OP1.1 MBRT
Samenvatting Radiotherapie
College 1
Radiotherapie is het behandelen van mensen met ioniserende straling waarbij
weefsel/DNA wordt beschadigd. De celdeling wordt gestopt waardoor de tumor niet
meer verder groeit.
3 soorten behandelingen
- Uitwendige behandeling (teletherapie); straling wordt op afstand opgewekt
gaat door de patiënt heen.
- Inwendige bestraling (brachytherapie); via een buisje radioactieve bron
inbrengen.
- IORT (intra operatieve bestraling); op afstand wordt straling opgewekt, wordt
toegepast terwijl er geopereerd wordt.
Het is belangrijk om te weten of je toewerkt naar genezing (curatief) of pijnbestrijding
(palliatief).
Er wordt gebruik gemaakt van de TNM-classificatie.
Route RT-afdeling
1. Intake met radiotherapeut; patiënt wordt geïnformeerd, bespreken van klachten,
etc.
2. Moulage (indien nodig); hulpmiddelen voor bestraling, masker, zodat patiënt in
dezelfde houding blijft liggen en voor hulplijnen van de bestraling.
3. CT-scan; bepalen van behandeling met markeringspunten om te positioneren.
4. Planning; uitrekenen dosis en hoelang in tumorgebied, gezonde weefsels en
kritieke organen.
5. Bestraling; curatief is vaak 25-30 keer komen, palliatief minder vaak door
klachten.
6. Folluw up; patiënt blijven volgen, bijwerkingen, nieuwe tumor.
College 2
Straling afgeven in het doelgebied.
- Beschadigen van de tumor.
- Sparen van het omliggende weefsel.
Ioniserende straling: straling die voldoende energetisch is om een elektron uit de
buitenste schil van een atoom weg te slaan (MV).
DNA-schade
- Indirect; vrijgemaakte elektronen vormen radicalen.
- Direct; vrijgemaakt elektronen.
PDD = procentuele diepte dosis (langs de centrale as).
- Dmax = 100% (hoogste dosis net onder de huid).
, OP1.1 MBRT
- Intensiteit van de bundel verandert in het lichaam van de patiënt door absorptie.
- Voor Dmax eerste paar mm geen dosis daarna Dmax daarna interactie in
het lichaam (elektronenevenwicht moet bereikt worden).
- Elektronen komen niet diep in het lichaam, MV verder van MeV.
- Hoe hoger de energie, hoe dieper het dosis maximum.
- Een foton geeft niet meteen al zijn energie af, maar door ionisatie, eerst aan
elektronen, schieten terug naar schil en straling komt vrij, daarom ligt Dmax niet
direct op de huid.
dosis∈ punt p
Formule: PDD(d,r,f) = ∗100
dosis∈Dmax
Invloeden op de PDD
- Energie van de straling (energie omhoog, Dmax omhoog).
- Diepte meetpunt
- Veldgrootte (omhoog, PDD omhoog).
- Veldvorm
- FHA (kwadratenwet)
- Filter
- Weefsel (dikte en densiteit).
Fotonenbotsing verschillend per medium.
o VB: lucht minder absorptie, minder botsingen, opnieuw
elektronenevenwicht bereiken.
kV gaat vooral breed, MV gaat vooral diep.
o Hogere energie voorwaartse en schuinvoorwaartse strooiing.
o Lagere energie zijwaartse en terugstrooiing (backscatter).
Diepte van invloed op elektronenevenwicht en absorptie.
Grootste bestralingsveld = 40 x 40 cm. De grootte van het veld wordt eigenlijk altijd
aangepast, want anders wordt er teveel bestraald.
Isocentrum = vast punt in de ruimte.
FIA = (altijd) 100 cm
FIA = focus isocentrum afstand
FHA = SSD = focus huidafstand
ITA = isocentrum tafelafstand
Samenvatting Radiotherapie
College 1
Radiotherapie is het behandelen van mensen met ioniserende straling waarbij
weefsel/DNA wordt beschadigd. De celdeling wordt gestopt waardoor de tumor niet
meer verder groeit.
3 soorten behandelingen
- Uitwendige behandeling (teletherapie); straling wordt op afstand opgewekt
gaat door de patiënt heen.
- Inwendige bestraling (brachytherapie); via een buisje radioactieve bron
inbrengen.
- IORT (intra operatieve bestraling); op afstand wordt straling opgewekt, wordt
toegepast terwijl er geopereerd wordt.
Het is belangrijk om te weten of je toewerkt naar genezing (curatief) of pijnbestrijding
(palliatief).
Er wordt gebruik gemaakt van de TNM-classificatie.
Route RT-afdeling
1. Intake met radiotherapeut; patiënt wordt geïnformeerd, bespreken van klachten,
etc.
2. Moulage (indien nodig); hulpmiddelen voor bestraling, masker, zodat patiënt in
dezelfde houding blijft liggen en voor hulplijnen van de bestraling.
3. CT-scan; bepalen van behandeling met markeringspunten om te positioneren.
4. Planning; uitrekenen dosis en hoelang in tumorgebied, gezonde weefsels en
kritieke organen.
5. Bestraling; curatief is vaak 25-30 keer komen, palliatief minder vaak door
klachten.
6. Folluw up; patiënt blijven volgen, bijwerkingen, nieuwe tumor.
College 2
Straling afgeven in het doelgebied.
- Beschadigen van de tumor.
- Sparen van het omliggende weefsel.
Ioniserende straling: straling die voldoende energetisch is om een elektron uit de
buitenste schil van een atoom weg te slaan (MV).
DNA-schade
- Indirect; vrijgemaakte elektronen vormen radicalen.
- Direct; vrijgemaakt elektronen.
PDD = procentuele diepte dosis (langs de centrale as).
- Dmax = 100% (hoogste dosis net onder de huid).
, OP1.1 MBRT
- Intensiteit van de bundel verandert in het lichaam van de patiënt door absorptie.
- Voor Dmax eerste paar mm geen dosis daarna Dmax daarna interactie in
het lichaam (elektronenevenwicht moet bereikt worden).
- Elektronen komen niet diep in het lichaam, MV verder van MeV.
- Hoe hoger de energie, hoe dieper het dosis maximum.
- Een foton geeft niet meteen al zijn energie af, maar door ionisatie, eerst aan
elektronen, schieten terug naar schil en straling komt vrij, daarom ligt Dmax niet
direct op de huid.
dosis∈ punt p
Formule: PDD(d,r,f) = ∗100
dosis∈Dmax
Invloeden op de PDD
- Energie van de straling (energie omhoog, Dmax omhoog).
- Diepte meetpunt
- Veldgrootte (omhoog, PDD omhoog).
- Veldvorm
- FHA (kwadratenwet)
- Filter
- Weefsel (dikte en densiteit).
Fotonenbotsing verschillend per medium.
o VB: lucht minder absorptie, minder botsingen, opnieuw
elektronenevenwicht bereiken.
kV gaat vooral breed, MV gaat vooral diep.
o Hogere energie voorwaartse en schuinvoorwaartse strooiing.
o Lagere energie zijwaartse en terugstrooiing (backscatter).
Diepte van invloed op elektronenevenwicht en absorptie.
Grootste bestralingsveld = 40 x 40 cm. De grootte van het veld wordt eigenlijk altijd
aangepast, want anders wordt er teveel bestraald.
Isocentrum = vast punt in de ruimte.
FIA = (altijd) 100 cm
FIA = focus isocentrum afstand
FHA = SSD = focus huidafstand
ITA = isocentrum tafelafstand