bestuursprocesrecht
Inhoud
Week 1. De bestuursrechter en bestuursrechtspraak: beginselen en
kenmerken...................................................................................................1
Rechtspraak..............................................................................................7
Bijlage.......................................................................................................8
Week 2. Voorprocedures, beroep bij de bestuursrechter, trechters...........11
Rechtspraak............................................................................................17
Week 3. Omvang van het geding, aanvulling van rechtsgronden en
ambtshalve toetsing..................................................................................20
Rechtspraak............................................................................................24
Week 4. Rechtsbescherming, feitenaanvulling en bewijs...........................25
Rechtspraak............................................................................................35
Week 5. Uitspraken en afdoeningsmodaliteiten.........................................36
Rechtspraak............................................................................................49
Week 6. Schadeverzoek en aanvullende rechtsbescherming door de
burgerlijke rechter......................................................................................50
Rechtspraak............................................................................................59
Week 1. De bestuursrechter en bestuursrechtspraak: beginselen en
kenmerken
1.2 bestuursrechtelijke geschillen
,Een bestuursorgaan is een orgaan van een rechtspersoon die krachtens
publiekrecht is ingesteld dan wel een persoon die of college dat met enige
openbaar gezag is bekleed. Een besluit is een schriftelijke beslissing van
een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Een geschil met de overheid over de uitoefening van diens
publiekrechtelijke taken of bevoegdheden kan altijd aan de rechter worden
voorgelegd. De bestuursrechter oordeelt over geschillen over besluiten, de
civiele rechter over de geschillen over het andere overheidshandelen.
1.3 procedures ter beslechting van bestuursrechtelijke geschillen
Beroep bij de bestuursrechter (hoofdstuk, 6, 7 en 8 Awb)
De bestuursrechter is de rechter die bevoegd is te oordelen over beroep
tegen besluiten van bestuursorganen, zo volgt uit art. 8:1 Awb. Beroep is
per definitie gericht op de vernietiging van een besluit. Beroep bij de
rechter is in de regel pas mogelijk nadat een bezwaarprocedure is
doorlopen bij het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft
genomen (art. 7:1 Awb).
Art. 8:1 wordt in het tentamen niet geproblematiseerd. Je mag er vanuit
gaan dat voldaan wordt, maar wel benoemen natuurlijk.
Tegen beschikkingen en concretiserende besluiten van algemene strekking
kan bij de bestuursrechter worden opgekomen, tegen algemeen
verbindende voorschriften en beleidsregels niet (art. 8:3, lid 1 sub a).
De bevoegdheid van de bestuursrechter strekt in een aantal gevallen
verder dan besluiten. De instrumenten die wetgever en rechter daarvoor
gebruiken, zijn het oprekken van de definitie van het begrip besluit.
- art. 8:88 schadevergoeding wegens een onrechtmatige handeling.
- Afd. 8.2.4a Awb aan de rechter vragen om het bestuur op te dragen
binnen een bepaald termijn een besluit te nemen (niet gericht op
vernietiging besluit)
- Afd. 8.3 Awb verzoek om voorlopige voorziening.
Verschillende bestuursrechters
Civiele en strafprocedures rechterlijke macht (11 rechtbanken, 4
gerechtshoven en de HR) geschillen in beroep, hoger beroep en cassatie
behandelt.
Bestuursrechtelijke procedures tegen besluit staat beroep open bij 1
van de 11 rechtbanken. Hoger beroep dient te worden ingesteld bij:
- de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de rest van
de hoger beroep zaken, zoals omgevingsrecht, vergunningen en
vreemdelingenzaken)
- de Centrale Raad van Beroep (ambtenaren- en sociale
zekerheidszaken, zoals werkloosheid en bijstand)
- het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) (‘economisch’
bestuursrecht, zoals telecommunicatie)
- bij 1 van de 4 gerechtshoven. (belastingzaken)
,Op deze hoofdregel zijn uitzonderingen. In een aantal gevallen is niet de
rechtbank, maar één van de drie bijzondere bestuursrechtelijke instanties
de bestuursrechter in eerste en enige aanleg.
Rechtseenheidsvoorzieningen
De grote kamer (art. 8:10a lid 4 Awb) bestaat uit vijf leden, wat het
mogelijk maakt om een kamer samen te stellen waarin alle hoogste
bestuursrechters vertegenwoordigd zijn.
