College 1: introductie en college 2: klacht- en hulpvraaganalyse
DC hoofdstuk 1(inleiding),2 (uitgangspunten) ,3 (de diagnostische
cyclus) ,4 (de aanmelding)
Diagnostiek is het uitvoeren van testen,
richt zich op het individu, is normatief
en het denken in hokjes, kost te veel
tijd en geld en is noodzakelijk
Diagnostische cyclus (DC):
Klinische cyclus (KC): de diagnostische
(DC) en de therapiecyclus (TC) met als
extra stappen: planning (PL), uitvoering
(UV) en beoordeling van het effect (BE)
Behandelcyclus: verkennende
behandelingsanalyse (VBA); voorspellen van reacties (VR); toetsende
behandeling (TB) en evaluatie ten opzichte van het globale doek (EGD)
Soorten vragen:
- (KA); Verhelderende vraag (VHD)
Hoe moet ik verwoorden wat ik ten
opzichte van mij/dit kind ervaar? De
subjectieve beleving van de cliënt
staat centraal
- (PA); Onderkennende vraag (ODK)
Wat is er met mij/dit kind aan de
hand? Op een objectieve manier
vaststellen wat er aan de hand is
- (VA); Verklarende vraag (VKR) Waarom is dit met mij/ met mijn kind aan
de hand? Welke factoren spelen in rol in dat gedrag? Belangrijke input voor
je behandeling.
- (IA); Indicerende vraag (IDC) Hoe kan ik dit kind het best helpen? Wat
moet er gedaan worden? Bepalen hoe je de factoren het best kan
beïnvloeden door interventies of adviezen.
De combinatie van hulpvragen, vraagstellingen en onderzoekstypen vormen het
diagnostisch scenario/ de diagnostische cyclus.
0-scenario, 1-scenario, enz. het getal geeft aan hoeveel overgangen naar een
ander type onderzoek nodig zijn in vervolgonderzoek. Diagnose als onderkenning
van een stoornis of als verklaring voor het probleem of de stoornis.
,Cognitieve heuristieken die vaak voorkomen:
1. Causale attributie verklaringen vanuit externe, situationele
omstandigheden door de cliënt, terwijl de hulpverlener intern verklaart
2. Gedragsconfirmatie door eigen gedrag van diagnosticus gedrag
uitlokken bij cliënt dat vermoedens van de diagnosticus ondersteunt.
3. Beschikbaarheid actuele kennis van de diagnosticus en de mate waarin
het voorkomt is van invloed
4. Representativiteit kiezen voor een behandeling die bij soortgelijke
gevallen goed aansloeg, dit hoeft niks te zeggen over deze cliënt
5. Verankering eerdere ervaring met heftige problematieken kan minder
heftige problematieken bagatelliseren
6. Confirmatorische teststrategie opzoeken van informatie die aansluit bij
je eigen mening
Wetenschappelijk verantwoorde diagnostiek: maakt gebruik van het
wetenschappelijk empirisch proces, is een hypothese toetsend proces, toetst
veronderstellingen over de werkelijkheid aan feiten, is transparant en voldoet aan
cliëntbetrokkenheid.
Descriptieve beslissingstheorie = houdt zich bezig met het verklaren van
beslissingsgedrag
Normatieve beslissingstheorie = gaat verder dan het beschrijven en verklaren,
beschrijft ook hoe de beslisser formeel te werk zou moeten gaan
Prescriptieve besliskunde = de formele status van de stel- en spelregels van de
diagnostiek die vergelijkbaar is met die van de voorschriften die men aantreft in
algemene methodologische beschouwingen over het inrichten van empirisch
onderzoek. De regels dienen als normen waarnaar de kwaliteit van het
onderzoekshandelen wordt afgemeten.
Normatieve besliskunde = de tak van de methodologie die zich bezighoudt met
het funderen, formuleren en onderzoeken van diagnostische procedures en
regels.
‘prescriptief’ ipv ‘normatief’ want,
Normatief heeft een algoritmische en niet heuristieke betekenis, wordt ook in
andere zaken van besliskunde gebruikt, prescriptief sluit beter aan bij complexe
en naturalistische situaties.
Casusonderzoek: jongeren/gezinnen die intensieve en/of specialistische zorg
hebben gekregen
Conclusie: jeugdigen en ouders voelen zich vaak niet gehoord en worden
onvoldoende meegenomen in de te maken keuzes.
AANMELDINGSFASE
Aanmelding en type traject
Cliënt zelf: hulpverleningstraject; zowel procedurele als inhoudelijke vrijheid, bijv
op hoe het traject eruit zal zien, varieert per aanmelding, afhankelijk van de
hulpvraag.
