Topic: Organisations in the Media
Thema 1 Organisations and corporate reputation
Centrale vraag
Hoe beïnvloeden organisaties en de media elkaar in het vormgeven van corporate
reputation, en welke rol spelen transparantie, zichtbaarheid, toon in berichtgeving,
en communicatiestrategieën daarbij?
Artikel 1 – Jonkman et al. (2019): Buffering Negative News: Individual-level Effects of
Company Visibility, Tone, and Pre-existing Attitudes on Corporate Reputation
Kernidee:
Gebaseerd op de agenda-setting theory: de media bepalen niet alleen waarover mensen
denken, maar ook hoe ze erover denken. Er wordt onderzocht hoe de zichtbaarheid van
bedrijven en de toon van nieuwsberichten hun reputatie beïnvloeden — en hoe een bestaande
reputatie negatieve effecten kan “bufferen”.
Belangrijkste bevindingen:
Mere exposure effect: hoe vaker een organisatie in het nieuws komt, hoe negatiever
haar reputatie gemiddeld wordt.
Tone effect: de toon van nieuws (positief/negatief) heeft een directe invloed;
negatieve berichtgeving weegt ongeveer drie keer zwaarder dan positieve.
Buffer effect: bedrijven met een sterke bestaande reputatie zijn minder kwetsbaar
voor negatieve berichtgeving.
Causaal bewijs: door koppeling van inhoudsanalyse (5.000+ nieuwsartikelen) met
paneldata (3.270 respondenten).
Conclusie:
Reputatie is deels een mediaconstruct: niet alleen gedrag van organisaties, maar ook hoe dit
in de media wordt weergegeven bepaalt publieke perceptie. Een sterke reputatie werkt als een
“schild” tegen reputatieschade.
Artikel 2 – Coebergh (2011): Voluntary Disclosure of Corporate Strategy: Determinants and
Outcomes
Kernidee:
Organisaties staan onder druk om transparanter te zijn. Deze studie onderzoekt waarom
bedrijven vrijwillig hun strategie communiceren (determinant) en wat het oplevert (uitkomst)
Belangrijkste inzichten:
Determinanten (“Waardoor wordt iets veroorzaakt?”):
o Sector, winstgevendheid, dual listing, en leeftijd van beursnotering
beïnvloeden de kans op vrijwillige strategische communicatie.
o Bedrijfsgrootte of eigenaarsstructuur hebben géén significant effect.
Uitkomsten (“Wat gebeurt er daardoor?”):
o Positieve impact op corporate reputation én liquiditeit van aandelen.
o Geen significant effect op volatiliteit van aandelen.
, Theoretisch kader (“Waarom verwachten we dat die relaties bestaan?”):
o Combinatie van stakeholder theory (legitimiteit en betrokkenheid) en agency
theory (informatie-asymmetrie verkleinen).
o Transparantie is dus een manier om vertrouwen te winnen, mits het zorgvuldig
wordt toegepast.
Stakeholder theory: organisaties willen legitimiteit en vertrouwen opbouwen door
transparant te zijn.
Agency theory: transparantie verkleint informatie-asymmetrie tussen managers (agents) en
aandeelhouders (principals).
Conclusie:
Vrijwillige strategische openheid bevordert reputatie en stakeholdervertrouwen, maar vereist
balans — te veel transparantie kan risico’s opleveren (bijv. concurrentiegevoelige info).
Artikel 3 – Schnackenberg & Tomlinson (2016): Organizational Transparency: A New
Perspective on Managing Trust
Kernidee:
Transparantie is een cruciaal maar vaak vaag begrip. De auteurs definiëren het als
een drieledig construct dat het vertrouwen tussen organisaties en stakeholders versterkt.
Drie dimensies van transparantie:
1. Disclosure: mate waarin informatie publiek wordt gemaakt.
2. Clarity: hoe begrijpelijk en toegankelijk de informatie is.
3. Accuracy: de juistheid en betrouwbaarheid van de informatie.
Drie trustworthiness-dimensies uit het model van Mayer, Davis & Schoorman (1995):
1. Ability (bekwaamheid) – de organisatie kán wat ze belooft.
2. Benevolence (welwillendheid) – de organisatie wíl het goede voor haar stakeholders.
3. Integrity (integriteit) – de organisatie dóet wat juist is.
Effect op vertrouwen:
Transparantie verhoogt de perceptie van betrouwbaarheid (trustworthiness).
