Biotechnologie
1 Inleiding
= technologie gebaseerd op biologie -> maakt gebruikt van dieren, planten, bacteriën & andere
levende wezens voor ontwikkeling van medicijnen, voedsel & nieuwe stoffen
Klassieke biotechnologie (= kruising)
Traditionele technieken
Veredeling planten & dieren
Gebruik micro-organismen
Moderne biotechnologie
Rechtstreeks ingrijpen in DNA
3 domeinen moderne biotechnologie
Genomics = genoomstudie/ genoomwetenschap: studie vd verzameling genen v organismen
Transcriptomics = trnascriptoomstudie: mate waarin gewen worden overgeschreven tot
mRNA- moleculen
Proteomics = proteïnenverzameling: in kaart brengen proteïnen
Toepassingen
Geneeskunde = rode biotechnologie
o Geneesmiddelen & vaccins
o Inzicht in ziekten
o Insuline
o Productie erythropoïetine (EPO) in transgene zoogdiercellen
o Stollingsfactoren
o Groeihormonen
Landbouw = groene biotechnologie
o GGO-gewassen
o Bt-katoen, Bt-maïs (bacillus thuringiensis)
o …
Voeding = witte biotechnologie
o Golden rice: beta-carotene
o Omega-3 aanrijking
o Foliumzuur
o Kaasproductie
Industrie = witte biotechnologie
o Waspoeders (proteasen, lipasen …)
o Papier – laccase
o Leerlooien
2 Genetisch materiaal
Cel -> chromosomen -> dragers erfelijk materiaal = DNA -> opgebouwd uit genen -> coderen voor eiw
Eiwitproduct: vervult specifieke functie -> bepalen samen kenmerken van elke levende cel
Beïnvloed door DNA
Doorgegeven aan dochtercellen & nakomelingen -> DNA drager erfelijk materiaal
,2.1 Structuur DNA
DNA = desoxyribonucleïnezuur: 2 complementaire strengen -> schroefvorming rond elkaar tot
dubbele helix
DNA-streng: aaneenschakeling van nucleotiden
Nucleotiden bestaan uit: pentosesuiker (desoxyribose) + fosfaatgroep + purine/
pytimidinebase
Purine basen: adenine & guanine (groot) Complementaire binding: A – T &
Pyrimidine basen: cytocyne & thymine (urasil in mRNA) G–C
Verbonden door waterstofbinding
Opbouw DNA keten
Fosfaatgroepen: 2 verwijderd bij opbouw DNA
Suiker desoxyribose
Organische basen (A, G, T & C)
Ladder: zijkanten door fosfaat-suikerbinding & sporten door basenparen
Complementaire strengen antiparallel opgebouwd: 5’ -> 3’ & 3’ -> 5’
Lengte uitgedrukt in
Basenparen (bp)
Kilobasen (kb): 1kb = 1000 bp
DNA is opgebouwd uit genen
Intron: stukje DNA in gen -> codeert niet voor eiwit
Exon: stukje DNA in gen -> codeert voor eiwit
Codon: 3 opeenvolgende nucleotiden -> coderen vaan 1 aminozuur
2 functies DNA
eiwitsynthese = transcriptie van DNA
(zelf) replicatie
2.2 DNA replicatie
Replicatie = verdubbeling van DNA in de cel
2 fases
Start bij replicatiestartpunt (= origin): specifieke sequentie in DNA
o Enzymen herkennen origin & hechten -> nucleotidenverbindingen breken (helicase)
=denaturatie
o Replicatiebel: beide uiteinden replicatie
DNA-polymerase
o 1st kort stukje RNA = primer
o Polymerase nucleotiden toevoegen -> nieuwe complementaire streng vormen
o Afsplitsen pyrofosfaat -> afgebroken pyosfosfatase -> energie-> gebruiken voor
binding
Leading strand: synthese gewoon tot op einde
In richting 5’ -> 3’ vd nieuwe streng
2 strengen aan elkaar -> ligase
, Lagging strand: probleem laatste RNA primer
Normaal primer weggeknipt & opgevuld met 3’ OH groep volgend Okazaki fragmenten
Laatste geen 3’ OH groep
Oplossing: telomeren
o Koppelt 50 5’ – TTGGG – 3’ eenheden aan lagging-streng -> zorgen dat vrije OH-groep
voor primer van lagging-streng ligt -> gat opvullen
2.3 Eiwitsynthese
Enzymen: regelen biochemische processen
Bestaan uit aminozuren (20-tal)
Eiwitten
Rol in opbouw lichaam, structuur & hormonale functie
1/meer eiwitten nodig voor elke celfunctie
2 grote stappen
Transcriptie: DNA -> mRNA
Translatie: mRNA -> eiwit
2.3.1 Transcriptie
= omzetting van DNA -> mRNA
2 strengen DNA gaan uiteen -> RNA-polymerase: aan 1 zijde mRNA gevormd
Enzym herkent startcodon
Sense streng: 5’ -> 3’ omgezet
RNA-polymerase echt aan anti-sense DNA streng -> complementair opbouwen
o Thymine vervangen door uracil
Synthese stopt indien stopcodon herkent wordt
Gesynthetiseerd RNA: bevat zowel introns als exons -> introns uit RNA geknipt dmv splicing
mRNA los: migreert naar cytoplasma voor omzetting naar eiwit
ligase: complementaire basen terug aan elkaar verbinden na transcriptie
3 vormen van RNA
