Samenvatting bestuursprocesrecht
Week 1
De rechter is een aanvullende voorziening. Problemen worden meestal
geprobeerd op te lossen met bezwaar, voordat men naar de rechter gaat
Recours objectif = de bescherming van het objectieve recht. Het
bestuursprocesrecht is gericht op objectief rechtmatige besluiten. Een
voorbeeld is art 1:2 Awb; het gaat om degene wiens belang rechtsreeks bij
een besluit betrokken is. Het gaat niet alleen om individuen, maar ook om
bestuursorganen en rechtspersonen.
Recours subjective = de daadwerkelijke individuele rechtsbescherming
van belanghebbende en wordt het handhaven van het objectief recht
minder belangrijk geacht. Een voorbeeld is het relativiteitsvereiste; brengt
met zich mee dat er wel een scheiding kan zijn van objectief recht maar
deze wordt gepasseerd als deze regel kennelijk niet strekt tot de
bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
De rechter toetst ex tunc = de rechter beoordeelt het bestreden besluit
op basis van de feiten zoals die waren toen dat besluit werd genomen.
Waarom?
Machtenscheiding: met het principe van ex tunc toetsing wordt
vermeden dat het besluit onrechtmatig wordt geoordeeld op grond van
feiten die pas nadien zijn ontstaan. Er wordt vermeden dat een besluit dat
onrechtmatig was toen het werd genomen, rechtmatig wordt geoordeeld
met een beroep op later ontstane feiten. Toetsingsmoment ook van belang
voor welke rechtsregels van toepassing zijn; rechter houdt geen rekening
met wetwijzigingen
Objectis litis-leer = je mag bij de burgerlijke rechter procederen
wanneer je je beroept op een burgerlijk recht.
Ongelijke positie partijen
Het bestuursorgaan en de belanghebbende hebben een ongelijke
positie. Het bestuursorgaan kan eenzijdig macht uitoefenen. Het neemt
een besluit en legt daarmee rechten en plichten op aan de burger.
Het bestuursorgaan heeft meer:
- Bepaalde wettelijke bevoegdheden
- Bestuursorgaan heeft meer kennis/middelen
- Bestuursorgaan heeft meer ervaring met bestuursrechtelijke
procedures
Instrument = een wettelijk vastgelegd bevoegdheid, maatregel of
regeling die een bestuursorgaan kan gebruiken om wettelijke of
beleidsdoelen te realiseren
Ongelijkheidscompensatie = het principe waarbij juridische of feitelijke
ongelijkheden tussen een burger en een bestuursorgaan worden
verminderd, zodat beide partijen een eerlijke kans krijgen in de
procedure. Dit sluit aan bij het beginsel van equality of arms, dat gelijke
procesposities garandeert en zorgt dat geen van de partijen wordt
benadeeld door een onevenredig voordeel van de ander.
,Instrumenten die tot ongelijkheidscompensatie moeten leiden:
- Ambtshalve aanvullen van de rechtsgronden (art 8:69 lid 2 Awb);
o Het aanvullen van de rechtsgronden betekent dat de rechter
hetgeen is aangevoerd juridisch vertaalt. Bijvoorbeeld het
evenredigheidsbeginsel uit art 3:4 lid 1 Awb.
- Deskundigen benoemen (art 8:60 Awb)
- Bestuursorgaan is verplicht binnen 4 weken alle op de zaak
betrekking hebbende stukken te overleggen, belanghebbende
niet (art 8:42 Awb)
Materiele waarheidsvinding is een belangrijk kenmerk van het
bestuursprocesrecht. Er ligt geen druk op de partijautonomie, omdat
partijen ongelijk zijn moet de rechter dit kunnen compenseren. De rechter
is niet-lijdelijk. Anders dan bij burgerlijk procesrecht. De rechter die
onderzoek wil doen, mag dat ook doen. Hij hoeft niet af te wachten wat
partijen zullen aandragen
Begunstigend bestuursrecht heeft overeenkomsten met civiel recht. Er
worden namelijk rechten toegekend. Zoals het geven van vergunningen
Belastend bestuursrecht heeft overeenkomsten met strafrecht. De
overheid ontneemt namelijk rechten. Bijvoorbeeld ontnemen van
vergunning/uitkering, het opleggen van een boete, last onder
bestuursdwang, last onder dwangsom. De rechter stelt zich meer op als
een strafrechter art 6 EVRM: het opleggen van een bestuursrechtelijke
boete is een vorm van vervolging. De rechter moet de burgers dus
dezelfde soort waarborg bieden die binnen het strafrecht bestaan.
