Schrijfvaardigheidsopdracht Bestuursrecht Stichting RINO Zuid (bestuursorgaanbegrip)
(ECLI:NL:RBZWB:2022:41)
Naam: x
Studentnummer: x
Aantal woorden: 998
1) In deze uitspraak staat de vraag centraal of de verweerder, die opleidingen aanbiedt in het kader
van geestelijke gezondheidszorg, kan worden aangemerkt als een bestuursorgaan conform artikel 1:1
lid 1 Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb). Eiseres heeft beroep ingesteld bij de bestuursrechter
tegen het besluit van verweerder, omtrent het niet toelaten van psychologen die aan haar
verbonden zijn. N.a.v. een visitatierapport concludeerde verweerder dat eiseres niet voldeed aan een
aantal gestelde erkenningseisen door de Federatie van Gezondheidszorgpsychologen en
Psychotherapeuten (hierna: FGzPt) en gaf dit gebrek door aan de Commissie Registratie en Toezicht
(hierna: CVT). Ter zitting werd duidelijk dat niet de FGzPt, maar de minister o.g.v. artikel 14 lid 4 Wet
BIG vaststelt d.m.v. de Besluiten psychotherapeut en gezondheidszorgpsycholoog (hierna: de
Besluiten), welke eisen gelden voor de desbetreffende opleidingen en dat die eisen worden
vastgesteld door de FGzPt voor de specialismen. De rechtbank verklaart dat verweerder niet
aangemerkt kan worden als bestuursorgaan en verklaart zichzelf onbevoegd.
2) Een bestuursorgaan is aan te merken als bestuursrechtelijk rechtssubject, omdat het drager van
bestuursrechtelijke rechten en verplichtingen is. 1 Artikel 1:1 lid 1 Awb maakt onderscheid tussen ‘’a-
organen’’ (sub a) en ‘’b-organen’’ (sub b). A-organen zijn rechtspersonen die krachtens publiekrecht
zijn ingesteld. Voorbeelden zijn de Staat, provincies en gemeenten of openbare lichamen conform
artikel 134 en 135 Grondwet. Ook vallen de publiekrechtelijk vormgegeven zelfstandige
bestuursorganen (hierna: zbo’s) onder a-organen. B-organen worden in de wet gedefinieerd als ‘’een
ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed’’. 2 Hieronder vallen natuurlijke personen
evenals privaatrechtelijke rechtspersonen. De zbo’s (met openbaar gezag) die geen
rechtspersoonlijkheid bezitten krachtens de instellingsregeling, maar een privaatrechtelijke
rechtsvorm bevatten, behoren tot b-organen. 3
Volgens jurisprudentie kunnen b-organen op drie manieren openbaar gezag verkrijgen. Het kan bij of
krachtens wettelijk voorschrift of doordat de overheid overwegend invloed op het beheer van de
rechtspersoon heeft.4 De derde manier is het silicose criterium, inhoudende dat de overheid
uitkeringen of andere op geld waardeerbare rechten verstrekt, ten minste twee derde van
1
R.J.N. Schlössels & S.E. Zijlstra, Bestuursrecht in de sociale rechtstaat I, Deventer: Kluwer 2017, p. 86.
2
R.J.N. Schlössels & S.E. Zijlstra, Bestuursrecht in de sociale rechtstaat I, Deventer: Kluwer 2017, p. 87.
3
L.A. Kjellevold Hoegee, ‘Rechtsbescherming tegen bestuurshandelen’, Serie Staat en Recht 2011/4.2.2, afl.2.
4
R.J.N. Schlössels & S.E. Zijlstra, Bestuursrecht in de sociale rechtstaat I, Deventer: Kluwer 2017, p. 89.
(ECLI:NL:RBZWB:2022:41)
Naam: x
Studentnummer: x
Aantal woorden: 998
1) In deze uitspraak staat de vraag centraal of de verweerder, die opleidingen aanbiedt in het kader
van geestelijke gezondheidszorg, kan worden aangemerkt als een bestuursorgaan conform artikel 1:1
lid 1 Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb). Eiseres heeft beroep ingesteld bij de bestuursrechter
tegen het besluit van verweerder, omtrent het niet toelaten van psychologen die aan haar
verbonden zijn. N.a.v. een visitatierapport concludeerde verweerder dat eiseres niet voldeed aan een
aantal gestelde erkenningseisen door de Federatie van Gezondheidszorgpsychologen en
Psychotherapeuten (hierna: FGzPt) en gaf dit gebrek door aan de Commissie Registratie en Toezicht
(hierna: CVT). Ter zitting werd duidelijk dat niet de FGzPt, maar de minister o.g.v. artikel 14 lid 4 Wet
BIG vaststelt d.m.v. de Besluiten psychotherapeut en gezondheidszorgpsycholoog (hierna: de
Besluiten), welke eisen gelden voor de desbetreffende opleidingen en dat die eisen worden
vastgesteld door de FGzPt voor de specialismen. De rechtbank verklaart dat verweerder niet
aangemerkt kan worden als bestuursorgaan en verklaart zichzelf onbevoegd.
2) Een bestuursorgaan is aan te merken als bestuursrechtelijk rechtssubject, omdat het drager van
bestuursrechtelijke rechten en verplichtingen is. 1 Artikel 1:1 lid 1 Awb maakt onderscheid tussen ‘’a-
organen’’ (sub a) en ‘’b-organen’’ (sub b). A-organen zijn rechtspersonen die krachtens publiekrecht
zijn ingesteld. Voorbeelden zijn de Staat, provincies en gemeenten of openbare lichamen conform
artikel 134 en 135 Grondwet. Ook vallen de publiekrechtelijk vormgegeven zelfstandige
bestuursorganen (hierna: zbo’s) onder a-organen. B-organen worden in de wet gedefinieerd als ‘’een
ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed’’. 2 Hieronder vallen natuurlijke personen
evenals privaatrechtelijke rechtspersonen. De zbo’s (met openbaar gezag) die geen
rechtspersoonlijkheid bezitten krachtens de instellingsregeling, maar een privaatrechtelijke
rechtsvorm bevatten, behoren tot b-organen. 3
Volgens jurisprudentie kunnen b-organen op drie manieren openbaar gezag verkrijgen. Het kan bij of
krachtens wettelijk voorschrift of doordat de overheid overwegend invloed op het beheer van de
rechtspersoon heeft.4 De derde manier is het silicose criterium, inhoudende dat de overheid
uitkeringen of andere op geld waardeerbare rechten verstrekt, ten minste twee derde van
1
R.J.N. Schlössels & S.E. Zijlstra, Bestuursrecht in de sociale rechtstaat I, Deventer: Kluwer 2017, p. 86.
2
R.J.N. Schlössels & S.E. Zijlstra, Bestuursrecht in de sociale rechtstaat I, Deventer: Kluwer 2017, p. 87.
3
L.A. Kjellevold Hoegee, ‘Rechtsbescherming tegen bestuurshandelen’, Serie Staat en Recht 2011/4.2.2, afl.2.
4
R.J.N. Schlössels & S.E. Zijlstra, Bestuursrecht in de sociale rechtstaat I, Deventer: Kluwer 2017, p. 89.