Samenvatting Topic Organisations in the Media
Literatuur Theme 1
Jonkman, Boukes, Vliegenthart & Verhoeven (2020) - Buffering Negative News:
Individual-level Effects of Company Visibility, Tone, and Pre-existing Attitudes on
Corporate Reputation
Het artikel Buffering Negative News: Individual-level Effects of Company Visibility, Tone,
and Pre-existing Attitudes on Corporate Reputation (Jonkman, Boukes, Vliegenthart &
Verhoeven, 2020) onderzoekt hoe mediaberichtgeving over bedrijven invloed heeft op hun
reputatie. Uitgangspunt is de agenda-setting theorie, die stelt dat media de publieke agenda
beïnvloeden door te bepalen waar mensen aandacht aan besteden en welke associaties ze
daarbij hebben. De auteurs kijken specifiek naar de rol van zichtbaarheid (hoe vaak een
bedrijf in het nieuws komt), de toon (positief of negatief) en de reeds bestaande houding van
het publiek tegenover het bedrijf.
De studie maakt gebruik van een combinatie van automatische inhoudsanalyse van 5.235
krantenartikelen (online en print, Volkskrant, NRC, Telegraaf en Metro) en een drie-wave
panel survey onder 3.270 Nederlandse respondenten. Er werden twaalf grote bedrijven
onderzocht, waaronder ING, Rabobank, KLM, Shell en Philips. Door media-inhoud en
surveydata te koppelen konden de onderzoekers causale verbanden aantonen.
De resultaten laten zien dat louter zichtbaarheid in het nieuws doorgaans een negatief effect
heeft op reputatie. Dit komt voort uit een structurele negativiteitsbias in de journalistiek:
bedrijven die veel in de krant komen, worden eerder geassocieerd met problemen of
schandalen. Tegelijkertijd heeft de toon van berichtgeving wel degelijk een directe invloed:
positieve berichtgeving versterkt de reputatie, terwijl negatieve berichtgeving die schaadt.
Hierbij blijkt dat negatieve berichtgeving ongeveer drie keer zoveel impact heeft als positieve
berichtgeving, wat aansluit bij bredere psychologische inzichten over de grotere kracht van
negatieve informatie.
Een belangrijk onderdeel van de studie is de modererende rol van bestaande attitudes.
Mensen die al een positief beeld hebben van een bedrijf, blijken minder gevoelig voor
negatieve berichtgeving. Dit wordt verklaard door motivated reasoning: individuen
interpreteren nieuws op een manier die hun bestaande overtuigingen bevestigt. Zo werkt een
sterke reputatie als buffer tegen reputatieschade. Omgekeerd zijn mensen met een negatief
beeld sneller geneigd om negatieve berichtgeving te bevestigen en versterken.
De auteurs concluderen dat mediaberichtgeving zowel schadelijk als beschermend kan zijn
voor bedrijven, afhankelijk van eerdere reputatie en de toon van de berichtgeving. Hun
bevindingen hebben theoretische implicaties voor agenda-setting, omdat blijkt dat zowel
eerste-level (zichtbaarheid) als tweede-level (toon) agenda-setting effecten optreden en zelfs
1
,door elkaar heen lopen. Voor de praktijk benadrukt het artikel dat organisaties moeten
investeren in een sterke reputatie op lange termijn, omdat dit hen minder kwetsbaar maakt
voor toekomstige negatieve publiciteit.
Study questions 1
● What is ‘corporate reputation’?
Corporate reputation is de algemene, collectieve beoordeling van een organisatie door
stakeholders, gebaseerd op eerdere ervaringen, prestaties en communicatie. Het is een
belangrijke immateriële asset die beïnvloedt hoe stakeholders toekomstige acties van de
organisatie interpreteren.
● How are media visibility and reputation related, according to the findings of this article?
Hogere mediavisibiliteit vergroot de kans dat stakeholders zich een reputatieoordeel vormen.
Meer zichtbaarheid betekent dus dat reputatiegevoelens sterker worden (zowel positief als
negatief).
● How are the tone of news coverage and reputation related, according to the findings of this
article?
Een positieve berichtgevingstoon leidt tot een positievere reputatie, terwijl een negatieve
toon reputatieschade veroorzaakt. De toon in het nieuws heeft dus een directe invloed op hoe
mensen een organisatie beoordelen.
● How does pre-existing reputation affect the effect of the tone of news coverage on corporate
reputation?