Gebrek aan helderheid of nauwkeurigheid kan vertrouwen juist ondermijnen — zelfs
bij openheid.
Conclusie:
Transparantie is niet simpelweg “alles delen”, maar strategisch communiceren: voldoende
informatie, duidelijk en betrouwbaar. Slechte transparantie kan reputatieschade veroorzaken.
Artikel 4 – Zhang & Ha (2023): Comparing the Five Measures of Media Reputation
Attributes
Kernidee:
Gebaseerd op second-level agenda-setting theory: media beïnvloeden niet alleen of een
organisatie belangrijk wordt gevonden, maar ook welke eigenschappen van de organisatie
publiek worden geassocieerd met positieve of negatieve emoties.
Belangrijkste punten:
Media-reputatie = “de totale evaluatie van een organisatie in de media”.
, Er bestaan verschillende meetmodellen (vijf varianten) met uiteenlopende aannames
(lineair vs. inclusief negatieve items).
De toon en salience van attributen (zoals innovatie, leiderschap, governance) bepalen
de perceptie van het publiek.
Nationale kranten en lokale kranten geven sterk verschillende beelden van dezelfde
organisaties.
Voorbeeld vraag voor de 5 meetmethoden: “Wat is het belang van de verschillende
meetmethoden van media reputation volgens Zhang & Ha (2023)?”
Antwoord in het kort: Omdat elke meetmethode andere aannames heeft (over toon,
neutraliteit en weging), leiden ze tot verschillende conclusies over de reputatie van
organisaties in de media. Daarom moeten onderzoekers en organisaties bewust kiezen welke
methode past bij hun doel — zeker bij vergelijking tussen bedrijven of tussen nationale en
lokale media.
Conclusie:
Hoe reputatie wordt gemeten en waar (welk medium) is cruciaal — reputatie in landelijke
media kan sterk afwijken van lokale berichtgeving. Managers moeten dus mediabeelden op
meerdere niveaus volgen.
Hoorcollege 1 – Piet Hein Coebergh (UvA, 2025): Organizations and Corporate Reputation
Belangrijkste concepten uit het college:
Reputatie = collectieve perceptie van betrouwbaarheid, prestaties en integriteit.
De media fungeren als tussenpersoon tussen organisatie en publiek.
Shein-case: fast fashion merk met reputatieproblemen (arbeidsomstandigheden,
duurzaamheid). Studenten moeten mediaberichtgeving analyseren en toepassen op
theorie van bijv. Jonkman et al. (2019).
Testcontext:
Tentamenvraag: pas één artikel toe op een mediacase (zoals Shein).
Focus op hoe media het beeld van een organisatie vormgeven en hoe een bestaande
reputatie dit beeld beïnvloedt of beschermt.
Voorbeeldvragen:
1. Hoe beïnvloedt negatieve berichtgeving de reputatie van Shein volgens Jonkman et al.
(2019)?
→ Negatief nieuws weegt zwaarder dan positief; bestaande reputatie kan schade
beperken.
2. Hoe kan vrijwillige transparantie (Coebergh, 2011) reputatieherstel bevorderen?
→ Door openheid en duidelijke strategie te tonen, vermindert informatie-asymmetrie
en groeit vertrouwen.
Vraag 1 uit hoorcollege = Volgens het artikel van Jonkman, Boukes, Vliegenthart &
Verhoeven (2019), welke uitspraak (of uitspraken) is/zijn juist? Uitspraak 1: Alleen al
blootstelling (mere exposure) van bedrijven in het nieuws heeft een negatief effect op de
bedrijfsreputatie. Uitspraak 2:
De toon van nieuwsinhoud heeft een negatief effect op de bedrijfsreputatie.
A. Uitspraak 1 is juist, uitspraak 2 is onjuist
, Jonkman et al. tonen aan dat alleen al in het nieuws komen reputatieschade kan veroorzaken
(meer zichtbaarheid = meer kans op kritiek). De toon van berichtgeving heeft juist
een positief effect op reputatie: positief nieuws helpt, negatief nieuws schaadt. Negatief
nieuws heeft wel drie keer zoveel impact als positief nieuws (negativity bias).
