Preventie, family mediation en
behandeling in de forensische context
Literatuursamenvatting
Inhoud
Week 2: Behandeling van kinderen of ouders met lvb in de forensische setting ......... 2
Week 5: Behandeling van trauma ................................................................................ 12
Week 4: Behandeling van meisjes in het forensisch kader ......................................... 23
Week 3: Behandeling van jongeren met ernstige gedragsproblemen en delinquent
gedrag ........................................................................................................................... 34
Week 6: Pleegzorg ........................................................................................................ 45
Week 7: Complexe echtscheidingen (Family mediation) ............................................ 57
1
,Week 2: Behandeling van kinderen of ouders met lvb in de forensische setting
Week 2 artikel 1: Meppelder, M., Hodes, M., Kef, S., & Schuengel, C. (2014). Parents with
intellectual disabilities seeking professional parenting support: The role of working
alliance, stress and informal support. Child Abuse & Neglect, 38, 1478-1486
Achtergrond en doelstelling
Ouders met een lichte verstandelijke beperking (LVB, IQ ≤ 85) lopen een verhoogd risico op
opvoedingsproblemen en kindermishandeling. Dit komt vaak door beperkte cognitieve en
sociale hulpbronnen, chronische stress, armoede en een klein sociaal netwerk. Uitstel of
weigering om hulp te zoeken is bovendien een risicofactor voor kindermishandeling. Dit
onderzoek richt zich op factoren die samenhangen met de bereidheid van ouders met LVB
om professionele opvoedondersteuning te zoeken.
De auteurs onderzochten (1) of de kwaliteit van de werkalliantie tussen ouder en
hulpverlener samenhangt met de snelheid waarmee ouders hulp zoeken, en (2) of dit effect
afhangt van de mate van opvoedingsstress en de beschikbaarheid van informele
steun. De hypothese was dat een sterke werkalliantie vooral belangrijk is voor ouders met
weinig informele steun en hoge stress.
Theoretisch kader
Volgens modellen van help-seeking gedrag (Cohen, 1999; Fischer & Turner, 1970) zoeken
mensen pas hulp wanneer zij een probleem ervaren dat zij niet zelfstandig kunnen oplossen.
Dit besef wordt in de opvoedcontext vaak geconceptualiseerd als parenting stress (Deater-
Deckard, 1998).
De werkalliantie (Bordin, 1979) verwijst naar de kwaliteit van de samenwerking tussen
cliënt en professional, bestaande uit drie componenten: de emotionele band,
overeenstemming over doelen en overeenstemming over taken. Een sterke alliantie
bevordert doorgaans het gebruik van hulpverlening. Ouders met LVB beschikken vaak over
kleine of weinig ondersteunende netwerken (Llewellyn & McConnell, 2002), waardoor de
relatie met de hulpverlener mogelijk doorslaggevend is voor het zoeken van professionele
steun.
Methode
Deelnemers waren 126 ouders (121 moeders, 5 vaders) met een IQ ≤ 85, gemiddeld 30 jaar
oud, met kinderen van 1 tot 7 jaar. Zij werden gerekruteerd via tien Nederlandse
zorgorganisaties. Gegevens werden verzameld tijdens thuisbezoeken van twee uur, waarbij
vragenlijsten mondeling werden toegelicht en aangepast aan het cognitieve niveau.
De afhankelijke variabele was latency to seek support — de tijd die een ouder wacht met
het vragen van hulp, gemeten op twee manieren:
• Intended support seeking: reacties op hypothetische opvoedingssituaties (vignettes).
• Behavioral support seeking: zelfrapportage over recente moeilijke situaties met het kind.
Lagere scores duiden op sneller hulp zoeken.
2
,Voorspellende variabelen
• Werkalliantie: gemeten met de Working Alliance Inventory – Short Form (α = .86).
• Opvoedingsstress: Parenting Stress Index – Short Form (α = .92).
• Informeel netwerk: aantal mensen in het sociale netwerk dat steun biedt.
Controlevariabele: adaptief functioneren (Vineland Adaptive Behavior Scales; α =
.96).
Analyse: Met hiërarchische regressie werden hoofdeffecten en interacties tussen
werkalliantie, stress en netwerk onderzocht, afzonderlijk voor intentie en gedrag.
Resultaten: Ouders wachtten gemiddeld bijna een week voordat zij professionele hulp
vroegen. Ze schakelden sneller hun informele netwerk in dan professionals. Intentie en
daadwerkelijk gedrag hingen matig positief samen (r = .37).
• Werkalliantie had geen direct effect op de snelheid van hulp zoeken.
