Kritische beroepssituatie
Kritische Beroepssituatie 1
‘Zelfzorgtekort bij dhr. R.’
Naam student:
Studentnummer:
Klas: IVG-24-OVK-442
Stage: HBO-Verpleegkunde, leerjaar 4, stage 4.2
Cursuscode: OVK4AASS01
Regiedocent:
Instellingsdocent:
Datum: 17-4-2025
Stage-instelling: Franciscus Vlietland, te Schiedam
Stage-afdeling: Oncologiecentrum
Werkbegeleiders:
Praktijkopleider:
Yaren Karakurt, 1029552
, Kritische beroepssituatie
Situatie
Op 17 april had ik een ochtenddienst samen met begeleider E. en een andere student. Hierbij
hadden we de zorg verdeeld waarbij de andere student de zorg nam voor drie patiënten op kamer
5 en ik de zorg nam over kamer 6, 7 en 8. Hierbij richt ik mij vooral op kamer 6 dhr. R. (67 jaar),
opgenomen voor een bloedtransfusie en herpes zoster in het linker oog waarbij er een hoog risico
is op myeloom plastisch syndroom. Dhr. R. heeft MDS met hierbij hoog risico op acute leukemie.
Ook heeft hij anemie, trombopenie, osteoporose en een urineweginfectie. Er is er al door andere
collega’s geconstateerd dat dhr. R. aangeeft dat hij zichzelf gaat wassen en dit vervolgens niet
doet. Hier is gister een gesprek met dhr. R. over gevoerd, er besproken hoe hij dit voor zich zou
zien in de thuissituatie. Dhr. R. is vaak moe waardoor het niet lukt om zichzelf te wassen, ook is
huishoudelijke hulp erg zwaar voor hem en zou hij dit niet helemaal alleen kunnen. Hij geeft aan
wel open te staan voor eventuele begeleiding en thuiszorg, hierbij past de NANDA-diagnose
‘zelfzorgtekort’.
Taak
Met de focus op dhr. R. terwijl ik de zorg over drie hoog-complexe patiënten coördineerde heb ik
op basis van het verpleegkundig proces klinisch geredeneerd, geïndiceerd, verpleegkundige
diagnoses opgesteld en EBP-onderbouwde interventies ingezet (C1, C3, C10). Ik heb middels een
persoonsgericht gesprek een vertrouwensrelatie opgebouwd met hierbij de patiëntveiligheid als
centrale kern (C4, C5, C13). Werkbegeleider E. bood mij hier ondersteuning en feedback, waarbij ik
regelmatig terugkoppelingen gaf. Ik reflecteer constant op mijn handelingen en handel dan ook
vanuit mijn bevoegd- en bekwaamheid (C9).
Actie
Ik ben de dienst begonnen met het inlezen van de drie patiënten, hierbij noteer ik alle belangrijke
dingen zoals bij dhr. R. dat zijn nazorg nog goed geïnventariseerd en eventueel aangevraagd moet
worden, hij een venflon heeft waarover hij cefuroxim krijgt om 14:00u en er Acyclovir oogdruppels
moeten worden voorgeschreven voor zijn oog. Ik zag dat dhr. R. zijn voorlopig ontslagdatum voor
morgen stond, dit vond ik niet realistisch doordat dhr. R. nog koorts heeft en de uitslag van zijn
bloedkweken nog niet bekend zijn (C1, C13). Doordat dhr. R. MDS heeft betekent dit dat hij een
tekort heeft aan normale witte bloedcellen, dit houdt in dat hij vatbaarder is voor infecties
(National Cancer Institute, z.d.). Koorts is dan ook een reactie van het lichaam op een infectie en
maakt deel uit van het immuunrespons (Mayo Clinic, z.d.). Door dhr. R. naar huis te sturen met
een hoog risico op infectie zonder hem te behandelen kan de infectie zich verder ontwikkelen en
uitbreiden tot een sepsis (UMCG, z.d.) Dit noteer ik dan ook om later te overleggen met de arts