Een bestaande reputatie werkt als een buffer: een sterke, positieve reputatie maakt dat
negatieve berichtgeving minder schadelijk is. Omgekeerd kan een zwakke of negatieve
reputatie juist extra kwetsbaar zijn voor negatieve berichtgeving.
● Corporate reputation = de algemene evaluatie van een bedrijf door het publiek.
● Media visibility & reputation: meer zichtbaarheid → reputatie daalt licht (meestal
door negativiteit in nieuws).
● Tone & reputation: positieve toon verbetert reputatie; negatieve toon schaadt
reputatie veel sterker.
● Pre-existing reputation: positieve vooraf bestaande reputatie dempt negatieve
effecten (buffering).
2
,Zhang & Ha (2023) – Comparing the Five Measures of Media Reputation Attributes in
Local and National Newspapers
In dit artikel onderzoeken Zhang en Ha hoe media reputation – de beoordeling van bedrijven
in de media – het best kan worden gemeten. Ze richten zich specifiek op de vraag of
verschillende indices voor het meten van reputatie tot dezelfde uitkomsten leiden, en of er
verschillen bestaan tussen nationale elitekranten zoals The New York Times en The Wall Street
Journal en lokale kranten. Dit is een belangrijk vraagstuk, omdat eerdere studies vaak
tegenstrijdige resultaten opleveren, deels doordat onderzoekers verschillende meetmethodes
en databronnen hanteren.
Het theoretisch kader is gebaseerd op de tweede-orde agenda-setting theorie, die stelt dat
media niet alleen bepalen waar het publiek aandacht aan besteedt, maar ook welke
kenmerken of attributen van een onderwerp centraal komen te staan. In het geval van
bedrijven gaat dit om attributen als producten en diensten, leiderschap, innovatie, governance
(ethisch en transparant handelen), maatschappelijke verantwoordelijkheid (citizenship), de
werkomgeving en financiële prestaties. Deze dimensies zijn afkomstig uit het RepTrak-model
en vormen de basis voor het meten van corporate reputation. Daarnaast verwijzen de auteurs
naar priming theory: door bepaalde kenmerken uit te lichten, beïnvloeden media de
standaarden die mensen gebruiken om bedrijven te beoordelen.
Een probleem in bestaand onderzoek is dat er meerdere indices zijn ontwikkeld die elk op een
andere manier positieve, negatieve en neutrale berichtgeving meewegen. In dit artikel
vergelijken de auteurs vijf veelgebruikte indices: de Kiousis index, die alleen positieve
berichten meetelt en daardoor lage reputatiescores oplevert; de Fombrun-Shanley index, die
positieve en neutrale berichten combineert en doorgaans hogere scores geeft; de Wry index,
die zowel positieve, neutrale als negatieve informatie meeneemt; en de Deephouse indices
(endorsement en favorability), die non-lineair zijn en een andere manier van wegen
toepassen.
Om de verschillen tussen deze meetmethodes te onderzoeken, voerden Zhang en Ha een
grootschalige contentanalyse uit van 2.817 nieuwsartikelen uit de periode 2007–2011. Deze
artikelen gingen over negen grote Amerikaanse voedingsbedrijven, waaronder Heinz,
Kellogg, Kraft en Tyson. Zowel nationale elitekranten (The New York Times en Wall Street
Journal) als lokale kranten werden meegenomen. De artikelen werden gecodeerd op toon
(positief, negatief, neutraal, gemengd) en op de zeven RepTrak-attributen. De intercoder
reliability was hoog (boven .80), wat duidt op een betrouwbare codering.
De resultaten laten zien dat de vijf indices significant verschillende uitkomsten geven. De
Fombrun-Shanley index levert structureel hogere reputatiescores op, omdat neutrale items
worden meegerekend, terwijl de Kiousis index juist lagere scores geeft doordat alleen
positieve berichtgeving wordt meegeteld. De Deephouse indices en de Wry index vallen daar
tussenin. Dit toont aan dat de keuze van het meetinstrument sterk bepaalt welke reputatie een
bedrijf uiteindelijk krijgt toebedeeld.
