Thema 1:
Inleiding in de biologie
B1: Wat kun je met biologie?
Leerdoelen:
- Je kunt beschrijven wat biologie is en uitleggen dat biologie op veel gebieden een
rol speelt (1.1.1)
- Je kunt het verschil tussen levensloop & levenscyclus beschrijven (1.1.2)
- Je kunt organisatieniveaus van biologie benoemen & uitleggen dat op elk hoger
organisatieniveau emergente eigenschappen kunnen ontstaan (1.1.3)
1.1.1
- Biologie: een natuurwetenschap en bestuurt organismen (levende wezens)
- Alle organismen vertonen levensverschijnselen zoals:
- voortplanting,
- groei,
- ontwikkeling,
- stofwisseling (alle chemische reacties in een organisme)
- Een organisme dat geen levensverschijnselen meer vertoont, is dood
- Dingen die nooit in de natuur hebben geleefd zijn levenloos
- Tussen biologie en andere natuurwetenschappen bestaan overgangsgebieden:
- Biochemie
- Biomedische technologie
- Paleontologie
- Biologische begrippen vormen met elkaar de biologische vaktaal
- Context biologie: situatie waar biologie een rol speelt
,1.1.2 - Elk organisme (individu) heeft een (unieke) levensloop: begint direct na het
ontstaan van organisme en eindigt met dood van organisme
- Elke soort heeft een eigen levenscyclus, omdat alle individuen van een soort
tijdens hun levensloop dezelfde fasen/ stadia van ontwikkelingen doorlopen
- Soort: organismen die zich onderling kunnen voortplanten & daarbij vruchtbare
nakomelingen voortbrengen
, 1.1.3
- Biologen bestuderen biologische eenheden op verschillende niveaus:
organisatieniveaus/ biologische eenheden
- Organismen: levende wezens (bv. Planten, schimmels, bacteriën en dieren)
- Molecuul: bouwstoffen van stoffen (bv. DNA)
- Molecuul: kleinste biologische eenheid
- Cel: organismen bestaan uit 1/ meer cellen
- Orgaan: deel van organisme met specifieke bouw & functie
- Populatie: groep individuen van dezelfde soort die in en bepaald gebied leven &
die zich onderling voortplanten (populaties leven altijd met andere populaties)
- Ecosysteem: een min of meer begrensd gebied dat bestaat uit levende & niet-
levende natuur
- Systeem aarde: het geheel aan ecosystemen op aarde
- Emergente eigenschap: als er op een hoger organisatieniveau een nieuwe
eigenschap ontstaat die er op het lagere organisatieniveau niet is
- Interactie: biologische eenheden (organisatieniveaus) reageren op elkaar & op de
invloeden uit hun omgeving
Molecuul
Inleiding in de biologie
B1: Wat kun je met biologie?
Leerdoelen:
- Je kunt beschrijven wat biologie is en uitleggen dat biologie op veel gebieden een
rol speelt (1.1.1)
- Je kunt het verschil tussen levensloop & levenscyclus beschrijven (1.1.2)
- Je kunt organisatieniveaus van biologie benoemen & uitleggen dat op elk hoger
organisatieniveau emergente eigenschappen kunnen ontstaan (1.1.3)
1.1.1
- Biologie: een natuurwetenschap en bestuurt organismen (levende wezens)
- Alle organismen vertonen levensverschijnselen zoals:
- voortplanting,
- groei,
- ontwikkeling,
- stofwisseling (alle chemische reacties in een organisme)
- Een organisme dat geen levensverschijnselen meer vertoont, is dood
- Dingen die nooit in de natuur hebben geleefd zijn levenloos
- Tussen biologie en andere natuurwetenschappen bestaan overgangsgebieden:
- Biochemie
- Biomedische technologie
- Paleontologie
- Biologische begrippen vormen met elkaar de biologische vaktaal
- Context biologie: situatie waar biologie een rol speelt
,1.1.2 - Elk organisme (individu) heeft een (unieke) levensloop: begint direct na het
ontstaan van organisme en eindigt met dood van organisme
- Elke soort heeft een eigen levenscyclus, omdat alle individuen van een soort
tijdens hun levensloop dezelfde fasen/ stadia van ontwikkelingen doorlopen
- Soort: organismen die zich onderling kunnen voortplanten & daarbij vruchtbare
nakomelingen voortbrengen
, 1.1.3
- Biologen bestuderen biologische eenheden op verschillende niveaus:
organisatieniveaus/ biologische eenheden
- Organismen: levende wezens (bv. Planten, schimmels, bacteriën en dieren)
- Molecuul: bouwstoffen van stoffen (bv. DNA)
- Molecuul: kleinste biologische eenheid
- Cel: organismen bestaan uit 1/ meer cellen
- Orgaan: deel van organisme met specifieke bouw & functie
- Populatie: groep individuen van dezelfde soort die in en bepaald gebied leven &
die zich onderling voortplanten (populaties leven altijd met andere populaties)
- Ecosysteem: een min of meer begrensd gebied dat bestaat uit levende & niet-
levende natuur
- Systeem aarde: het geheel aan ecosystemen op aarde
- Emergente eigenschap: als er op een hoger organisatieniveau een nieuwe
eigenschap ontstaat die er op het lagere organisatieniveau niet is
- Interactie: biologische eenheden (organisatieniveaus) reageren op elkaar & op de
invloeden uit hun omgeving
Molecuul