Meer zichtbaarheid → reputatie daalt
Positieve toon → reputatie stijgt
Vraag 2 uit hoorcollege = Volgens Schnackenberg & Tomlinson (2016) leiden de
“transparantiepercepties” — disclosure, clarity en accuracy — tot bepaalde “percepties van
betrouwbaarheid” (trustworthiness perceptions). Welke van de onderstaande opties
is géén van deze percepties van betrouwbaarheid?
A. Reputatie
B. Welwillendheid (benevolence)
C. Integriteit (integrity)
Volgens het model van Mayer, Davis & Schoorman (1995) bestaat trustworthiness uit drie
dimensies:
1. Bekwaamheid / ability
2. Welwillendheid / benevolence
3. Integriteit / integrity
Transparantie (duidelijkheid, juistheid en openheid) versterkt deze drie percepties.
Reputatie is géén dimensie van betrouwbaarheid — het is eerder het gevolg van vertrouwen.
Transparantie → meer vertrouwen
Vertrouwen = ability + benevolence + integrity
Reputatie komt pas daarna
Zhang & Ha (2023) – Media Reputation Measures
Het concept second-level agenda-setting (cognitieve vs. affectieve dimensie).
- Cognitief: welke attributen van bedrijven benadrukt worden.
- Affectief: welke toon (positief/negatief) eraan wordt gegeven.
Shein case uitgewerkt met potentiële vragen
Korte samenvatting Shein-case (bron: CNBC / Reuters)
Shein, de online fast-fashion retailer, heeft zich aangemeld voor een IPO (beursgang)
in Hongkong in de poging de plannen voor een Londense notering te redden.
De stap naar Hongkong wordt gezien als een manier om de Britse toezichthouder
(FCA) te beïnvloeden en om vervolgstappen in Londen mogelijk te maken via
goedkeuring van de Chinese autoriteiten.
Shein staat al onder intensieve controle: heftige kritiek op milieu,
arbeidsomstandigheden, transparantie over toeleveringsketens, beschuldigingen van
greenwashing, etc.
In de media circuleren zorgen over transparantie, morele kwesties, en
geloofwaardigheid — de reputatie van Shein staat op het spel.
Thema 1 Organisations and corporate reputation
Centrale vraag
Hoe beïnvloeden organisaties en de media elkaar in het vormgeven van corporate
reputation, en welke rol spelen transparantie, zichtbaarheid, toon in berichtgeving,
en communicatiestrategieën daarbij?
Artikel 1 – Jonkman et al. (2019): Buffering Negative News: Individual-level Effects of
Company Visibility, Tone, and Pre-existing Attitudes on Corporate Reputation
Kernidee:
Gebaseerd op de agenda-setting theory: de media bepalen niet alleen waarover mensen
denken, maar ook hoe ze erover denken. Er wordt onderzocht hoe de zichtbaarheid van
bedrijven en de toon van nieuwsberichten hun reputatie beïnvloeden — en hoe een bestaande
reputatie negatieve effecten kan “bufferen”.
Belangrijkste bevindingen:
Mere exposure effect: hoe vaker een organisatie in het nieuws komt, hoe negatiever
haar reputatie gemiddeld wordt.
Tone effect: de toon van nieuws (positief/negatief) heeft een directe invloed;
negatieve berichtgeving weegt ongeveer drie keer zwaarder dan positieve.
Buffer effect: bedrijven met een sterke bestaande reputatie zijn minder kwetsbaar
voor negatieve berichtgeving.
Causaal bewijs: door koppeling van inhoudsanalyse (5.000+ nieuwsartikelen) met
paneldata (3.270 respondenten).
Conclusie:
Reputatie is deels een mediaconstruct: niet alleen gedrag van organisaties, maar ook hoe dit
in de media wordt weergegeven bepaalt publieke perceptie. Een sterke reputatie werkt als een
“schild” tegen reputatieschade.
Artikel 2 – Coebergh (2011): Voluntary Disclosure of Corporate Strategy: Determinants and
Outcomes
Kernidee:
Organisaties staan onder druk om transparanter te zijn. Deze studie onderzoekt waarom
bedrijven vrijwillig hun strategie communiceren (determinant) en wat het oplevert (uitkomst)
Belangrijkste inzichten:
Determinanten (“Waardoor wordt iets veroorzaakt?”):
o Sector, winstgevendheid, dual listing, en leeftijd van beursnotering
beïnvloeden de kans op vrijwillige strategische communicatie.
o Bedrijfsgrootte of eigenaarsstructuur hebben géén significant effect.