3
, Daarnaast blijken nationale en lokale kranten verschillend te rapporteren. Lokale kranten
gaven de onderzochte bedrijven gemiddeld een positievere reputatie dan nationale kranten,
behalve bij de attributen innovatie en producten en diensten, waar bedrijven juist beter
scoorden in de elitekranten. Nationale kranten waren kritischer in hun berichtgeving over
governance, leiderschap en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Verder bleek dat
bepaalde attributen veel vaker voorkwamen in de berichtgeving dan andere. Producten en
diensten en financiële prestaties werden het meest besproken, terwijl governance en
workplace veel minder aandacht kregen. Dit suggereert dat media maar een beperkt beeld
geven van de brede reputatie-dimensies die in theorie bestaan.
De auteurs concluderen dat er geen uniforme manier is om media reputation te meten. Zowel
de keuze van de index als de keuze van de mediabron hebben grote invloed op de uitkomst.
Nationale kranten kunnen niet zomaar worden gebruikt als proxy voor lokale kranten, omdat
deze laatste vaak een positievere en voor het publiek relevantere weergave van bedrijven
bieden. Dit verklaart ook waarom eerdere studies soms tegengestelde bevindingen
rapporteerden: onderzoekers gebruikten verschillende indices en verschillende databronnen.
Een beperking van dit onderzoek is dat de studie zich richtte op slechts één industrie,
namelijk de voedingssector, en slechts negen bedrijven. Ook werden alleen kranten
geanalyseerd en geen sociale media, terwijl die tegenwoordig een steeds grotere rol spelen in
reputatievorming. Bovendien werd er geen koppeling gemaakt met surveydata van
consumenten, waardoor de link tussen media reputation en daadwerkelijke publiekspercepties
indirect blijft.
Voor toekomstig onderzoek benadrukken de auteurs de noodzaak van een gestandaardiseerde
meetmethode. Ook stellen zij voor om meer industrieën en mediakanalen te bestuderen en te
onderzoeken welke index het best voorspelt hoe consumenten en stakeholders bedrijven echt
beoordelen.
De praktische implicaties zijn duidelijk: bedrijven en PR-professionals moeten zich ervan
bewust zijn dat het meten van media reputation afhankelijk is van de gekozen index en het
soort media dat wordt onderzocht. Om een volledig beeld te krijgen, is het aan te raden
meerdere indices te gebruiken en zowel nationale als lokale media mee te nemen. Alleen
vertrouwen op elitekranten kan een te kritisch en vertekend beeld geven, terwijl lokale media
vaak relevanter zijn voor stakeholders.
4
Literatuur Theme 1
Jonkman, Boukes, Vliegenthart & Verhoeven (2020) - Buffering Negative News:
Individual-level Effects of Company Visibility, Tone, and Pre-existing Attitudes on
Corporate Reputation
Het artikel Buffering Negative News: Individual-level Effects of Company Visibility, Tone,
and Pre-existing Attitudes on Corporate Reputation (Jonkman, Boukes, Vliegenthart &
Verhoeven, 2020) onderzoekt hoe mediaberichtgeving over bedrijven invloed heeft op hun
reputatie. Uitgangspunt is de agenda-setting theorie, die stelt dat media de publieke agenda
beïnvloeden door te bepalen waar mensen aandacht aan besteden en welke associaties ze
daarbij hebben. De auteurs kijken specifiek naar de rol van zichtbaarheid (hoe vaak een
bedrijf in het nieuws komt), de toon (positief of negatief) en de reeds bestaande houding van
het publiek tegenover het bedrijf.
De studie maakt gebruik van een combinatie van automatische inhoudsanalyse van 5.235
krantenartikelen (online en print, Volkskrant, NRC, Telegraaf en Metro) en een drie-wave
panel survey onder 3.270 Nederlandse respondenten. Er werden twaalf grote bedrijven
onderzocht, waaronder ING, Rabobank, KLM, Shell en Philips. Door media-inhoud en
surveydata te koppelen konden de onderzoekers causale verbanden aantonen.
De resultaten laten zien dat louter zichtbaarheid in het nieuws doorgaans een negatief effect
heeft op reputatie. Dit komt voort uit een structurele negativiteitsbias in de journalistiek:
bedrijven die veel in de krant komen, worden eerder geassocieerd met problemen of
schandalen. Tegelijkertijd heeft de toon van berichtgeving wel degelijk een directe invloed:
positieve berichtgeving versterkt de reputatie, terwijl negatieve berichtgeving die schaadt.
Hierbij blijkt dat negatieve berichtgeving ongeveer drie keer zoveel impact heeft als positieve
berichtgeving, wat aansluit bij bredere psychologische inzichten over de grotere kracht van
negatieve informatie.