Beslistermijn beschikking
Een aanvraag is op grond van art 1:3 lid 3 Awb een verzoek van een
belanghebbende om een besluit te nemen
Een beschikking (art 1:3 lid 2 Awb) is een besluit dat niet van algemene
strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan
Art 4:13 lid 1 Awb heeft bepaald dat een beschikking dient te worden
gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag of
binnen een bij wettelijk voorschrift bepaald termijn. Er moet binnen 8
weken besloten worden ex art 4:13 lid 2 Awb
Niet tijdig beslissen van bestuursorgaan
Als er een overschrijding van de beslistermijn plaatsvindt, is bij een
aanvraag art 4:13 Awb van toepassing en bij een besluit op bezwaar art
7:14 Awb. Het niet tijdig beslissen wordt daarna gelijkgesteld met een
besluit (art 6:2 onder b Awb).
- Niet tijdig reageren
Wanneer een bestuursorgaan niet tijdig reageert kan het bestuursorgaan
een dwangsom verbeuren (art 4:17 lid 1 Awb). Het is hiervoor vereist dat
de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling verstuurt naar het
bestuursorgaan (art 4:17 lid 3 Awb)
- In beroep tegen het niet-nemen van besluit
, Het niet tijdig nemen van een besluit gelijk staat aan een besluit (art 6:2
sub b Awb). Er moet sprake zijn van een belanghebbende ex art 8:1
Awb. Er is niet vereist om eerst in bezwaar te gaan (art 7:1 lid 1 sub f
Awb). Volgens art 6:12 Awb is er geen termijn verbonden aan het beroep
gaan tegen het niet (tijdig) nemen van een besluit. Je mag alleen niet
onredelijk lang wachten (art 6:12 lid 4 Awb). Het is onredelijk als je
eerst wacht de dwangsom af en daarna pas in beroep gaat.
Alsnog geen reactie? Via art 6:12 en 8:55d e.v. kun je dan in beroep
tegen het niet-tijdig beslissen van een bestuursorgaan
In bezwaar gaan
Het besluit in primo is de afwijzing van het verzoek tot handhaving. Een
afwijzing van een aanvraag wordt gelijkgesteld met een besluit (art 1:3
lid 2 Awb). De belanghebbende kan bezwaar maken tegen een besluit
(art 7:1 jo art 8:1 Awb). Het bezwaar moet worden ingediend binnen 6
weken na de bekendmaking van het besluit. Het bestuursorgaan neemt
dan een beslissing op bezwaar.
Beroep
Eerst bepalen of de beschikking appellabel is en niet valt onder de
uitzonderingen van art 8:3, 8:4 of 8:5 Awb.
Je moet hieraan voorafgaand de verplichte voorprocedure uit art 6:13
Awb hebben doorlopen. Voordat de belanghebbende beroep gaat instellen
dient hij eerst op grond van art 7:1 lid 1 Awb eerst bezwaar te maken.
Om te spreken van beroep moet er volgens art 8:1 Awb sprake zijn van
een besluit en een klager, die belanghebbende is. Je procedeert over de
beslissing op bezwaar. Alles bij het primaire besluit neemt de rechter
niet mee.
Absolute competentie: In beginsel is de rechtbank bevoegd, tenzij een
andere bestuursrechter bevoegd is (art 8:6 lid 1 Awb). Zie H2 van Bijlage 2
voor de uitzonderingen bij een bijzondere bestuursrechter
Relatieve competentie: volgens art 8:7 lid 2 Awb dient er beroep
ingesteld te worden bij de rechtbank die bevoegd is binnen het
rechtsgebied waarin het bestuursorgaan zijn zetel heeft. Tenzij er een
specifieke rechtbank is aangewezen (art 8:7 lid 3 Awb) of het besluit is
genomen door een bestuursorgaan als bedoeld in art 8:7 lid 1 Awb.
Hoger beroep
Indien de belanghebbende het niet eens is met de uitspraak van de
rechtbank, kunnen zij hoger beroep instellen (art 8:104 Awb). Gelet op
de uitzonderingen van lid 2.
Absolute competentie: In beginsel is de Afdeling
Bestuursrechtspraak van de Raad van State bevoegd, tenzij een
andere hoger beroepsrechter bevoegd is ingevolge H4 van de
Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (art 8:105 Awb).