• Opvoedingsstress voorspelde een kortere wachttijd: hoe meer stress, hoe sneller hulp
werd gezocht (β = −.21, p < .05).
• Informeel netwerk had geen direct effect.
• Interactie-effect: werkalliantie × netwerk (β = .20, p < .05). Ouders met een klein
netwerk en een sterke werkalliantie vroegen sneller professionele hulp. Bij ouders met
een groot netwerk speelde de alliantie nauwelijks een rol.
• Geen significante interactie tussen werkalliantie en opvoedingsstress.
• Bij gedragsmatige hulpvraag (real-life) werden geen significante effecten gevonden,
waarschijnlijk door de uiteenlopende aard van de situaties.
Discussie
Ouders met LVB wachten langer met het zoeken van professionele hulp dan met het
inschakelen van hun informele netwerk. Dit is niet altijd negatief: ouders met veel informele
steun hebben minder noodzaak om professionals te benaderen. De kwaliteit van de
werkalliantie blijkt vooral belangrijk voor ouders met weinig sociale steun; bij hen verlaagt
een vertrouwensband met de hulpverlener de drempel om hulp te zoeken.
Hoge opvoedingsstress vergroot de bereidheid om hulp te vragen – stress fungeert als een
motivator voor verandering.
De bevindingen benadrukken dat terughoudendheid in hulp zoeken bij ouders met LVB niet
automatisch een teken is van risicovol gedrag, maar kan voortkomen uit beschermende
factoren zoals voldoende informele steun. De werkalliantie speelt vooral een rol bij
kwetsbare ouders met weinig sociale hulpbronnen.
Beperkingen
Door het cross-sectionele design kunnen geen causale conclusies worden getrokken. De
omgekeerde richting is mogelijk: ouders die sneller hulp zoeken, ervaren daardoor een
betere alliantie. Verder kunnen zelfrapportage en variatie in real-life situaties de resultaten
beïnvloeden.
3
, Implicaties voor praktijk
Professionals moeten terughoudendheid in hulp zoeken niet direct interpreteren als
risicovol, maar nagaan welke factoren hieraan bijdragen. Proactief investeren in een
vertrouwensband is vooral essentieel bij ouders met kleine netwerken. De kwaliteit van de
werkalliantie kan een beschermende factor zijn in het voorkomen van escalatie en
kindermishandeling.
Conclusie
De bereidheid van ouders met LVB om professionele opvoedondersteuning te zoeken hangt
sterk samen met hun sociale context. Een sterke werkalliantie bevordert hulpzoekgedrag bij
ouders met weinig informele steun, terwijl stress een katalyserende rol speelt.
Relatiegerichte, proactieve ondersteuning is cruciaal om deze kwetsbare groep effectief te
bereiken.
Kerninzichten
Centrale thema’s: Mechanismen:
• Ouders met LVB (IQ ≤ 85) lopen • Meer opvoedingsstress → grotere
verhoogd risico op bereidheid om hulp te zoeken (stress
opvoedingsproblemen en motiveert).
kindermishandeling.
• Kleine informele netwerken →
• Hulpzoekgedrag is beïnvloed door afhankelijker van de werkalliantie; bij
zowel individuele (stress, adaptief sterke alliantie kortere wachttijd tot
functioneren) als contextuele factoren hulpvraag.
(alliantie, netwerk).
• Grote netwerken → terughoudendheid
Belangrijkste theoretische is niet per se negatief; vaak voldoende
concepten: steun buiten professionals.
• Help-seeking theory (Cohen, 1999): Toepassing in orthopedagogiek:
hulp wordt gezocht wanneer de
• Vermijd pathologisering van
ervaren nood groter is dan de eigen
terughoudendheid; beoordeel context
capaciteiten.
en steunstructuren.
• Parenting stress (Deater-Deckard,
• Werkalliantie als beschermende factor
1998): discrepantie tussen
bij kwetsbare ouders met beperkte
opvoedingsvraag en ouderlijke
netwerken.
competentie.
• Proactieve, relationele hulpverlening
• Working alliance (Bordin, 1979):
essentieel om risico’s op verwaarlozing
band, taak- en doelovereenstemming
te verkleinen.
tussen ouder en professional.
➢ Belangrijk: Weet dat hulpzoekgedrag niet enkel persoonlijk bepaald is, maar
voortkomt uit de interactie tussen stress, netwerk en alliantie. De werkalliantie is dus
geen “luxe”, maar een noodzakelijke voorwaarde bij ouders met LVB om effectief
hulpgedrag op gang te brengen.