(C6, C12). Verder let ik op de behandelcodes, opnamereden, beleid, defecatiepatroon, eet- en
drinkpatroon, recente metingen en medicatie om passende zorg te kunnen bieden en
veranderingen vroegtijdig te signaleren (C3). Na het inlezen bespraken mijn werkbegeleider, de
andere student en ik de patiënten over wie we zorg zouden dragen vandaag. Ik heb mijn patiënten
volgens de SBARR-methode overgedragen, doordat dit een gestructureerde, doelgerichte en
heldere manier is om informatie over te brengen leidt het tot betere communicatie en kan het
dienen als ondersteuning bij het klinisch redeneren (Farzaneh et al., 2023) (C1, C4). Ook is er een
to-do list gemaakt waarbij ik benoem welke taken er uitgevoerd moeten worden. Hiermee
organiseer ik de zorg effectief en efficiënt. Ik vertel dat ik graag de zorg wil coördineren en
indiceren met als focus dhr. R., vooral omdat er gister uit de rapportages is gebleken dat hij een
gesprek heeft gehad met mijn collega over het wassen van zichzelf en eventuele thuiszorg die
hierbij komt kijken (C1, C3, C12). Doordat dhr. R. recentelijk nog koorts heeft gehad wat kan
duiden op een infectie en ik met vitale functies verslechtering kan opsporen kies ik ervoor om
eerst bij dhr. R. de kamer op te gaan (Van Rossum et al., 2023). Ik zet medicatie van tevoren uit en
neem deze tegelijkertijd met zijn ontbijt mee naar binnen (C1, C12). Hierbij stel ik mijzelf voor om
een vertrouwensband op te bouwen en vroeg ik hoe dhr. R. had geslapen en een praatje te
maken. Door een vertrouwensband op te bouwen deelt de patiënt meer informatie en stelt meer
vragen wat kan zorgen voor nieuwe inzichten en uiteindelijk kan resulteren in het verbeteren van
Yaren Karakurt, 1029552
Kritische Beroepssituatie 1
‘Zelfzorgtekort bij dhr. R.’
Naam student:
Studentnummer:
Klas: IVG-24-OVK-442
Stage: HBO-Verpleegkunde, leerjaar 4, stage 4.2
Cursuscode: OVK4AASS01
Regiedocent:
Instellingsdocent:
Datum: 17-4-2025
Stage-instelling: Franciscus Vlietland, te Schiedam
Stage-afdeling: Oncologiecentrum
Werkbegeleiders:
Praktijkopleider:
Yaren Karakurt, 1029552
, Kritische beroepssituatie
Situatie
Op 17 april had ik een ochtenddienst samen met begeleider E. en een andere student. Hierbij
hadden we de zorg verdeeld waarbij de andere student de zorg nam voor drie patiënten op kamer
5 en ik de zorg nam over kamer 6, 7 en 8. Hierbij richt ik mij vooral op kamer 6 dhr. R. (67 jaar),
opgenomen voor een bloedtransfusie en herpes zoster in het linker oog waarbij er een hoog risico
is op myeloom plastisch syndroom. Dhr. R. heeft MDS met hierbij hoog risico op acute leukemie.
Ook heeft hij anemie, trombopenie, osteoporose en een urineweginfectie. Er is er al door andere
collega’s geconstateerd dat dhr. R. aangeeft dat hij zichzelf gaat wassen en dit vervolgens niet
doet. Hier is gister een gesprek met dhr. R. over gevoerd, er besproken hoe hij dit voor zich zou
zien in de thuissituatie. Dhr. R. is vaak moe waardoor het niet lukt om zichzelf te wassen, ook is
huishoudelijke hulp erg zwaar voor hem en zou hij dit niet helemaal alleen kunnen. Hij geeft aan
wel open te staan voor eventuele begeleiding en thuiszorg, hierbij past de NANDA-diagnose
‘zelfzorgtekort’.