Een belangrijk onderdeel van de studie is de modererende rol van bestaande attitudes.
Mensen die al een positief beeld hebben van een bedrijf, blijken minder gevoelig voor
negatieve berichtgeving. Dit wordt verklaard door motivated reasoning: individuen
interpreteren nieuws op een manier die hun bestaande overtuigingen bevestigt. Zo werkt een
sterke reputatie als buffer tegen reputatieschade. Omgekeerd zijn mensen met een negatief
beeld sneller geneigd om negatieve berichtgeving te bevestigen en versterken.
De auteurs concluderen dat mediaberichtgeving zowel schadelijk als beschermend kan zijn
voor bedrijven, afhankelijk van eerdere reputatie en de toon van de berichtgeving. Hun
bevindingen hebben theoretische implicaties voor agenda-setting, omdat blijkt dat zowel
eerste-level (zichtbaarheid) als tweede-level (toon) agenda-setting effecten optreden en zelfs
1
,door elkaar heen lopen. Voor de praktijk benadrukt het artikel dat organisaties moeten
investeren in een sterke reputatie op lange termijn, omdat dit hen minder kwetsbaar maakt
voor toekomstige negatieve publiciteit.
Study questions 1
● What is ‘corporate reputation’?
Corporate reputation is de algemene, collectieve beoordeling van een organisatie door
stakeholders, gebaseerd op eerdere ervaringen, prestaties en communicatie. Het is een
belangrijke immateriële asset die beïnvloedt hoe stakeholders toekomstige acties van de
organisatie interpreteren.
● How are media visibility and reputation related, according to the findings of this article?
Hogere mediavisibiliteit vergroot de kans dat stakeholders zich een reputatieoordeel vormen.
Meer zichtbaarheid betekent dus dat reputatiegevoelens sterker worden (zowel positief als
negatief).
● How are the tone of news coverage and reputation related, according to the findings of this
article?
Een positieve berichtgevingstoon leidt tot een positievere reputatie, terwijl een negatieve
toon reputatieschade veroorzaakt. De toon in het nieuws heeft dus een directe invloed op hoe
mensen een organisatie beoordelen.
● How does pre-existing reputation affect the effect of the tone of news coverage on corporate
reputation?
Een bestaande reputatie werkt als een buffer: een sterke, positieve reputatie maakt dat
negatieve berichtgeving minder schadelijk is. Omgekeerd kan een zwakke of negatieve
reputatie juist extra kwetsbaar zijn voor negatieve berichtgeving.
● Corporate reputation = de algemene evaluatie van een bedrijf door het publiek.
● Media visibility & reputation: meer zichtbaarheid → reputatie daalt licht (meestal
door negativiteit in nieuws).
● Tone & reputation: positieve toon verbetert reputatie; negatieve toon schaadt
reputatie veel sterker.
● Pre-existing reputation: positieve vooraf bestaande reputatie dempt negatieve
effecten (buffering).
2
,Zhang & Ha (2023) – Comparing the Five Measures of Media Reputation Attributes in
Local and National Newspapers
In dit artikel onderzoeken Zhang en Ha hoe media reputation – de beoordeling van bedrijven
in de media – het best kan worden gemeten. Ze richten zich specifiek op de vraag of
verschillende indices voor het meten van reputatie tot dezelfde uitkomsten leiden, en of er
verschillen bestaan tussen nationale elitekranten zoals The New York Times en The Wall Street
Journal en lokale kranten. Dit is een belangrijk vraagstuk, omdat eerdere studies vaak
tegenstrijdige resultaten opleveren, deels doordat onderzoekers verschillende meetmethodes
en databronnen hanteren.
Het theoretisch kader is gebaseerd op de tweede-orde agenda-setting theorie, die stelt dat
media niet alleen bepalen waar het publiek aandacht aan besteedt, maar ook welke
kenmerken of attributen van een onderwerp centraal komen te staan. In het geval van
bedrijven gaat dit om attributen als producten en diensten, leiderschap, innovatie, governance
(ethisch en transparant handelen), maatschappelijke verantwoordelijkheid (citizenship), de
werkomgeving en financiële prestaties. Deze dimensies zijn afkomstig uit het RepTrak-model
en vormen de basis voor het meten van corporate reputation. Daarnaast verwijzen de auteurs
naar priming theory: door bepaalde kenmerken uit te lichten, beïnvloeden media de
standaarden die mensen gebruiken om bedrijven te beoordelen.