Soorten besluiten
- BAS; geldt voor iedereen
Week 1
De rechter is een aanvullende voorziening. Problemen worden meestal
geprobeerd op te lossen met bezwaar, voordat men naar de rechter gaat
Recours objectif = de bescherming van het objectieve recht. Het
bestuursprocesrecht is gericht op objectief rechtmatige besluiten. Een
voorbeeld is art 1:2 Awb; het gaat om degene wiens belang rechtsreeks bij
een besluit betrokken is. Het gaat niet alleen om individuen, maar ook om
bestuursorganen en rechtspersonen.
Recours subjective = de daadwerkelijke individuele rechtsbescherming
van belanghebbende en wordt het handhaven van het objectief recht
minder belangrijk geacht. Een voorbeeld is het relativiteitsvereiste; brengt
met zich mee dat er wel een scheiding kan zijn van objectief recht maar
deze wordt gepasseerd als deze regel kennelijk niet strekt tot de
bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
De rechter toetst ex tunc = de rechter beoordeelt het bestreden besluit
op basis van de feiten zoals die waren toen dat besluit werd genomen.
Waarom?
Machtenscheiding: met het principe van ex tunc toetsing wordt
vermeden dat het besluit onrechtmatig wordt geoordeeld op grond van
feiten die pas nadien zijn ontstaan. Er wordt vermeden dat een besluit dat
onrechtmatig was toen het werd genomen, rechtmatig wordt geoordeeld
met een beroep op later ontstane feiten. Toetsingsmoment ook van belang
voor welke rechtsregels van toepassing zijn; rechter houdt geen rekening
met wetwijzigingen
Objectis litis-leer = je mag bij de burgerlijke rechter procederen
wanneer je je beroept op een burgerlijk recht.
Ongelijke positie partijen
Het bestuursorgaan en de belanghebbende hebben een ongelijke
positie. Het bestuursorgaan kan eenzijdig macht uitoefenen. Het neemt
een besluit en legt daarmee rechten en plichten op aan de burger.
Het bestuursorgaan heeft meer:
- Bepaalde wettelijke bevoegdheden
- Bestuursorgaan heeft meer kennis/middelen
- Bestuursorgaan heeft meer ervaring met bestuursrechtelijke
procedures
Instrument = een wettelijk vastgelegd bevoegdheid, maatregel of
regeling die een bestuursorgaan kan gebruiken om wettelijke of
beleidsdoelen te realiseren
Ongelijkheidscompensatie = het principe waarbij juridische of feitelijke
ongelijkheden tussen een burger en een bestuursorgaan worden
verminderd, zodat beide partijen een eerlijke kans krijgen in de
procedure. Dit sluit aan bij het beginsel van equality of arms, dat gelijke
procesposities garandeert en zorgt dat geen van de partijen wordt
benadeeld door een onevenredig voordeel van de ander.
,Instrumenten die tot ongelijkheidscompensatie moeten leiden:
- Ambtshalve aanvullen van de rechtsgronden (art 8:69 lid 2 Awb);
o Het aanvullen van de rechtsgronden betekent dat de rechter
hetgeen is aangevoerd juridisch vertaalt. Bijvoorbeeld het
evenredigheidsbeginsel uit art 3:4 lid 1 Awb.
- Deskundigen benoemen (art 8:60 Awb)
- Bestuursorgaan is verplicht binnen 4 weken alle op de zaak
betrekking hebbende stukken te overleggen, belanghebbende
niet (art 8:42 Awb)
Materiele waarheidsvinding is een belangrijk kenmerk van het
bestuursprocesrecht. Er ligt geen druk op de partijautonomie, omdat
partijen ongelijk zijn moet de rechter dit kunnen compenseren. De rechter
is niet-lijdelijk. Anders dan bij burgerlijk procesrecht. De rechter die
onderzoek wil doen, mag dat ook doen. Hij hoeft niet af te wachten wat
partijen zullen aandragen
Begunstigend bestuursrecht heeft overeenkomsten met civiel recht. Er
worden namelijk rechten toegekend. Zoals het geven van vergunningen
Belastend bestuursrecht heeft overeenkomsten met strafrecht. De
overheid ontneemt namelijk rechten. Bijvoorbeeld ontnemen van
vergunning/uitkering, het opleggen van een boete, last onder
bestuursdwang, last onder dwangsom. De rechter stelt zich meer op als
een strafrechter art 6 EVRM: het opleggen van een bestuursrechtelijke
boete is een vorm van vervolging. De rechter moet de burgers dus
dezelfde soort waarborg bieden die binnen het strafrecht bestaan.