Taak
Met de focus op dhr. R. terwijl ik de zorg over drie hoog-complexe patiënten coördineerde heb ik
op basis van het verpleegkundig proces klinisch geredeneerd, geïndiceerd, verpleegkundige
diagnoses opgesteld en EBP-onderbouwde interventies ingezet (C1, C3, C10). Ik heb middels een
persoonsgericht gesprek een vertrouwensrelatie opgebouwd met hierbij de patiëntveiligheid als
centrale kern (C4, C5, C13). Werkbegeleider E. bood mij hier ondersteuning en feedback, waarbij ik
regelmatig terugkoppelingen gaf. Ik reflecteer constant op mijn handelingen en handel dan ook
vanuit mijn bevoegd- en bekwaamheid (C9).
Actie
Ik ben de dienst begonnen met het inlezen van de drie patiënten, hierbij noteer ik alle belangrijke
dingen zoals bij dhr. R. dat zijn nazorg nog goed geïnventariseerd en eventueel aangevraagd moet
worden, hij een venflon heeft waarover hij cefuroxim krijgt om 14:00u en er Acyclovir oogdruppels
moeten worden voorgeschreven voor zijn oog. Ik zag dat dhr. R. zijn voorlopig ontslagdatum voor
morgen stond, dit vond ik niet realistisch doordat dhr. R. nog koorts heeft en de uitslag van zijn
bloedkweken nog niet bekend zijn (C1, C13). Doordat dhr. R. MDS heeft betekent dit dat hij een
tekort heeft aan normale witte bloedcellen, dit houdt in dat hij vatbaarder is voor infecties
(National Cancer Institute, z.d.). Koorts is dan ook een reactie van het lichaam op een infectie en
maakt deel uit van het immuunrespons (Mayo Clinic, z.d.). Door dhr. R. naar huis te sturen met
een hoog risico op infectie zonder hem te behandelen kan de infectie zich verder ontwikkelen en
uitbreiden tot een sepsis (UMCG, z.d.) Dit noteer ik dan ook om later te overleggen met de arts
(C6, C12). Verder let ik op de behandelcodes, opnamereden, beleid, defecatiepatroon, eet- en
drinkpatroon, recente metingen en medicatie om passende zorg te kunnen bieden en
veranderingen vroegtijdig te signaleren (C3). Na het inlezen bespraken mijn werkbegeleider, de
andere student en ik de patiënten over wie we zorg zouden dragen vandaag. Ik heb mijn patiënten
volgens de SBARR-methode overgedragen, doordat dit een gestructureerde, doelgerichte en
heldere manier is om informatie over te brengen leidt het tot betere communicatie en kan het
dienen als ondersteuning bij het klinisch redeneren (Farzaneh et al., 2023) (C1, C4). Ook is er een
to-do list gemaakt waarbij ik benoem welke taken er uitgevoerd moeten worden. Hiermee
organiseer ik de zorg effectief en efficiënt. Ik vertel dat ik graag de zorg wil coördineren en
indiceren met als focus dhr. R., vooral omdat er gister uit de rapportages is gebleken dat hij een
gesprek heeft gehad met mijn collega over het wassen van zichzelf en eventuele thuiszorg die
hierbij komt kijken (C1, C3, C12). Doordat dhr. R. recentelijk nog koorts heeft gehad wat kan
duiden op een infectie en ik met vitale functies verslechtering kan opsporen kies ik ervoor om
eerst bij dhr. R. de kamer op te gaan (Van Rossum et al., 2023). Ik zet medicatie van tevoren uit en
neem deze tegelijkertijd met zijn ontbijt mee naar binnen (C1, C12). Hierbij stel ik mijzelf voor om
een vertrouwensband op te bouwen en vroeg ik hoe dhr. R. had geslapen en een praatje te
maken. Door een vertrouwensband op te bouwen deelt de patiënt meer informatie en stelt meer
vragen wat kan zorgen voor nieuwe inzichten en uiteindelijk kan resulteren in het verbeteren van
Yaren Karakurt, 1029552