Samengevat:
- Hoofdstuk 1: Ons spellingsysteem
- Hoofdstuk 2: Het spellingproces
- Hoofdstuk 4: Doelstellingen en leerstofordening
- Hoofdstuk 5: Instructie
- Hoofdstuk 6: Werkvormen en hulpmiddelen
- Hoofdstuk 7: Toetsing en evaluatie
- Hoofdstuk 9: Methoden en leergangen
- Hoofdstuk 10: De werkwoordspelling
Hoofdstuk 1: Ons spellingsysteem
1.1 Ons schriftsysteem en leren spellen
- Pictografisch schriftsysteem. Woorden weergeven door middel van tekeningen en
afbeeldingen.
Voordeel: ingewikkelde boodschap op een eenvoudige manier weergeven. Voor
iedereen te begrijpen.
Nadeel: niet geschikt voor het uitbeelden van abstracte zaken.
- Logografisch schriftsysteem. Elk plaatje staat voor een woord net als bij het Chinees.
- Alfabetisch schriftsysteem. Spraakklanken worden weergeven door tekens.
o Foneem: een spraakklank die betekenisverschil tussen klankgroepen
veroorzaakt. Beer: i Klank
o Grafeem: een letter of lettercombinatie. Beer: ee Teken.
Nadeel:
o het is lastig om fonemen te herkennen.
o Ook heeft ons alfabet niet genoeg tekens om elk foneem weer te geven. We
moeten letters combineren om fonemen te kunnen weergeven.
o De koppeling tussen de fonemen en de grafemen is niet eenduidig. Voor een
foneem zijn meerdere grafemen te gebruiken.
Voordeel:
Veel minder tekens om te leren dan bij een logografisch schriftsysteem.
1.2 Hoofdregels van de Nederlandse spelling
Het fonologisch principe: elk foneem wordt weergeven door een apart grafeem. Dit zijn
klankzuivere woorden. Dit is de basis van het Nederlands.
Het morfologisch principe: Als je bij de spelling niet uitgaat van de klank, maar van de vorm
van woorden. Dit gaat om afspraken die gemaakt zijn.
Morfemen: betekenis dragende elementen: on-wijs
Vrije morfeem: als morfemen ook als woord kunnen voorkomen.
Gebonden morfeem: als morfemen niet als woord kunnen voorkomen. On, ig heid, etc.
Twee regels:
- Regel van de gelijkvormigheid. Je gaat na hoe een bepaald morfeem in andere woorden
klinkt en dat gebruik je.
Beperking tot één morfeem.
- Regel van overeenkomst. Woorden die op dezelfde manier gevormd zijn worden op
dezelfde manier geschreven. Vindt-werkt
Vergelijking met een ander woord met een andere betekenis.
, Het syllabisch principe: syllabe: klankgroep, gedeelte van een woord. Anders dan een
morfeem, omdat het geen betekenis heeft. Loo-pun.
Niet hetzelfde als een lettergreep.
- Verenkelingsregel: als een klankstuk eindigt op een lange klank, dan schrijven we maar 1
letter.
- Verdubbelingsregel: als een klankstuk eindigt op een korte klank, dan wordt de
medeklinker daarna verdubbeld.
Het etymologisch principe: De herkomst is bepalend voor de schrijfwijze. Dit kan van vroeger
zijn of kan uit het buitenland zijn.
1.3 Spellingvereenvoudiging
Alle voor- en tegenargumenten van vereenvoudiging hebben te maken met:
- De leerbaarheid.
- De bruikbaarheid. Voordelen voor de lezer en schrijver. Het aantal homografen neemt
toe (hij = hei +hij) en de expressiemogelijkheden van de taal verminderen.
- De aanvaardbaarheid.
Hoofdstuk 2: Het spellingsproces
2.1 Functie van het woordgeheugen bij het spellen
Elk woord heeft een aantal kenmerkende eigenschappen:
- Fonologische identiteit:
o Akoestische identiteit: hoe een woord klinkt.
o Articulatorische identiteit: hoe je een woord uitspreekt.
- Morfologische identiteit: hoe woorden zijn opgebouwd en hoe je nieuwe woorden kunt
vormen.
- Semantische identiteit: de betekenis van het woord.
Homofonen: woorden met dezelfde uitspraak, maar een andere spelling. Voor de
spelling van deze woorden heb je de betekenis nodig.
- Syntactische identiteit: mogelijkheden van een woord om met andere woorden
gecombineerd te worden. Woorden in een zin kunnen plaatsen. Vind+t omdat het bij hij
hoort.
- Orthografische identiteit: hoe je het woord spelt.
Bij spellingonderwijs moeten alle identiteiten aan bod komen. Hierdoor wordt de schrijfwijze
van een woord beter verankerd in het geheugen.
2.2 Spellingstrategieën
Spellingstrategieën: de manieren die een speller gebruikt om tot de juiste schrijfwijze van een
woord te komen.
- Directe spellingsstrategie: als het spellen geautomatiseerd is. Eindpunt van het
leerproces.
- Indirecte spellingsstrategie: als je bepaalde denkhandelingen toepast bij het spellen van een
woord:
o Fonologische strategie: het woord opsplitsen in klanken en daar de letters bij
schrijft. Je schrijft het woord op gehoor (luisterwoorden).
Elementaire spellinghandeling: klankzuivere woorden. Fonemen horen,
onthouden en bedenken welke grafemen hierbij horen.
Klankclusterstrategie: het gebruiken van klankclusters: groepen waarvoor
we dezelfde lettercombinaties gebruiken (aai, ooi, eeuw, etc.).
o De woordbeeldstrategie: Je doet een beroep op je woordgeheugen. Je moet