4
behandeling in de forensische context
Literatuursamenvatting
Inhoud
Week 2: Behandeling van kinderen of ouders met lvb in de forensische setting ......... 2
Week 5: Behandeling van trauma ................................................................................ 12
Week 4: Behandeling van meisjes in het forensisch kader ......................................... 23
Week 3: Behandeling van jongeren met ernstige gedragsproblemen en delinquent
gedrag ........................................................................................................................... 34
Week 6: Pleegzorg ........................................................................................................ 45
Week 7: Complexe echtscheidingen (Family mediation) ............................................ 57
1
,Week 2: Behandeling van kinderen of ouders met lvb in de forensische setting
Week 2 artikel 1: Meppelder, M., Hodes, M., Kef, S., & Schuengel, C. (2014). Parents with
intellectual disabilities seeking professional parenting support: The role of working
alliance, stress and informal support. Child Abuse & Neglect, 38, 1478-1486
Achtergrond en doelstelling
Ouders met een lichte verstandelijke beperking (LVB, IQ ≤ 85) lopen een verhoogd risico op
opvoedingsproblemen en kindermishandeling. Dit komt vaak door beperkte cognitieve en
sociale hulpbronnen, chronische stress, armoede en een klein sociaal netwerk. Uitstel of
weigering om hulp te zoeken is bovendien een risicofactor voor kindermishandeling. Dit
onderzoek richt zich op factoren die samenhangen met de bereidheid van ouders met LVB
om professionele opvoedondersteuning te zoeken.
De auteurs onderzochten (1) of de kwaliteit van de werkalliantie tussen ouder en
hulpverlener samenhangt met de snelheid waarmee ouders hulp zoeken, en (2) of dit effect
afhangt van de mate van opvoedingsstress en de beschikbaarheid van informele
steun. De hypothese was dat een sterke werkalliantie vooral belangrijk is voor ouders met
weinig informele steun en hoge stress.
Theoretisch kader
Volgens modellen van help-seeking gedrag (Cohen, 1999; Fischer & Turner, 1970) zoeken
mensen pas hulp wanneer zij een probleem ervaren dat zij niet zelfstandig kunnen oplossen.
Dit besef wordt in de opvoedcontext vaak geconceptualiseerd als parenting stress (Deater-
Deckard, 1998).
De werkalliantie (Bordin, 1979) verwijst naar de kwaliteit van de samenwerking tussen
cliënt en professional, bestaande uit drie componenten: de emotionele band,
overeenstemming over doelen en overeenstemming over taken. Een sterke alliantie
bevordert doorgaans het gebruik van hulpverlening. Ouders met LVB beschikken vaak over
kleine of weinig ondersteunende netwerken (Llewellyn & McConnell, 2002), waardoor de
relatie met de hulpverlener mogelijk doorslaggevend is voor het zoeken van professionele
steun.
Methode
Deelnemers waren 126 ouders (121 moeders, 5 vaders) met een IQ ≤ 85, gemiddeld 30 jaar
oud, met kinderen van 1 tot 7 jaar. Zij werden gerekruteerd via tien Nederlandse
zorgorganisaties. Gegevens werden verzameld tijdens thuisbezoeken van twee uur, waarbij
vragenlijsten mondeling werden toegelicht en aangepast aan het cognitieve niveau.
De afhankelijke variabele was latency to seek support — de tijd die een ouder wacht met
het vragen van hulp, gemeten op twee manieren:
• Intended support seeking: reacties op hypothetische opvoedingssituaties (vignettes).
• Behavioral support seeking: zelfrapportage over recente moeilijke situaties met het kind.
Lagere scores duiden op sneller hulp zoeken.
2
,Voorspellende variabelen
• Werkalliantie: gemeten met de Working Alliance Inventory – Short Form (α = .86).
• Opvoedingsstress: Parenting Stress Index – Short Form (α = .92).
• Informeel netwerk: aantal mensen in het sociale netwerk dat steun biedt.
Controlevariabele: adaptief functioneren (Vineland Adaptive Behavior Scales; α =
.96).
Analyse: Met hiërarchische regressie werden hoofdeffecten en interacties tussen
werkalliantie, stress en netwerk onderzocht, afzonderlijk voor intentie en gedrag.
Resultaten: Ouders wachtten gemiddeld bijna een week voordat zij professionele hulp
vroegen. Ze schakelden sneller hun informele netwerk in dan professionals. Intentie en
daadwerkelijk gedrag hingen matig positief samen (r = .37).
• Werkalliantie had geen direct effect op de snelheid van hulp zoeken.