Beslistermijn beschikking
Een aanvraag is op grond van art 1:3 lid 3 Awb een verzoek van een
belanghebbende om een besluit te nemen
Een beschikking (art 1:3 lid 2 Awb) is een besluit dat niet van algemene
strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan
Art 4:13 lid 1 Awb heeft bepaald dat een beschikking dient te worden
gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag of
binnen een bij wettelijk voorschrift bepaald termijn. Er moet binnen 8
weken besloten worden ex art 4:13 lid 2 Awb
Niet tijdig beslissen van bestuursorgaan
Als er een overschrijding van de beslistermijn plaatsvindt, is bij een
aanvraag art 4:13 Awb van toepassing en bij een besluit op bezwaar art
7:14 Awb. Het niet tijdig beslissen wordt daarna gelijkgesteld met een
besluit (art 6:2 onder b Awb).
- Niet tijdig reageren
Wanneer een bestuursorgaan niet tijdig reageert kan het bestuursorgaan
een dwangsom verbeuren (art 4:17 lid 1 Awb). Het is hiervoor vereist dat
de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling verstuurt naar het
bestuursorgaan (art 4:17 lid 3 Awb)
- In beroep tegen het niet-nemen van besluit
, Het niet tijdig nemen van een besluit gelijk staat aan een besluit (art 6:2
sub b Awb). Er moet sprake zijn van een belanghebbende ex art 8:1
Awb. Er is niet vereist om eerst in bezwaar te gaan (art 7:1 lid 1 sub f
Awb). Volgens art 6:12 Awb is er geen termijn verbonden aan het beroep
gaan tegen het niet (tijdig) nemen van een besluit. Je mag alleen niet
onredelijk lang wachten (art 6:12 lid 4 Awb). Het is onredelijk als je
eerst wacht de dwangsom af en daarna pas in beroep gaat.
Alsnog geen reactie? Via art 6:12 en 8:55d e.v. kun je dan in beroep
tegen het niet-tijdig beslissen van een bestuursorgaan
In bezwaar gaan
Het besluit in primo is de afwijzing van het verzoek tot handhaving. Een
afwijzing van een aanvraag wordt gelijkgesteld met een besluit (art 1:3
lid 2 Awb). De belanghebbende kan bezwaar maken tegen een besluit
(art 7:1 jo art 8:1 Awb). Het bezwaar moet worden ingediend binnen 6
weken na de bekendmaking van het besluit. Het bestuursorgaan neemt
dan een beslissing op bezwaar.
Beroep
Eerst bepalen of de beschikking appellabel is en niet valt onder de
uitzonderingen van art 8:3, 8:4 of 8:5 Awb.
Je moet hieraan voorafgaand de verplichte voorprocedure uit art 6:13
Awb hebben doorlopen. Voordat de belanghebbende beroep gaat instellen
dient hij eerst op grond van art 7:1 lid 1 Awb eerst bezwaar te maken.
Om te spreken van beroep moet er volgens art 8:1 Awb sprake zijn van
een besluit en een klager, die belanghebbende is. Je procedeert over de
beslissing op bezwaar. Alles bij het primaire besluit neemt de rechter
niet mee.
Absolute competentie: In beginsel is de rechtbank bevoegd, tenzij een
andere bestuursrechter bevoegd is (art 8:6 lid 1 Awb). Zie H2 van Bijlage 2
voor de uitzonderingen bij een bijzondere bestuursrechter
Relatieve competentie: volgens art 8:7 lid 2 Awb dient er beroep
ingesteld te worden bij de rechtbank die bevoegd is binnen het
rechtsgebied waarin het bestuursorgaan zijn zetel heeft. Tenzij er een
specifieke rechtbank is aangewezen (art 8:7 lid 3 Awb) of het besluit is
genomen door een bestuursorgaan als bedoeld in art 8:7 lid 1 Awb.
Hoger beroep
Indien de belanghebbende het niet eens is met de uitspraak van de
rechtbank, kunnen zij hoger beroep instellen (art 8:104 Awb). Gelet op
de uitzonderingen van lid 2.
Absolute competentie: In beginsel is de Afdeling
Bestuursrechtspraak van de Raad van State bevoegd, tenzij een
andere hoger beroepsrechter bevoegd is ingevolge H4 van de
Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (art 8:105 Awb).
Soorten besluiten
- BAS; geldt voor iedereen