Samenvatting geriatrische problemen (geriatrisch = medisch specialisme voor de kwetsbare oudere patiënt in het ziekenhuis, de cyclus)
H6: Normale veroudering
- Normale veroudering kan worden beschreven als een tijdafhankelijk biologisch proces dat,
hoewel het niet een ziekte zelf betreft, functionele achteruitgang en risico voor ziekte en
dood met zich meebrengt. Factoren die gecorreleerd zijn met de maximale
levensverwachting zijn bijvoorbeeld de metabolische (stofwisseling) activiteit gedurende het
leven, de grootte, het gewicht, de lichaamstemperatuur en de snelheid waarmee energie
wordt gebruikt. Alle theorieën over somatische veroudering worden onderverdeeld in 2
hoofdtheorieën: kans (gevolg van externe gebeurtenis) & noodlot (resultaat van interne
noodzaak).
- Wear-and-tear-theorie (kans): laat zien dat het menselijk lichaam constant slijt en zich
herstelt (vernieuwt)
- Free-radicals-theorie (kans): zijn onstabiele organische moleculen die als een bijproduct
vrijkomen bij zuurstofmetabolisme in de cellen
- Auto-immuuntheorie (noodlot): beschrijft dat het immuunsysteem uiteindelijk defect raakt
en niet langer onderscheid kan maken tussen eigen cellen/weefsel en die van indringers
- Ageing-clock-theorie: beschrijft dat het verouderen geprogrammeerd is in ons lichaam als
een klok die tikt vanaf het moment van de conceptie
- Cellulaire theorie: beschrijft dat veroudering het resultaat is van een progressieve
verzwakking van de capaciteit van celdelingen, mogelijk door uitputting van het genetisch
materiaal
- Het model van ontwikkeling als verandering in adaptief vermogen geeft inzicht in strategieën
voor zowel adaptie (aanpassing) als succesvolle veroudering door gebruik te maken van 3
strategieën: selectie, optimalisatie en compensatie (SOC) (blz 116)
- Ouderen hebben last van cognitieve veroudering (het vermogen om kennis op te slaan en te
verwerken) bestaande uit het primaire geheugen en het secundaire geheugen. Ouderen
hebben ook last van emoties en veroudering. Ouderen hebben ook last van persoonlijkheid
en veroudering. Extraversie is de mate waarin een persoon behoefte heeft aan contact met
anderen. Zorgvuldigheid beschrijft of een persoon georganiseerd en doelgericht te werk gaat
of juist ongestructureerd en doelloos is. Neurocitisme omschrijft of iemand emotioneel
instabiel is. Neurotische mensen maken zich veel zorgen, zijn onzeker en nerveus. Openheid
voor nieuwe ervaringen en ideeën laat zien in hoeverre iemand nieuwe ervaringen aangaat
of ze juist uit de weg gaat en bij het vertrouwde blijft. Deze vormen samen de big-five.
- Veroudering is een inactief proces, waarbij het individu beïnvloed wordt door de omgeving,
maar ook invloed uitoefent op de omgeving waarin deze persoon veroudert.
- Wanneer we het hebben over levensloopperspectief, spreken we over belangrijke
markeringen in iemands leven: belangrijke gebeurtenissen of een punt in het leven waarin
alles veranderde, zoals een diploma, eerste baan, trouwen en met pensioen gaan.
- Disengagement-theorie (ontkoppelen van): de theorie kijkt naar ouderdom als een tijd
waarbij zowel de oudere zelf als de samenleving zich bezighoudt met wederzijdse scheiding,
zoals het gaat met pensioen. Dit proces van onttrekken wordt gezien als een heel natuurlijke
en normale neiging die ‘’het ritme van het leven’’ reflecteert.
- Activiteits- en continuïteitstheorie: stelt dat mensen meer tevreden zijn in het leven wanneer
ze actiever zijn. We zijn wat we doen.
- Voor sommigen is ouder worden een negatieve ervaring en voor anderen opent het de
deuren naar nieuwe rollen en activiteiten.
, - Persoonlijkheidsdimensies (big five):
extraversie/inschikkelijkheid/zorgvuldig/neurocitisme/openheid voor nieuwe ervaringen en
ideeën.
