Opbouw aarde
Korst → vast Zit in het lithosfeer
Mantel → Buiten → plastisch Zit in het asthenosfeer
→ Binnen → Vast
Kern → buiten → Vloeibaar
→ binnen → Vast
Tot halverwege de negentiende eeuw ging men ervan uit dat de continenten en de oceanen
op vaste plaatsen op de aarde lagen. Vanaf de zeventiende eeuw ontstaat het vermoeden
dat de continenten ooit aan elkaar hebben gezeten en door aardbevingen van elkaar waren
gebroken. Een verklaring hiervoor had men niet, want men ging uit van de catastrofetheorie.
Volgens deze theorie komen ingrijpende veranderingen van het aardoppervlak plotseling tot
stand.
Catastrofe of niet?
Later begrijpt men dat de aarde veel langer bestaat en dat veranderingen geleidelijk zijn
gegaan. De catastrofetheorie wordt vervangen door het principe van actualisme. Dit stelt dat
geologische krachten en processen nu hetzelfde zijn als vroeger. ‘Het heden is de sleutel tot
het verleden.’
Alfred Wegener
Alfred Wegener vond in 1912 bewijzen dat de continenten aan elkaar vast zaten. Hij zag
overeenkomsten tussen fossielen in uiteenlopende delen van de wereld. Hij vond sporen
van gelijktijdige vergletsjering in Australië, Zuid-Afrika, India en Zuid-Amerika. Hij merkte ook
op dat rotsen op verschillende continenten op elkaar aansloten.
Volgens Wegener bestaan continenten uit licht gesteente en drijven zij op iets dat min of
meer vloeibaar is. Hij bedacht dat alle continenten ooit samen één oercontinent vormden,
dat hij Pangea noemde. Zijn theorie staat bekend als de theorie van de
continentverschuiving of ‘continental drift’. De meeste geologen vonden de theorie
bespottelijk, omdat niemand er bewijzen voor kon vinden.
Bewijzen
In de jaren zestig van de twintigste eeuw werd door dieptemetingen in de oceanen
vastgesteld dat de oceaanbodem niet vlak is, maar bestaat uit ravijnen, greppels en spleten.
Dwars door alle oceanen loopt een bergketen die een totale lengte heeft van ongeveer
19.000 kilometer. Hier en daar steken de bergtoppen boven het water uit, bijvoorbeeld de
Azoren. Door het midden van deze Atlantische bergketen loopt een kloof. De aardkorst
onder de oceanen is vrij jong, maar wordt ouder als je van de Midden-Atlantische Rug naar
het oosten of westen gaat. Conclusie: aan beide kanten van de rug werd nieuwe
oceaankorst gevormd. Deze werd vervolgens weer opzij gedrukt om plaats te maken voor
nieuwe korst.
● Het bewijs vindt men in het paleomagnetisme, het aardmagnetisme uit het verre verleden.
In de loop van de geologische geschiedenis verandert het aardmagnetisch veld. De enige
verklaring kan zijn dat de continenten van positie zijn veranderd ten opzichte van de polen.
● De oceanische korst groeit vanuit het midden aan en de oceaan wordt naar twee kanten
toe steeds breder. In het midden is de bodem jong en naarmate je verder van de rug komt,
wordt deze ouder.
■ In de jaren tachtig lieten satellietmetingen zien dat continenten zich echt verplaatsen.
► Nu verklaren we de verschuiving zo: de oceaanbodem beweegt horizontaal en neemt
daarbij de continenten mee.
Korst → vast Zit in het lithosfeer
Mantel → Buiten → plastisch Zit in het asthenosfeer
→ Binnen → Vast
Kern → buiten → Vloeibaar
→ binnen → Vast
Tot halverwege de negentiende eeuw ging men ervan uit dat de continenten en de oceanen
op vaste plaatsen op de aarde lagen. Vanaf de zeventiende eeuw ontstaat het vermoeden
dat de continenten ooit aan elkaar hebben gezeten en door aardbevingen van elkaar waren
gebroken. Een verklaring hiervoor had men niet, want men ging uit van de catastrofetheorie.
Volgens deze theorie komen ingrijpende veranderingen van het aardoppervlak plotseling tot
stand.
Catastrofe of niet?
Later begrijpt men dat de aarde veel langer bestaat en dat veranderingen geleidelijk zijn
gegaan. De catastrofetheorie wordt vervangen door het principe van actualisme. Dit stelt dat
geologische krachten en processen nu hetzelfde zijn als vroeger. ‘Het heden is de sleutel tot
het verleden.’
Alfred Wegener
Alfred Wegener vond in 1912 bewijzen dat de continenten aan elkaar vast zaten. Hij zag
overeenkomsten tussen fossielen in uiteenlopende delen van de wereld. Hij vond sporen
van gelijktijdige vergletsjering in Australië, Zuid-Afrika, India en Zuid-Amerika. Hij merkte ook
op dat rotsen op verschillende continenten op elkaar aansloten.
Volgens Wegener bestaan continenten uit licht gesteente en drijven zij op iets dat min of
meer vloeibaar is. Hij bedacht dat alle continenten ooit samen één oercontinent vormden,
dat hij Pangea noemde. Zijn theorie staat bekend als de theorie van de
continentverschuiving of ‘continental drift’. De meeste geologen vonden de theorie
bespottelijk, omdat niemand er bewijzen voor kon vinden.
Bewijzen
In de jaren zestig van de twintigste eeuw werd door dieptemetingen in de oceanen
vastgesteld dat de oceaanbodem niet vlak is, maar bestaat uit ravijnen, greppels en spleten.
Dwars door alle oceanen loopt een bergketen die een totale lengte heeft van ongeveer
19.000 kilometer. Hier en daar steken de bergtoppen boven het water uit, bijvoorbeeld de
Azoren. Door het midden van deze Atlantische bergketen loopt een kloof. De aardkorst
onder de oceanen is vrij jong, maar wordt ouder als je van de Midden-Atlantische Rug naar
het oosten of westen gaat. Conclusie: aan beide kanten van de rug werd nieuwe
oceaankorst gevormd. Deze werd vervolgens weer opzij gedrukt om plaats te maken voor
nieuwe korst.
● Het bewijs vindt men in het paleomagnetisme, het aardmagnetisme uit het verre verleden.
In de loop van de geologische geschiedenis verandert het aardmagnetisch veld. De enige
verklaring kan zijn dat de continenten van positie zijn veranderd ten opzichte van de polen.
● De oceanische korst groeit vanuit het midden aan en de oceaan wordt naar twee kanten
toe steeds breder. In het midden is de bodem jong en naarmate je verder van de rug komt,
wordt deze ouder.
■ In de jaren tachtig lieten satellietmetingen zien dat continenten zich echt verplaatsen.
► Nu verklaren we de verschuiving zo: de oceaanbodem beweegt horizontaal en neemt
daarbij de continenten mee.