16.1. Groepen
Een groep is een verzameling van twee of meer personen die een
gemeenschappelijk doel hebben of die zich met elkaar identificeren. Een
belangrijk kenmerk van een groep is het direct contact tussen de
groepsleden en de wederzijdse beïnvloeding van elkaar. Iedere groep heeft
een groepsstructuur. Dat is een sociale structuur die richtlijnen geeft
voor de interactie tussen de leden van de groep. Ieder groepslid heeft een
eigen positie en rol binnen de groep.
Groepssfeer
In een groep beïnvloeden kinderen elkaar. Als kinderen in een groep met
elkaar optrekken, dan gebeurt er iets, er ontstaat een groepssfeer. Dit is
een positieve of negatieve stemming als gevolg van de wisselwerking
tussen de groepsleden. Onderlinge relaties tussen de kinderen geven je
dus een goed beeld van de groepssfeer. Kinderen in een groep hebben de
behoefte zich geaccepteerd te voelen. Ze willen erbij horen, het gevoel
hebben welkom te zijn en zich veilig te voelen. Dat kan door invloed uit te
oefenen in de groep, door een rol in de groep te hebben die bij hen past en
door persoonlijke relaties te hebben met andere groepsleden. Als
groepsbegeleider creëer je daartoe voorwaarden en heb je oog voor
de groepsdynamiek. Dit is het proces dat zich in een groep afspeelt. De
interventies die je daarop als groepsleider uitoefent, horen ook bij de
groepsdynamiek.
Fasen van groepsvorming
Groepen zijn voortdurend in ontwikkeling. In grote lijnen is de
groepsdynamiek in elke groep hetzelfde:
1. voorfase
De groep wordt samengesteld.
2. oriëntatiefase
Wat is het doel van de groep en hoe kunnen groepsleden daaraan
bijdragen?
3. machtsfase
De groepsleden vinden eigen antwoorden over machtsposities en invloed.
4. affectiefase
Samenhang en wederzijds vertrouwen spelen een grote rol.
5. autonome groep
Individuele leden bepalen: welke plaats wil ik innemen in de groep?
, 6. afsluitingsfase
De groepsleden nemen afscheid en sluiten af.
Deze fasen komen steeds opnieuw terug in groepsprocessen, bijvoorbeeld
bij het ombuigen van negatieve naar positieve groepen, als er iets
gebeurd is in een groep of als een groep elkaar weer treft na bijvoorbeeld
een vakantie. Soms is het beter voor de groepsdynamiek om de
samenstelling van een groep te wijzigen.
16.2. Soort groep
Er zijn positieve en negatieve groepen.
Een positieve groep is een groep waarin een wij-gevoel heerst. In een
groep met een positieve sfeer worden nieuwe groepsleden en sociaal
onhandige kinderen relatief snel en eenvoudig opgenomen. Kinderen
voelen zich veilig in de groep. Een negatieve groep is een groep zonder
samenhang. Er heerst een sfeer van ‘wij’ en ‘zij’.
Kenmerken positieve groep
In een positieve groep zijn er positieve verhoudingen tussen kinderen in
een groep. Er is veel gelijkheid tussen de groepsleden, niemand speelt de
baas. Kinderen voelen zich prettig in de groep. Ze mogen zichzelf zijn, er is
ruimte voor verschillende karakters en rollen, voor ieders eigenheid en
talenten. Als er conflicten zijn, is er de wil om er met elkaar uit te komen.
Groepsleden vinden het over het algemeen prettig om bij elkaar te zijn en
om samen dingen te ondernemen. De onderlinge communicatie is open.
Groepsleden geven in gesprekken aan wat belangrijk voor hen is, ze
kunnen aangeven wat ze in een groep ervaren. Persoonlijke informatie
wordt met groepsleden gedeeld en gevoelens worden bespreekbaar
gemaakt. Er is samenhang in de groep: kinderen voelen zich met elkaar
verbonden.
Rollen positieve groep
In een positieve groep kan ieder kind een rol aannemen die bij hem past.
Een rol is een – vaak favoriete – stijl die iemand aanneemt om samen te
werken, de gekozen strategie om met anderen om te gaan. Er zijn meestal
twee of drie kinderen die anderen aanmoedigen en met plannen en ideeën
komen. De gezagsdrager vertegenwoordigt de mening van de groep en
houdt het groepsdoel voor ogen. De sociaal werker houdt het welzijn van
de groepsleden in de gaten. De organisator regelt heel veel en is feitelijk
de leider van de groep. Sociale kinderen stimuleren anderen om ook een
bijdrage te leveren aan de groep. De verkenner neemt vaak initiatieven
over van de organisator, als duidelijk is wat er moet gebeuren. Volgers in
een groep doen wat er van hen gevraagd wordt. De appellant vraagt om
Een groep is een verzameling van twee of meer personen die een
gemeenschappelijk doel hebben of die zich met elkaar identificeren. Een
belangrijk kenmerk van een groep is het direct contact tussen de
groepsleden en de wederzijdse beïnvloeding van elkaar. Iedere groep heeft
een groepsstructuur. Dat is een sociale structuur die richtlijnen geeft
voor de interactie tussen de leden van de groep. Ieder groepslid heeft een
eigen positie en rol binnen de groep.