H11: ondervoeding en dehydratie
- Het evidente verband tussen ondervoeding en dehydratie is dat als een oudere slecht eet, hij
vaak ook slecht drinkt en andersom. Ondervoeding wordt gekenmerkt door onbedoeld
gewichtsverlies, een te geringe voedingsinname en daardoor een te laag lichaamsgewicht en
verlies van spiermassa: ondervoeding is een acute of chronische toestand waarbij een tekort
of disbalans van energie, eiwit en andere voedingsstoffen leidt tot meetbare nadelige
effecten op de lichaamssamenstelling, het functioneren en klinische resultaten. Twee criteria
die gebruikt worden zijn BMI en het percentage onbedoeld gewichtsverlies. Er is aangetoond
dat ondervoeding leidt tot langzamer herstel, ernstige complicaties en een verhoogde
mortaliteit. Het kan leiden tot een verstoring van fysieke functies of orgaansystemen. Er is
gekozen (als critirium) voor een BMI van 20 of 5% ongewild gewichtsverlies. Dehydratie of
uitdroging is een toestand van en tekort aan lichaamsvocht, zowel intra- als extracellulair.
Het leidt bij ouderen tot een verhoogd risico op morbiditeit en mortaliteit.
- Op grond van de oorzaak van ondervoeding is er een onderscheid te maken tussen 2 vormen
van ondervoeding: ondervoeding met en zonder inflammatie (ontsteking). Daarnaast kan
sprake zijn van sarcopenie (een syndroom dat leidt tot abnormale afname van spiermassa,
kracht en functionaliteit bij ouderen). Er zijn hierbij verschillende orgaansystemen betrokken.
Ziektegerelateerde ondervoeding zonder inflammatie (wasting) is het verlies van spier- en
vetmassa bij ernstig tekort aan voeding, bijvoorbeeld bij verwaarlozing. Hierbij raakt vooral
het motorische orgaanstelsel ontregeld. We spreken van ziektegerelateerde ondervoeding
en inflammatie (cachexie) als sprake is van metabole ontregeling door ziekte, denk aan
COPD, kanker, reuma en hartfalen. Bij sarcopenie is er minder productie van hormonen die
effect hebben op de lichaamssamenstelling (vooral androgene en oestrogene hormonen en
het groeihormoon). De spiercellen reageren hierbij minder adequaat op de hormonen,
hierdoor neemt de vetvrije massa af en dus vooral de spieren. Sarcopenie wordt nog meer
beïnvloed door een verminderde energie- en eiwitinname, verminderde lichamelijke
activiteit, chronische ziekte, inflammatie en insulineresistentie.
- Het afweersysteem is het verdedigingssysteem van het lichaam, dat indringers van buitenaf
(bacteriën en virussen), maar ook eigen ongewenste lichaamscellen (kankercellen) moet
bestrijden. Het digestief systeem (spijsvertering) is een zelfregulerend systeem wat te maken
heeft met eten, drinken, urine en ontlating. Bij 17kcal of minder bestaat er kans op tekorten
van voedingsmiddelen. Ouderen hebben minimaal 1,0 gram eiwit per kilogram
lichaamsgewicht nodig. Vitaminen zijn noodzakelijk voor het normaal functioneren van het
lichaam, met onderscheidt B-vitaminen, die een rol hebben als co-enzym bij de omzetting
van eiwitten, vetten en koolhydraten, en vitaminen die geen co-enzymfunctie hebben
(vitaminen A, D, E, K en C). Een mens bestaat voor het grootste gedeelte uit water, bij het
ouder worden neemt dit percentage af en het percentage lichaamsvet toe. Via urine,
ontlasting, ademhaling, transpireren en verdamping gaat veel vocht verloren dat met
voeding en vocht aangevuld moet worden.
- Als gevolg van uitdroging kunnen stoornissen ontstaan in het cognitief en mentaal
functioneren. Dehydratie zelf kan leiden tot een verhoogde kans op blaasinfecties,
luchtweginfecties, nierstenen, hyperthermie, obstipatie (verstopping) en (orthopatische)
hypotensie (lage bloeddruk).
