Leidende vraag: In hoeverre bepaalde de burgerij de ontwikkelingen in de
Republiek in de Gouden Eeuw. (1602-1700)
Amsterdam neemt de leiding:
Amsterdam nam de macht van Antwerpen over
Amsterdam had de beste voorwaarden om tot een stapelmarkt uit te
groeien.
hierdoor groeide de economie in de Gouden Eeuw zo erg
Amsterdamse handelaren speelden een hoofdrol in de graanhandel met
het Oostzeegebied. Ze gebruikten daarvoor een vloot.
Kustgewesten vd republiek lagen op het snijpunt van belangrijke
handelsroutes
graan werd in pakhuizen opgeslagen, om ze te bewaren voor als de
prijzen hoger
werden.
regenten stimuleerden dit, ze lokten ook handelaren en ondernemers
met gunstige
regels. Bij sociale conflicten kozen de stadsbestuurders de kant van de
ondernemers.
Ook zorgden ze voor goede infrastructuur. Ook was er een beurs om
spullen te
verhandelen en een wisselbank voor geldzaken.
Doordat graan uit andere landen kon worden gehaald, kon Amsterdam
zich op andere zaken richten technische vernieuwingen ( schepen en
molens om water te pompen )
VOC en WIC:
Portugezen maakten grote winsten met producten uit Azië.
Met een expeditie achterhaalden de Amsterdammers ook de zeeroute
waarmee ze
handel gingen voeren.
De handelscompagnieën beconcurreerden elkaar.
In Azië stegen de inkoopprijzen van specerijen razendsnel, terwijl in de
republiek de verkoopprijzen juist daalden.
uiteindelijk gingen handelscompagnieën zich samenvoegen: VOC
( grootste ooit )
handelsmonopolie op Azië, mochten forten bouwen, oorlog voeren en
schepen van de vijand overmeesteren.
compagnie voor handel van de Atlantische oceaan: WIC (voeren op
West Indië )
bouwden forten, handelsnederzettingen en stichtte koloniën.
Namen deel aan Spaanse Slavenhandel en Kaapvaart
succesvolste kaping: Spaanse Zilvervloot door de opbrengst kreeg de
oorlog tegen Spanje een grote impuls.
er was een oorlogseconomie ontstaan: oorlog zorgde voor bloeiende
nijverheid, doordat er winst werd gemaakt op bouw van schepen,
uitrusting etc.
, Er stonden in de republiek 2 groepen tegenover elkaar: voorstanders
van de vrede (de handel werd geschaad) en voorstanders van de oorlog
( handel en nijverheid dreef op de oorlog)
NL had veel gebieden veroverd; vaak aan de kust, handig voor de
handel handig
Innovatie:
- economie in republiek kenmerkte zich door: innovatie in schepen en
handel/nijverheid
- Fluitschip: groot laadvermogen en weinig bemanning nodig. Andere
schepen konden
deze concurrentie niet aan.
- molens: windmolens voor malen van graan en houtzaagmolens.
- In dienst van stadhouder Maurits maakte Simon apparaten om
moerassen droog
te leggen. Molens speelde daarbij een rol, voor het droogmalen van
polders.
- Uitvinders konden hun apparaten aanbieden aan Staten-generaal of
Gewestelijke
Staten om zo octrooi te krijgen.
- Ook: wegennet met koetsdiensten en vele binnenwateren en
trekschuitverbindingen
tussen steden.
De Dertigjarige Oorlog:
- in andere Europese landen waren de economische ontwikkelingen minder
gunstig.
- Dat kwam door oorlogen en conflicten
- In het heilige roomse rijk (16e eeuw) waren steeds meer steden en
vorsten overgegaan naar het Lutheranisme; dat leidde tot een oorlog
tegen Karel V en de katholieke vorsten.
- 1555 was er een vrede gesloten, elke vorst mocht zijn eigen godsdienst
bepalen
- maar er bleven spanningen en die leidde tot de 30 jarige oorlog tussen
katholieke en protestantse vorsten.
dat had een verwoestend effect op de economie, vooral de
textielnijverheid
- Wapenhandelaren maakten daarentegen grote winsten
Engeland en Frankrijk:
De economische groei bleef ook hier achter.
Religie en machtsverhoudingen (tussen koningen, adel en steden)
speelden een rol.