De conclusie een onafhankelijk advies ten behoeve van de
oordeelsvorming door de rechter. (art. 8:12a Awb)
De hoogste bestuursrechters kunnen, in zaken die in behandeling zijn bij
een meervoudige of grote kamer, ook anderen dan partijen in de
gelegenheid stellen om schriftelijke opmerkingen te maken (art. 8:12b
Awb)
De procedure bij de civiele rechter
Is de bestuursrechter niet bevoegd te oordelen over een geschil tussen de
overheid en één of meerdere burgers, dan kunnen partijen zich met hun
geschil tot de civiele rechter wenden. (restrechter)
Systematisch gezien is de civiele rechter de algemene rechter voor alle
denkbare geschillen (art. 112 Gw), dus ook die over het handelen van de
overheid. (uitgezonderd de besluiten)
Klachtprocedures
Art. 9:1 Awb: mogelijkheid tot klacht indienen bij bestuursorgaan.
Hier is sprake van wanneer iemand niet tevreden is over hoe de overheid
zich ten opzichte van hem heeft gedragen, maar geen bezwaar of beroep
kan instellen, omdat het geen besluit betreft. Laagdrempelig.
Alternatieve vormen van geschilbeslechting
Voor geschillen met de overheid geldt dat als die een besluit betreffen, er
allerlei mogelijkheden zijn om te bezien of op alternatieve wijze een
oplossing voor het geschil kan worden gevonden, voordat de rechter wordt
benaderd.
Als de onderhandelingen tussen overheid en burger succes hebben, al dan
niet met hulp van een mediator, dan wordt het conflict beëindigd door het
sluiten van een meerzijdige overeenkomst. Die kan worden gekwalificeerd
als een vaststellingsovereenkomst in de zin van titel 7.15 BW.
1.6 beginselen van rechtsbescherming
, Hoofdbeginsel: art. 6 EVRM
7 beginselen van het stelsel van rechtsbescherming:
a. Er moet gelegenheid zijn tot het instellen van beroep bij een
onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld.
b. Aan rechtspraak moet een bestuurlijke heroverweging voorafgaan
c. Er moet rechtspraak in twee feitelijke instanties bestaan
d. De rechtsbescherming moet toegankelijk zijn
e. Zowel de rechtseenheid als de rechtsontwikkeling moet worden
gewaarborgd
f. De rechtsbescherming moet effectief en tijdig zijn
g. De rechtsbescherming moet efficiënt zijn.
6 beginselen die specifiek betrekking hebben op het
bestuursprocesrecht:
a) Onpartijdigheid (zie art. 2:4, 10:3 lid 3 en 7:13 Awb)
b) Ongelijkheidscompensatie: degene die over de zaak oordeelt moet
rekening houden met verschillen tussen de machtsposities van
partijen. (zie art. 7:11 lid 1 en 8:69 lid 2 en 3 Awb)
c) Hoor en wederhoor
d) Openbare behandeling
e) Openbare en gemotiveerde uitspraak
f) Tijdige behandeling (zie art. 7:10 en 7:24)
Vergelijking met het burgerlijk procesrecht
Speciaal op het punt van ongelijkheidscompensatie bestaat een principieel
verschil tussen bestuursprocesrecht en burgerlijk procesrecht. Simpel
gesteld, heeft dit verschil te maken met het idee dat het in het
bestuursrecht om verticale rechtsbetrekkingen gaat, tussen een
bestuursorgaan en een individuele burger.
Bestuursprocesrecht wordt ex tunc getoetst en burgerlijk procesrecht ex
nunc.
2.2
Bestuursrechter en bestuursrechtspraak; art. 1:4 Awb
Het bestuursrecht gaat over de juridische normen die gelden in de
rechtsbetrekkingen tussen een bestuursorgaan (art. 1:1 Awb) en een
belanghebbende (art. 1:2 Awb). Een besluit staat hierbij centraal (art. 1:3
Awb).
Onder bestuursrechter wordt verstaan: een onafhankelijk, bij de wet
ingesteld orgaan dat met bestuursrechtspraak is belast. (art. 1:4 lid 1)
In de eerste plaats kan uit het onderlinge verband van het van art. 1:4 lid
1 en 3 Awb worden afgeleid dat er, op het terrein van het bestuursrecht,
kennelijk ook onafhankelijke, bij de wet ingestelde organen zijn die niet
tot de rechterlijke macht behoren.