H6: Normale veroudering
- Normale veroudering kan worden beschreven als een tijdafhankelijk biologisch proces dat,
hoewel het niet een ziekte zelf betreft, functionele achteruitgang en risico voor ziekte en
dood met zich meebrengt. Factoren die gecorreleerd zijn met de maximale
levensverwachting zijn bijvoorbeeld de metabolische (stofwisseling) activiteit gedurende het
leven, de grootte, het gewicht, de lichaamstemperatuur en de snelheid waarmee energie
wordt gebruikt. Alle theorieën over somatische veroudering worden onderverdeeld in 2
hoofdtheorieën: kans (gevolg van externe gebeurtenis) & noodlot (resultaat van interne
noodzaak).
- Wear-and-tear-theorie (kans): laat zien dat het menselijk lichaam constant slijt en zich
herstelt (vernieuwt)
- Free-radicals-theorie (kans): zijn onstabiele organische moleculen die als een bijproduct
vrijkomen bij zuurstofmetabolisme in de cellen
- Auto-immuuntheorie (noodlot): beschrijft dat het immuunsysteem uiteindelijk defect raakt
en niet langer onderscheid kan maken tussen eigen cellen/weefsel en die van indringers
- Ageing-clock-theorie: beschrijft dat het verouderen geprogrammeerd is in ons lichaam als
een klok die tikt vanaf het moment van de conceptie
- Cellulaire theorie: beschrijft dat veroudering het resultaat is van een progressieve
verzwakking van de capaciteit van celdelingen, mogelijk door uitputting van het genetisch
materiaal
- Het model van ontwikkeling als verandering in adaptief vermogen geeft inzicht in strategieën
voor zowel adaptie (aanpassing) als succesvolle veroudering door gebruik te maken van 3
strategieën: selectie, optimalisatie en compensatie (SOC) (blz 116)
- Ouderen hebben last van cognitieve veroudering (het vermogen om kennis op te slaan en te
verwerken) bestaande uit het primaire geheugen en het secundaire geheugen. Ouderen
hebben ook last van emoties en veroudering. Ouderen hebben ook last van persoonlijkheid
en veroudering. Extraversie is de mate waarin een persoon behoefte heeft aan contact met
anderen. Zorgvuldigheid beschrijft of een persoon georganiseerd en doelgericht te werk gaat
of juist ongestructureerd en doelloos is. Neurocitisme omschrijft of iemand emotioneel
instabiel is. Neurotische mensen maken zich veel zorgen, zijn onzeker en nerveus. Openheid
voor nieuwe ervaringen en ideeën laat zien in hoeverre iemand nieuwe ervaringen aangaat
of ze juist uit de weg gaat en bij het vertrouwde blijft. Deze vormen samen de big-five.
- Veroudering is een inactief proces, waarbij het individu beïnvloed wordt door de omgeving,
maar ook invloed uitoefent op de omgeving waarin deze persoon veroudert.
- Wanneer we het hebben over levensloopperspectief, spreken we over belangrijke
markeringen in iemands leven: belangrijke gebeurtenissen of een punt in het leven waarin
alles veranderde, zoals een diploma, eerste baan, trouwen en met pensioen gaan.
- Disengagement-theorie (ontkoppelen van): de theorie kijkt naar ouderdom als een tijd
waarbij zowel de oudere zelf als de samenleving zich bezighoudt met wederzijdse scheiding,
zoals het gaat met pensioen. Dit proces van onttrekken wordt gezien als een heel natuurlijke
en normale neiging die ‘’het ritme van het leven’’ reflecteert.
- Activiteits- en continuïteitstheorie: stelt dat mensen meer tevreden zijn in het leven wanneer
ze actiever zijn. We zijn wat we doen.
- Voor sommigen is ouder worden een negatieve ervaring en voor anderen opent het de
deuren naar nieuwe rollen en activiteiten.
, - Persoonlijkheidsdimensies (big five):
extraversie/inschikkelijkheid/zorgvuldig/neurocitisme/openheid voor nieuwe ervaringen en
ideeën.