Een probleem in bestaand onderzoek is dat er meerdere indices zijn ontwikkeld die elk op een
andere manier positieve, negatieve en neutrale berichtgeving meewegen. In dit artikel
vergelijken de auteurs vijf veelgebruikte indices: de Kiousis index, die alleen positieve
berichten meetelt en daardoor lage reputatiescores oplevert; de Fombrun-Shanley index, die
positieve en neutrale berichten combineert en doorgaans hogere scores geeft; de Wry index,
die zowel positieve, neutrale als negatieve informatie meeneemt; en de Deephouse indices
(endorsement en favorability), die non-lineair zijn en een andere manier van wegen
toepassen.
Om de verschillen tussen deze meetmethodes te onderzoeken, voerden Zhang en Ha een
grootschalige contentanalyse uit van 2.817 nieuwsartikelen uit de periode 2007–2011. Deze
artikelen gingen over negen grote Amerikaanse voedingsbedrijven, waaronder Heinz,
Kellogg, Kraft en Tyson. Zowel nationale elitekranten (The New York Times en Wall Street
Journal) als lokale kranten werden meegenomen. De artikelen werden gecodeerd op toon
(positief, negatief, neutraal, gemengd) en op de zeven RepTrak-attributen. De intercoder
reliability was hoog (boven .80), wat duidt op een betrouwbare codering.
De resultaten laten zien dat de vijf indices significant verschillende uitkomsten geven. De
Fombrun-Shanley index levert structureel hogere reputatiescores op, omdat neutrale items
worden meegerekend, terwijl de Kiousis index juist lagere scores geeft doordat alleen
positieve berichtgeving wordt meegeteld. De Deephouse indices en de Wry index vallen daar
tussenin. Dit toont aan dat de keuze van het meetinstrument sterk bepaalt welke reputatie een
bedrijf uiteindelijk krijgt toebedeeld.
3
, Daarnaast blijken nationale en lokale kranten verschillend te rapporteren. Lokale kranten
gaven de onderzochte bedrijven gemiddeld een positievere reputatie dan nationale kranten,
behalve bij de attributen innovatie en producten en diensten, waar bedrijven juist beter
scoorden in de elitekranten. Nationale kranten waren kritischer in hun berichtgeving over
governance, leiderschap en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Verder bleek dat
bepaalde attributen veel vaker voorkwamen in de berichtgeving dan andere. Producten en
diensten en financiële prestaties werden het meest besproken, terwijl governance en
workplace veel minder aandacht kregen. Dit suggereert dat media maar een beperkt beeld
geven van de brede reputatie-dimensies die in theorie bestaan.
De auteurs concluderen dat er geen uniforme manier is om media reputation te meten. Zowel
de keuze van de index als de keuze van de mediabron hebben grote invloed op de uitkomst.
Nationale kranten kunnen niet zomaar worden gebruikt als proxy voor lokale kranten, omdat
deze laatste vaak een positievere en voor het publiek relevantere weergave van bedrijven
bieden. Dit verklaart ook waarom eerdere studies soms tegengestelde bevindingen
rapporteerden: onderzoekers gebruikten verschillende indices en verschillende databronnen.
Een beperking van dit onderzoek is dat de studie zich richtte op slechts één industrie,
namelijk de voedingssector, en slechts negen bedrijven. Ook werden alleen kranten
geanalyseerd en geen sociale media, terwijl die tegenwoordig een steeds grotere rol spelen in
reputatievorming. Bovendien werd er geen koppeling gemaakt met surveydata van
consumenten, waardoor de link tussen media reputation en daadwerkelijke publiekspercepties
indirect blijft.
Voor toekomstig onderzoek benadrukken de auteurs de noodzaak van een gestandaardiseerde
meetmethode. Ook stellen zij voor om meer industrieën en mediakanalen te bestuderen en te
onderzoeken welke index het best voorspelt hoe consumenten en stakeholders bedrijven echt
beoordelen.
De praktische implicaties zijn duidelijk: bedrijven en PR-professionals moeten zich ervan
bewust zijn dat het meten van media reputation afhankelijk is van de gekozen index en het
soort media dat wordt onderzocht. Om een volledig beeld te krijgen, is het aan te raden
meerdere indices te gebruiken en zowel nationale als lokale media mee te nemen. Alleen
vertrouwen op elitekranten kan een te kritisch en vertekend beeld geven, terwijl lokale media
vaak relevanter zijn voor stakeholders.
4