1 Inleiding
= technologie gebaseerd op biologie -> maakt gebruikt van dieren, planten, bacteriën & andere
levende wezens voor ontwikkeling van medicijnen, voedsel & nieuwe stoffen
Klassieke biotechnologie (= kruising)
Traditionele technieken
Veredeling planten & dieren
Gebruik micro-organismen
Moderne biotechnologie
Rechtstreeks ingrijpen in DNA
3 domeinen moderne biotechnologie
Genomics = genoomstudie/ genoomwetenschap: studie vd verzameling genen v organismen
Transcriptomics = trnascriptoomstudie: mate waarin gewen worden overgeschreven tot
mRNA- moleculen
Proteomics = proteïnenverzameling: in kaart brengen proteïnen
Toepassingen
Geneeskunde = rode biotechnologie
o Geneesmiddelen & vaccins
o Inzicht in ziekten
o Insuline
o Productie erythropoïetine (EPO) in transgene zoogdiercellen
o Stollingsfactoren
o Groeihormonen
Landbouw = groene biotechnologie
o GGO-gewassen
o Bt-katoen, Bt-maïs (bacillus thuringiensis)
o …
Voeding = witte biotechnologie
o Golden rice: beta-carotene
o Omega-3 aanrijking
o Foliumzuur
o Kaasproductie
Industrie = witte biotechnologie
o Waspoeders (proteasen, lipasen …)
o Papier – laccase
o Leerlooien
2 Genetisch materiaal
Cel -> chromosomen -> dragers erfelijk materiaal = DNA -> opgebouwd uit genen -> coderen voor eiw
Eiwitproduct: vervult specifieke functie -> bepalen samen kenmerken van elke levende cel
Beïnvloed door DNA
Doorgegeven aan dochtercellen & nakomelingen -> DNA drager erfelijk materiaal
,2.1 Structuur DNA
DNA = desoxyribonucleïnezuur: 2 complementaire strengen -> schroefvorming rond elkaar tot
dubbele helix
DNA-streng: aaneenschakeling van nucleotiden
Nucleotiden bestaan uit: pentosesuiker (desoxyribose) + fosfaatgroep + purine/
pytimidinebase
Purine basen: adenine & guanine (groot) Complementaire binding: A – T &
Pyrimidine basen: cytocyne & thymine (urasil in mRNA) G–C
Verbonden door waterstofbinding
Opbouw DNA keten
Fosfaatgroepen: 2 verwijderd bij opbouw DNA
Suiker desoxyribose
Organische basen (A, G, T & C)
Ladder: zijkanten door fosfaat-suikerbinding & sporten door basenparen
Complementaire strengen antiparallel opgebouwd: 5’ -> 3’ & 3’ -> 5’
Lengte uitgedrukt in
Basenparen (bp)
Kilobasen (kb): 1kb = 1000 bp
DNA is opgebouwd uit genen
Intron: stukje DNA in gen -> codeert niet voor eiwit
Exon: stukje DNA in gen -> codeert voor eiwit
Codon: 3 opeenvolgende nucleotiden -> coderen vaan 1 aminozuur
2 functies DNA
eiwitsynthese = transcriptie van DNA
(zelf) replicatie
2.2 DNA replicatie
Replicatie = verdubbeling van DNA in de cel
2 fases
Start bij replicatiestartpunt (= origin): specifieke sequentie in DNA
o Enzymen herkennen origin & hechten -> nucleotidenverbindingen breken (helicase)
=denaturatie
o Replicatiebel: beide uiteinden replicatie
DNA-polymerase
o 1st kort stukje RNA = primer
o Polymerase nucleotiden toevoegen -> nieuwe complementaire streng vormen
o Afsplitsen pyrofosfaat -> afgebroken pyosfosfatase -> energie-> gebruiken voor
binding
Leading strand: synthese gewoon tot op einde
In richting 5’ -> 3’ vd nieuwe streng
2 strengen aan elkaar -> ligase
, Lagging strand: probleem laatste RNA primer
Normaal primer weggeknipt & opgevuld met 3’ OH groep volgend Okazaki fragmenten
Laatste geen 3’ OH groep
Oplossing: telomeren
o Koppelt 50 5’ – TTGGG – 3’ eenheden aan lagging-streng -> zorgen dat vrije OH-groep
voor primer van lagging-streng ligt -> gat opvullen
2.3 Eiwitsynthese
Enzymen: regelen biochemische processen
Bestaan uit aminozuren (20-tal)
Eiwitten
Rol in opbouw lichaam, structuur & hormonale functie
1/meer eiwitten nodig voor elke celfunctie
2 grote stappen
Transcriptie: DNA -> mRNA
Translatie: mRNA -> eiwit
2.3.1 Transcriptie
= omzetting van DNA -> mRNA
2 strengen DNA gaan uiteen -> RNA-polymerase: aan 1 zijde mRNA gevormd
Enzym herkent startcodon
Sense streng: 5’ -> 3’ omgezet
RNA-polymerase echt aan anti-sense DNA streng -> complementair opbouwen
o Thymine vervangen door uracil
Synthese stopt indien stopcodon herkent wordt
Gesynthetiseerd RNA: bevat zowel introns als exons -> introns uit RNA geknipt dmv splicing
mRNA los: migreert naar cytoplasma voor omzetting naar eiwit
ligase: complementaire basen terug aan elkaar verbinden na transcriptie
3 vormen van RNA