• Opvoedingsstress voorspelde een kortere wachttijd: hoe meer stress, hoe sneller hulp
werd gezocht (β = −.21, p < .05).
• Informeel netwerk had geen direct effect.
• Interactie-effect: werkalliantie × netwerk (β = .20, p < .05). Ouders met een klein
netwerk en een sterke werkalliantie vroegen sneller professionele hulp. Bij ouders met
een groot netwerk speelde de alliantie nauwelijks een rol.
• Geen significante interactie tussen werkalliantie en opvoedingsstress.
• Bij gedragsmatige hulpvraag (real-life) werden geen significante effecten gevonden,
waarschijnlijk door de uiteenlopende aard van de situaties.
Discussie
Ouders met LVB wachten langer met het zoeken van professionele hulp dan met het
inschakelen van hun informele netwerk. Dit is niet altijd negatief: ouders met veel informele
steun hebben minder noodzaak om professionals te benaderen. De kwaliteit van de
werkalliantie blijkt vooral belangrijk voor ouders met weinig sociale steun; bij hen verlaagt
een vertrouwensband met de hulpverlener de drempel om hulp te zoeken.
Hoge opvoedingsstress vergroot de bereidheid om hulp te vragen – stress fungeert als een
motivator voor verandering.
De bevindingen benadrukken dat terughoudendheid in hulp zoeken bij ouders met LVB niet
automatisch een teken is van risicovol gedrag, maar kan voortkomen uit beschermende
factoren zoals voldoende informele steun. De werkalliantie speelt vooral een rol bij
kwetsbare ouders met weinig sociale hulpbronnen.
Beperkingen
Door het cross-sectionele design kunnen geen causale conclusies worden getrokken. De
omgekeerde richting is mogelijk: ouders die sneller hulp zoeken, ervaren daardoor een
betere alliantie. Verder kunnen zelfrapportage en variatie in real-life situaties de resultaten
beïnvloeden.
3
, Implicaties voor praktijk
Professionals moeten terughoudendheid in hulp zoeken niet direct interpreteren als
risicovol, maar nagaan welke factoren hieraan bijdragen. Proactief investeren in een
vertrouwensband is vooral essentieel bij ouders met kleine netwerken. De kwaliteit van de
werkalliantie kan een beschermende factor zijn in het voorkomen van escalatie en
kindermishandeling.
Conclusie
De bereidheid van ouders met LVB om professionele opvoedondersteuning te zoeken hangt
sterk samen met hun sociale context. Een sterke werkalliantie bevordert hulpzoekgedrag bij
ouders met weinig informele steun, terwijl stress een katalyserende rol speelt.
Relatiegerichte, proactieve ondersteuning is cruciaal om deze kwetsbare groep effectief te
bereiken.
Kerninzichten
Centrale thema’s: Mechanismen:
• Ouders met LVB (IQ ≤ 85) lopen • Meer opvoedingsstress → grotere
verhoogd risico op bereidheid om hulp te zoeken (stress
opvoedingsproblemen en motiveert).
kindermishandeling.
• Kleine informele netwerken →
• Hulpzoekgedrag is beïnvloed door afhankelijker van de werkalliantie; bij
zowel individuele (stress, adaptief sterke alliantie kortere wachttijd tot
functioneren) als contextuele factoren hulpvraag.
(alliantie, netwerk).
• Grote netwerken → terughoudendheid
Belangrijkste theoretische is niet per se negatief; vaak voldoende
concepten: steun buiten professionals.
• Help-seeking theory (Cohen, 1999): Toepassing in orthopedagogiek:
hulp wordt gezocht wanneer de
• Vermijd pathologisering van
ervaren nood groter is dan de eigen
terughoudendheid; beoordeel context
capaciteiten.
en steunstructuren.
• Parenting stress (Deater-Deckard,
• Werkalliantie als beschermende factor
1998): discrepantie tussen
bij kwetsbare ouders met beperkte
opvoedingsvraag en ouderlijke
netwerken.
competentie.
• Proactieve, relationele hulpverlening
• Working alliance (Bordin, 1979):
essentieel om risico’s op verwaarlozing
band, taak- en doelovereenstemming
te verkleinen.
tussen ouder en professional.
➢ Belangrijk: Weet dat hulpzoekgedrag niet enkel persoonlijk bepaald is, maar
voortkomt uit de interactie tussen stress, netwerk en alliantie. De werkalliantie is dus
geen “luxe”, maar een noodzakelijke voorwaarde bij ouders met LVB om effectief
hulpgedrag op gang te brengen.
4