonlijke verzorging is niet alleen uit
het oogpunt van hygiëne belangrijk, maar ook een moment van één-op-
één-aandacht.
Signaleren
Tijdens de verzorging van kinderen houd je je niet alleen bezig met
praktische zaken. Het is ook een moment waarbij je kinderen observeert
en zaken signaleert. Denk aan aanwijzingen die kunnen duiden op
verwaarlozing, slechte hygiëne of luizen. Deze zaken kunnen risico’s met
zich meebrengen. Het is dus belangrijk om goed te kijken en de verzorging
met volle aandacht uit te voeren. Er zijn diverse punten die je bij kinderen
observeert (passend bij hun leeftijd) tijdens de persoonlijke verzorging.
, Vraag J Ne
ae
Kan het kind de onderdelen van zijn lichaam benoemen?
Kan het kind de functie van het gehoor, de huid en de mond/gebit
benoemen?
Kan het kind verschillen en overeenkomsten onderscheiden van zijn
eigen lichaam en dat van anderen?
Is het kind zich bewust van zijn eigen gezonde lichaam?
Kan het kind veranderingen benoemen in het lichaam tijdens de
puberteit?
Kan het kind zichzelf aan- en uitkleden?
Kan het kind zijn handen wassen?
Kan het kind de toiletgang sturen?
Drinkt het kind voldoende?
Eet het kind voldoende?
Eet het kind voldoende gevarieerd?
Draagt het kind dagelijks schone onderkleding?
Draagt het kind minimaal om de twee dagen schone bovenkleding?
Heeft het kind schone haren, oren en neusgaten?
Wordt het kind regelmatig verschoond?
Wordt luieruitslag goed behandeld?
Zijn blauwe plekken of wondjes te herleiden naar ongelukjes?
Maakt het kind een verzorgde indruk?
Als je op één of meerdere vragen ‘nee’ kunt antwoorden, overleg je dit
met de leidinggevende of de ouders.
5.2. Zelfredzaamheid
Een van je taken is het stimuleren van de redzaamheid van kinderen bij de
persoonlijke verzorging. Zelfredzaamheid is het vermogen om
zelfstandig handelingen uit te voeren. Het is daarbij van belang dat je de
autonomie van een kind respecteert. Dit wil zeggen, dat je oog hebt voor
wat het kind zelf wil. Dat je daaraan aandacht besteedt en het kind de