Uitkomsten (“Wat gebeurt er daardoor?”):
o Positieve impact op corporate reputation én liquiditeit van aandelen.
o Geen significant effect op volatiliteit van aandelen.
, Theoretisch kader (“Waarom verwachten we dat die relaties bestaan?”):
o Combinatie van stakeholder theory (legitimiteit en betrokkenheid) en agency
theory (informatie-asymmetrie verkleinen).
o Transparantie is dus een manier om vertrouwen te winnen, mits het zorgvuldig
wordt toegepast.
Stakeholder theory: organisaties willen legitimiteit en vertrouwen opbouwen door
transparant te zijn.
Agency theory: transparantie verkleint informatie-asymmetrie tussen managers (agents) en
aandeelhouders (principals).
Conclusie:
Vrijwillige strategische openheid bevordert reputatie en stakeholdervertrouwen, maar vereist
balans — te veel transparantie kan risico’s opleveren (bijv. concurrentiegevoelige info).
Artikel 3 – Schnackenberg & Tomlinson (2016): Organizational Transparency: A New
Perspective on Managing Trust
Kernidee:
Transparantie is een cruciaal maar vaak vaag begrip. De auteurs definiëren het als
een drieledig construct dat het vertrouwen tussen organisaties en stakeholders versterkt.
Drie dimensies van transparantie:
1. Disclosure: mate waarin informatie publiek wordt gemaakt.
2. Clarity: hoe begrijpelijk en toegankelijk de informatie is.
3. Accuracy: de juistheid en betrouwbaarheid van de informatie.
Drie trustworthiness-dimensies uit het model van Mayer, Davis & Schoorman (1995):
1. Ability (bekwaamheid) – de organisatie kán wat ze belooft.
2. Benevolence (welwillendheid) – de organisatie wíl het goede voor haar stakeholders.
3. Integrity (integriteit) – de organisatie dóet wat juist is.
Effect op vertrouwen:
Transparantie verhoogt de perceptie van betrouwbaarheid (trustworthiness).
Gebrek aan helderheid of nauwkeurigheid kan vertrouwen juist ondermijnen — zelfs
bij openheid.
Conclusie:
Transparantie is niet simpelweg “alles delen”, maar strategisch communiceren: voldoende
informatie, duidelijk en betrouwbaar. Slechte transparantie kan reputatieschade veroorzaken.
Artikel 4 – Zhang & Ha (2023): Comparing the Five Measures of Media Reputation
Attributes
Kernidee:
Gebaseerd op second-level agenda-setting theory: media beïnvloeden niet alleen of een
organisatie belangrijk wordt gevonden, maar ook welke eigenschappen van de organisatie
publiek worden geassocieerd met positieve of negatieve emoties.
Belangrijkste punten:
Media-reputatie = “de totale evaluatie van een organisatie in de media”.
, Er bestaan verschillende meetmodellen (vijf varianten) met uiteenlopende aannames
(lineair vs. inclusief negatieve items).
De toon en salience van attributen (zoals innovatie, leiderschap, governance) bepalen
de perceptie van het publiek.
Nationale kranten en lokale kranten geven sterk verschillende beelden van dezelfde
organisaties.
Voorbeeld vraag voor de 5 meetmethoden: “Wat is het belang van de verschillende
meetmethoden van media reputation volgens Zhang & Ha (2023)?”
Antwoord in het kort: Omdat elke meetmethode andere aannames heeft (over toon,
neutraliteit en weging), leiden ze tot verschillende conclusies over de reputatie van
organisaties in de media. Daarom moeten onderzoekers en organisaties bewust kiezen welke
methode past bij hun doel — zeker bij vergelijking tussen bedrijven of tussen nationale en
lokale media.
Conclusie:
Hoe reputatie wordt gemeten en waar (welk medium) is cruciaal — reputatie in landelijke
media kan sterk afwijken van lokale berichtgeving. Managers moeten dus mediabeelden op
meerdere niveaus volgen.
