Lesweek 1 en 2: Rechtvaardigheid, Conflict en
Emancipatie
Emancipatie
Legt uit wat emancipatie betekent en hoe het werkt in de samenleving.
Emancipatie = proces waarin een groep vanuit een onrechtvaardige positie
streeft naar gelijkwaardigheid en gelijke behandeling
Drijfveer: gevoelens van onrecht, onvrede, onzekerheid of angst in dit proces in
gang.
Emancipatiebeweging: een sociale beweging die zich inzet om de positie van
een achtergestelde groep te verbeteren, omdat hun uitgangssituatie als ongelijk
of onrechtvaardig wordt ervaren.
Geschiedenis van het denken over rechtvaardigheid
Legt uit hoe het idee van rechtvaardigheid zich door de tijd heen heeft
ontwikkeld. Het laat zien dat rechtvaardigheid altijd te maken heeft met de
verdeling van rechten en plichten, maar dat de maatstaf voor die verdeling in
elke periode anders werd ingevuld.
Uitleg per periode:
1. Oudheid (Aristoteles) – Talent als maatstaf
Ongelijk behandelen van ongelijken is rechtvaardig.
Iedereen krijgt wat hem/haar toekomt op basis van talent → talent
brengt ook plichten mee.
2. Feodale tijdperk – Standenmaatschappij
Rechtvaardigheid = behandeld worden naar je stand (adel,
geestelijkheid, burgerij, horigen).
Erfrecht bepaalt positie; “dat wat is, is rechtvaardig.”
3. Franse Revolutie – Gelijkheidsbeginsel
Iedereen moet gelijk zijn.
Rechtvaardigheid = samenleving waarin iedereen gelijk is.
4. Liberalisme – Dubbel rechtvaardigheidsbegrip
Iedereen formeel gelijk voor de wet.
In economie: verdienste is maatstaf (wat je verdient = rechtvaardig).
5. Socialisme & Communisme – Behoeftecriterium
, Kritiek op verdienste: ongelijke startposities.
Iedereen moet krijgen naar behoefte (bv. extra steun voor een blind
kind).
In ruil: plicht om naar vermogen te presteren.
6. Hedendaagse invulling
Van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving.
Rechtvaardigheid = mix van beginselen: historische rechten, formele
gelijkheid, verdienste, behoefte, capaciteit.
Kortste versie: rechtvaardigheid = steeds anders ingevuld: van talent → stand
→ gelijkheid → verdienste → behoefte → combinatie.
Achterstelling en marginalisering
Legt uit hoe rechtvaardigheidsbeginselen in de praktijk ongelijk kunnen uitpakken
en zo bepaalde groepen structureel benadelen.
Wanneer rechtvaardigheidsbeginselen structureel in het nadeel uitvallen van een
groep → ontstaat achterstelling en soms uitsluiting.
Verworven rechten: bevoordelen bezitters, benadelen bezitslozen.
Formele gelijkheid: gelijkheid op papier, maar discriminatie →
ongelijkheid.
Verdienste: ongeschoolden benadeeld, geschoolden bevoordeeld.
Behoefte: extra voorzieningen nodig om achterstand te compenseren.
Capaciteit: nadruk op plicht om naar vermogen te presteren.
Kortste versie: rechtvaardigheidsbeginselen kunnen ongelijk uitpakken en zo
groepen structureel achterstellen.
Minoriteiten en dominanten
Legt uit hoe de machtsverhoudingen in de samenleving werken tussen groepen
die weinig invloed hebben en groepen die de toon zetten.
Uitleg
Minoriteiten = achtergestelde groepen zonder invloed.
Dominanten = bevoorrechte groepen die de ideologie bepalen.
Vicieuze cirkel: gebrek aan invloed houdt achterstelling in stand.
Beperkt bewustzijn: minoriteiten nemen dominante normen over en zien
ongelijkheid niet als machtsongelijkheid.