Externe opdrachtgever: dienstverleningstraject; weinig speelruimte
soms ook weinig speelruimte door de instelling haar regels
Aanmeldingstraject: wat ging er aan vooraf? Wie zijn de betrokkenen? Formele
posities? Is afhankelijk van de leeftijd van de cliënt:
, - <12 ouders opdrachtgevers, bij OTS gezinsvoogd de directe betrokkene
- 12-16 ouders opdrachtgevers, maar toestemming jeugdige vragen om mee
te werken
- 16-18 jeugdige cliënt en opdrachtgever, betrokkenheid ouders bespreken:
hun positie kan ook veranderen naar cliënt
Professionele relatie = de formele positie die betrokkenen ten opzichte van elkaar
innemen
Samenwerkingsrelatie = zegt iets over de kwaliteit van de relatie tussen
diagnosticus en betrokkenen.
Werkwijze:
1. Bepalen van het verloop van het aanmeldingstraject
2. Vaststellen van posities betrokkenen
3. Beslissen of het aanmeldingstraject voortgezet kan worden
4. Het vervolgtraject bepalen, overdragen aan betrokkenen en afspraken
maken
Voortzetting traject: het traject kan verder lopen wanneer de positie van de
betrokkenen niet in strijd is met wettelijke bepalingen. Daarnaast zijn cliënt en
diagnosticus bereid om afspraken te maken wanneer er onderzoek nodig en deze
uitvoerbaar is.
Bij het bepalen van het vervolgtraject worden er afspraken op papier gezet over
wat er vanaf nu zal gaan gebeuren. Welke vragen kunnen wel/niet beantwoord
worden. Soms is er in de hulpverlening onvoldoende vrijheid om vraaggericht te
werken.
Bij het resultaat van de aanmeldfase wordt er een verslag gemaakt, het
startcontract, waar de verwachtingen over en weer staan. Deze wordt
meegegeven aan ouders zodat ze er nog op terug kunnen komen. Hierin is een
juiste combinatie van een relationele (luisterende, empathische, ondersteunende
en integere houding) en zakelijke (verschaffen van correcte informatie afgestemd
op de cliënt) attitude nodig.
Handelingsgerichte diagnostiek (HGD)
DC hoofdstuk 1(inleiding),2 (uitgangspunten) ,3 (de diagnostische
cyclus) ,4 (de aanmelding)
Diagnostiek is het uitvoeren van testen,
richt zich op het individu, is normatief
en het denken in hokjes, kost te veel
tijd en geld en is noodzakelijk
Diagnostische cyclus (DC):
Klinische cyclus (KC): de diagnostische
(DC) en de therapiecyclus (TC) met als
extra stappen: planning (PL), uitvoering
(UV) en beoordeling van het effect (BE)
Behandelcyclus: verkennende
behandelingsanalyse (VBA); voorspellen van reacties (VR); toetsende
behandeling (TB) en evaluatie ten opzichte van het globale doek (EGD)
Soorten vragen:
- (KA); Verhelderende vraag (VHD)
Hoe moet ik verwoorden wat ik ten
opzichte van mij/dit kind ervaar? De
subjectieve beleving van de cliënt
staat centraal
- (PA); Onderkennende vraag (ODK)
Wat is er met mij/dit kind aan de
hand? Op een objectieve manier
vaststellen wat er aan de hand is
- (VA); Verklarende vraag (VKR) Waarom is dit met mij/ met mijn kind aan
de hand? Welke factoren spelen in rol in dat gedrag? Belangrijke input voor
je behandeling.
- (IA); Indicerende vraag (IDC) Hoe kan ik dit kind het best helpen? Wat
moet er gedaan worden? Bepalen hoe je de factoren het best kan
beïnvloeden door interventies of adviezen.
De combinatie van hulpvragen, vraagstellingen en onderzoekstypen vormen het
diagnostisch scenario/ de diagnostische cyclus.
0-scenario, 1-scenario, enz. het getal geeft aan hoeveel overgangen naar een
ander type onderzoek nodig zijn in vervolgonderzoek. Diagnose als onderkenning
van een stoornis of als verklaring voor het probleem of de stoornis.
,Cognitieve heuristieken die vaak voorkomen:
1. Causale attributie verklaringen vanuit externe, situationele
omstandigheden door de cliënt, terwijl de hulpverlener intern verklaart
2. Gedragsconfirmatie door eigen gedrag van diagnosticus gedrag
uitlokken bij cliënt dat vermoedens van de diagnosticus ondersteunt.