Hoorcollege 1 – Piet Hein Coebergh (UvA, 2025): Organizations and Corporate Reputation
Belangrijkste concepten uit het college:
Reputatie = collectieve perceptie van betrouwbaarheid, prestaties en integriteit.
De media fungeren als tussenpersoon tussen organisatie en publiek.
Shein-case: fast fashion merk met reputatieproblemen (arbeidsomstandigheden,
duurzaamheid). Studenten moeten mediaberichtgeving analyseren en toepassen op
theorie van bijv. Jonkman et al. (2019).
Testcontext:
Tentamenvraag: pas één artikel toe op een mediacase (zoals Shein).
Focus op hoe media het beeld van een organisatie vormgeven en hoe een bestaande
reputatie dit beeld beïnvloedt of beschermt.
Voorbeeldvragen:
1. Hoe beïnvloedt negatieve berichtgeving de reputatie van Shein volgens Jonkman et al.
(2019)?
→ Negatief nieuws weegt zwaarder dan positief; bestaande reputatie kan schade
beperken.
2. Hoe kan vrijwillige transparantie (Coebergh, 2011) reputatieherstel bevorderen?
→ Door openheid en duidelijke strategie te tonen, vermindert informatie-asymmetrie
en groeit vertrouwen.
Vraag 1 uit hoorcollege = Volgens het artikel van Jonkman, Boukes, Vliegenthart &
Verhoeven (2019), welke uitspraak (of uitspraken) is/zijn juist? Uitspraak 1: Alleen al
blootstelling (mere exposure) van bedrijven in het nieuws heeft een negatief effect op de
bedrijfsreputatie. Uitspraak 2:
De toon van nieuwsinhoud heeft een negatief effect op de bedrijfsreputatie.
A. Uitspraak 1 is juist, uitspraak 2 is onjuist
, Jonkman et al. tonen aan dat alleen al in het nieuws komen reputatieschade kan veroorzaken
(meer zichtbaarheid = meer kans op kritiek). De toon van berichtgeving heeft juist
een positief effect op reputatie: positief nieuws helpt, negatief nieuws schaadt. Negatief
nieuws heeft wel drie keer zoveel impact als positief nieuws (negativity bias).
Meer zichtbaarheid → reputatie daalt
Positieve toon → reputatie stijgt
Vraag 2 uit hoorcollege = Volgens Schnackenberg & Tomlinson (2016) leiden de
“transparantiepercepties” — disclosure, clarity en accuracy — tot bepaalde “percepties van
betrouwbaarheid” (trustworthiness perceptions). Welke van de onderstaande opties
is géén van deze percepties van betrouwbaarheid?
A. Reputatie
B. Welwillendheid (benevolence)
C. Integriteit (integrity)
Volgens het model van Mayer, Davis & Schoorman (1995) bestaat trustworthiness uit drie
dimensies:
1. Bekwaamheid / ability
2. Welwillendheid / benevolence
3. Integriteit / integrity
Transparantie (duidelijkheid, juistheid en openheid) versterkt deze drie percepties.
Reputatie is géén dimensie van betrouwbaarheid — het is eerder het gevolg van vertrouwen.
Transparantie → meer vertrouwen
Vertrouwen = ability + benevolence + integrity
Reputatie komt pas daarna
Zhang & Ha (2023) – Media Reputation Measures
Het concept second-level agenda-setting (cognitieve vs. affectieve dimensie).
- Cognitief: welke attributen van bedrijven benadrukt worden.
- Affectief: welke toon (positief/negatief) eraan wordt gegeven.
Shein case uitgewerkt met potentiële vragen
Korte samenvatting Shein-case (bron: CNBC / Reuters)
Shein, de online fast-fashion retailer, heeft zich aangemeld voor een IPO (beursgang)
in Hongkong in de poging de plannen voor een Londense notering te redden.
De stap naar Hongkong wordt gezien als een manier om de Britse toezichthouder
(FCA) te beïnvloeden en om vervolgstappen in Londen mogelijk te maken via
goedkeuring van de Chinese autoriteiten.
Shein staat al onder intensieve controle: heftige kritiek op milieu,
arbeidsomstandigheden, transparantie over toeleveringsketens, beschuldigingen van
greenwashing, etc.
In de media circuleren zorgen over transparantie, morele kwesties, en
geloofwaardigheid — de reputatie van Shein staat op het spel.