H11: ondervoeding en dehydratie
- Het evidente verband tussen ondervoeding en dehydratie is dat als een oudere slecht eet, hij
vaak ook slecht drinkt en andersom. Ondervoeding wordt gekenmerkt door onbedoeld
gewichtsverlies, een te geringe voedingsinname en daardoor een te laag lichaamsgewicht en
verlies van spiermassa: ondervoeding is een acute of chronische toestand waarbij een tekort
of disbalans van energie, eiwit en andere voedingsstoffen leidt tot meetbare nadelige
effecten op de lichaamssamenstelling, het functioneren en klinische resultaten. Twee criteria
die gebruikt worden zijn BMI en het percentage onbedoeld gewichtsverlies. Er is aangetoond
dat ondervoeding leidt tot langzamer herstel, ernstige complicaties en een verhoogde
mortaliteit. Het kan leiden tot een verstoring van fysieke functies of orgaansystemen. Er is
gekozen (als critirium) voor een BMI van 20 of 5% ongewild gewichtsverlies. Dehydratie of
uitdroging is een toestand van en tekort aan lichaamsvocht, zowel intra- als extracellulair.
Het leidt bij ouderen tot een verhoogd risico op morbiditeit en mortaliteit.
- Op grond van de oorzaak van ondervoeding is er een onderscheid te maken tussen 2 vormen
van ondervoeding: ondervoeding met en zonder inflammatie (ontsteking). Daarnaast kan
sprake zijn van sarcopenie (een syndroom dat leidt tot abnormale afname van spiermassa,
kracht en functionaliteit bij ouderen). Er zijn hierbij verschillende orgaansystemen betrokken.
Ziektegerelateerde ondervoeding zonder inflammatie (wasting) is het verlies van spier- en
vetmassa bij ernstig tekort aan voeding, bijvoorbeeld bij verwaarlozing. Hierbij raakt vooral
het motorische orgaanstelsel ontregeld. We spreken van ziektegerelateerde ondervoeding
en inflammatie (cachexie) als sprake is van metabole ontregeling door ziekte, denk aan
COPD, kanker, reuma en hartfalen. Bij sarcopenie is er minder productie van hormonen die
effect hebben op de lichaamssamenstelling (vooral androgene en oestrogene hormonen en
het groeihormoon). De spiercellen reageren hierbij minder adequaat op de hormonen,
hierdoor neemt de vetvrije massa af en dus vooral de spieren. Sarcopenie wordt nog meer
beïnvloed door een verminderde energie- en eiwitinname, verminderde lichamelijke
activiteit, chronische ziekte, inflammatie en insulineresistentie.
- Het afweersysteem is het verdedigingssysteem van het lichaam, dat indringers van buitenaf
(bacteriën en virussen), maar ook eigen ongewenste lichaamscellen (kankercellen) moet
bestrijden. Het digestief systeem (spijsvertering) is een zelfregulerend systeem wat te maken
heeft met eten, drinken, urine en ontlating. Bij 17kcal of minder bestaat er kans op tekorten
van voedingsmiddelen. Ouderen hebben minimaal 1,0 gram eiwit per kilogram
lichaamsgewicht nodig. Vitaminen zijn noodzakelijk voor het normaal functioneren van het
lichaam, met onderscheidt B-vitaminen, die een rol hebben als co-enzym bij de omzetting
van eiwitten, vetten en koolhydraten, en vitaminen die geen co-enzymfunctie hebben
(vitaminen A, D, E, K en C). Een mens bestaat voor het grootste gedeelte uit water, bij het
ouder worden neemt dit percentage af en het percentage lichaamsvet toe. Via urine,
ontlasting, ademhaling, transpireren en verdamping gaat veel vocht verloren dat met
voeding en vocht aangevuld moet worden.
- Als gevolg van uitdroging kunnen stoornissen ontstaan in het cognitief en mentaal
functioneren. Dehydratie zelf kan leiden tot een verhoogde kans op blaasinfecties,
luchtweginfecties, nierstenen, hyperthermie, obstipatie (verstopping) en (orthopatische)
hypotensie (lage bloeddruk).