Groepssfeer
In een groep beïnvloeden kinderen elkaar. Als kinderen in een groep met
elkaar optrekken, dan gebeurt er iets, er ontstaat een groepssfeer. Dit is
een positieve of negatieve stemming als gevolg van de wisselwerking
tussen de groepsleden. Onderlinge relaties tussen de kinderen geven je
dus een goed beeld van de groepssfeer. Kinderen in een groep hebben de
behoefte zich geaccepteerd te voelen. Ze willen erbij horen, het gevoel
hebben welkom te zijn en zich veilig te voelen. Dat kan door invloed uit te
oefenen in de groep, door een rol in de groep te hebben die bij hen past en
door persoonlijke relaties te hebben met andere groepsleden. Als
groepsbegeleider creëer je daartoe voorwaarden en heb je oog voor
de groepsdynamiek. Dit is het proces dat zich in een groep afspeelt. De
interventies die je daarop als groepsleider uitoefent, horen ook bij de
groepsdynamiek.
Fasen van groepsvorming
Groepen zijn voortdurend in ontwikkeling. In grote lijnen is de
groepsdynamiek in elke groep hetzelfde:
1. voorfase
De groep wordt samengesteld.
2. oriëntatiefase
Wat is het doel van de groep en hoe kunnen groepsleden daaraan
bijdragen?
3. machtsfase
De groepsleden vinden eigen antwoorden over machtsposities en invloed.
4. affectiefase
Samenhang en wederzijds vertrouwen spelen een grote rol.
5. autonome groep
Individuele leden bepalen: welke plaats wil ik innemen in de groep?
, 6. afsluitingsfase
De groepsleden nemen afscheid en sluiten af.
Deze fasen komen steeds opnieuw terug in groepsprocessen, bijvoorbeeld
bij het ombuigen van negatieve naar positieve groepen, als er iets
gebeurd is in een groep of als een groep elkaar weer treft na bijvoorbeeld
een vakantie. Soms is het beter voor de groepsdynamiek om de
samenstelling van een groep te wijzigen.
16.2. Soort groep
Er zijn positieve en negatieve groepen.
Een positieve groep is een groep waarin een wij-gevoel heerst. In een
groep met een positieve sfeer worden nieuwe groepsleden en sociaal
onhandige kinderen relatief snel en eenvoudig opgenomen. Kinderen
voelen zich veilig in de groep. Een negatieve groep is een groep zonder
samenhang. Er heerst een sfeer van ‘wij’ en ‘zij’.
Kenmerken positieve groep
In een positieve groep zijn er positieve verhoudingen tussen kinderen in
een groep. Er is veel gelijkheid tussen de groepsleden, niemand speelt de
baas. Kinderen voelen zich prettig in de groep. Ze mogen zichzelf zijn, er is
ruimte voor verschillende karakters en rollen, voor ieders eigenheid en
talenten. Als er conflicten zijn, is er de wil om er met elkaar uit te komen.
Groepsleden vinden het over het algemeen prettig om bij elkaar te zijn en
om samen dingen te ondernemen. De onderlinge communicatie is open.
Groepsleden geven in gesprekken aan wat belangrijk voor hen is, ze
kunnen aangeven wat ze in een groep ervaren. Persoonlijke informatie
wordt met groepsleden gedeeld en gevoelens worden bespreekbaar
gemaakt. Er is samenhang in de groep: kinderen voelen zich met elkaar
verbonden.
Rollen positieve groep
In een positieve groep kan ieder kind een rol aannemen die bij hem past.
Een rol is een – vaak favoriete – stijl die iemand aanneemt om samen te
werken, de gekozen strategie om met anderen om te gaan. Er zijn meestal
twee of drie kinderen die anderen aanmoedigen en met plannen en ideeën
komen. De gezagsdrager vertegenwoordigt de mening van de groep en
houdt het groepsdoel voor ogen. De sociaal werker houdt het welzijn van
de groepsleden in de gaten. De organisator regelt heel veel en is feitelijk
de leider van de groep. Sociale kinderen stimuleren anderen om ook een
bijdrage te leveren aan de groep. De verkenner neemt vaak initiatieven
over van de organisator, als duidelijk is wat er moet gebeuren. Volgers in
een groep doen wat er van hen gevraagd wordt. De appellant vraagt om