3. Beschikbaarheid actuele kennis van de diagnosticus en de mate waarin
het voorkomt is van invloed
4. Representativiteit kiezen voor een behandeling die bij soortgelijke
gevallen goed aansloeg, dit hoeft niks te zeggen over deze cliënt
5. Verankering eerdere ervaring met heftige problematieken kan minder
heftige problematieken bagatelliseren
6. Confirmatorische teststrategie opzoeken van informatie die aansluit bij
je eigen mening
Wetenschappelijk verantwoorde diagnostiek: maakt gebruik van het
wetenschappelijk empirisch proces, is een hypothese toetsend proces, toetst
veronderstellingen over de werkelijkheid aan feiten, is transparant en voldoet aan
cliëntbetrokkenheid.
Descriptieve beslissingstheorie = houdt zich bezig met het verklaren van
beslissingsgedrag
Normatieve beslissingstheorie = gaat verder dan het beschrijven en verklaren,
beschrijft ook hoe de beslisser formeel te werk zou moeten gaan
Prescriptieve besliskunde = de formele status van de stel- en spelregels van de
diagnostiek die vergelijkbaar is met die van de voorschriften die men aantreft in
algemene methodologische beschouwingen over het inrichten van empirisch
onderzoek. De regels dienen als normen waarnaar de kwaliteit van het
onderzoekshandelen wordt afgemeten.
Normatieve besliskunde = de tak van de methodologie die zich bezighoudt met
het funderen, formuleren en onderzoeken van diagnostische procedures en
regels.
‘prescriptief’ ipv ‘normatief’ want,
Normatief heeft een algoritmische en niet heuristieke betekenis, wordt ook in
andere zaken van besliskunde gebruikt, prescriptief sluit beter aan bij complexe
en naturalistische situaties.
Casusonderzoek: jongeren/gezinnen die intensieve en/of specialistische zorg
hebben gekregen
Conclusie: jeugdigen en ouders voelen zich vaak niet gehoord en worden
onvoldoende meegenomen in de te maken keuzes.
AANMELDINGSFASE
Aanmelding en type traject
Cliënt zelf: hulpverleningstraject; zowel procedurele als inhoudelijke vrijheid, bijv
op hoe het traject eruit zal zien, varieert per aanmelding, afhankelijk van de
hulpvraag.
Externe opdrachtgever: dienstverleningstraject; weinig speelruimte
soms ook weinig speelruimte door de instelling haar regels
Aanmeldingstraject: wat ging er aan vooraf? Wie zijn de betrokkenen? Formele
posities? Is afhankelijk van de leeftijd van de cliënt:
, - <12 ouders opdrachtgevers, bij OTS gezinsvoogd de directe betrokkene
- 12-16 ouders opdrachtgevers, maar toestemming jeugdige vragen om mee
te werken
- 16-18 jeugdige cliënt en opdrachtgever, betrokkenheid ouders bespreken:
hun positie kan ook veranderen naar cliënt
Professionele relatie = de formele positie die betrokkenen ten opzichte van elkaar
innemen
Samenwerkingsrelatie = zegt iets over de kwaliteit van de relatie tussen
diagnosticus en betrokkenen.
Werkwijze:
1. Bepalen van het verloop van het aanmeldingstraject
2. Vaststellen van posities betrokkenen
3. Beslissen of het aanmeldingstraject voortgezet kan worden
4. Het vervolgtraject bepalen, overdragen aan betrokkenen en afspraken
maken
Voortzetting traject: het traject kan verder lopen wanneer de positie van de
betrokkenen niet in strijd is met wettelijke bepalingen. Daarnaast zijn cliënt en
diagnosticus bereid om afspraken te maken wanneer er onderzoek nodig en deze
uitvoerbaar is.
Bij het bepalen van het vervolgtraject worden er afspraken op papier gezet over
wat er vanaf nu zal gaan gebeuren. Welke vragen kunnen wel/niet beantwoord
worden. Soms is er in de hulpverlening onvoldoende vrijheid om vraaggericht te
werken.
Bij het resultaat van de aanmeldfase wordt er een verslag gemaakt, het
startcontract, waar de verwachtingen over en weer staan. Deze wordt
meegegeven aan ouders zodat ze er nog op terug kunnen komen. Hierin is een
juiste combinatie van een relationele (luisterende, empathische, ondersteunende
en integere houding) en zakelijke (verschaffen van correcte informatie afgestemd
op de cliënt) attitude nodig.
Handelingsgerichte diagnostiek (HGD)