9) Je kunt voor het proces van globalisering de ontwikkeling in de
tijd (van 15e eeuw tot nu) beschrijven.
Je gebruikt daarbij de begrippen kolonialisme, europeanisering,
imperialisme, dekolonisatie, hegemoniale staat, amerikanisering en global
shift en plaatst deze in een chronologische volgorde.
Vanaf de 15e eeuw begonnen Europese landen, waaronder Spanje en
Portugal, overzeese gebieden te verkennen en veroveren. Dit leidde tot
kolonisatie; ze stichtte kolonies in Amerika, Afrika en Azië voor
grondstoffen en goedkope arbeid. Zo konden ze veel handelen en rijk
worden. (Spanje en Portugal in Zuid-Amerika bijvoorbeeld).
de invloed van de koloniale periode is op veel plekken nog zichtbaar,
door:
- Taal zoals het Portugees in Brazilië, Spaans in Argentinië en
Nederlands in Suriname
- Godsdienst christendom is in veel landen buiten Europa de
belangrijkste GD geworden
- Architectuur: zie je terug in kerken, rechtbanken, andere publieke
gebouwen
- Bevolkingssamenstelling: veel bewoners stammen af van (Europese)
migranten. Afro-Amerikanen zijn nakomelingen van slaven van de
koloniën.
- Infrastructuur: koloniale machthebber investeerde vaak in
spoorlijnen
- Bestuurlijke- en rechtelijke systemen: bijvoorbeeld de trias politica
- Handelsrelaties
- migratie naar landen; er wonen bijvoorbeeld veel Surinamers in
Nederland
Door de koloniën verspreidde de Europese ideeën, talen, bestuursvormen
etc. zich wereldwijd. Dit noem je europeanisering. Europese culturen
kregen een dominante invloed op de koloniën.
In de 19e eeuw nam het imperialisme toe, Europese landen wilden nog
meer macht en kregen op veel landen in de wereld de hegemonie.
Europese mogendheden veroverde grote delen van Afrika en Azië,
gedreven door de industriële revolutie en het nationalisme. Het was
namelijk mogelijk geworden door de nieuwe technologieën die de revolutie
, met zich meebracht, zoals stoomschepen en geweren, waardoor ze
militaire overmacht hadden.
Na de Tweede Wereldoorlog werden veel kolonies onafhankelijk
(dekolonisatie) Europese landen waren te zwak om ze te onderhouden
en veel volken wilden zelfbestuur. Dit proces verliep niet overal tegelijk. In
Midden- en Zuid-Amerika werden landen in de 19e eeuw al onafhankelijk
van de moederlanden, zoals Spanje en Portugal. Grote delen van Afrika
waren toen nog niet gedekoloniseerd.
Na de oorlog werd de VS de machtigste economische en militaire
grootmacht. Het was een hegemoniale staat; staat die met
economische, financiële, politieke en militaire middelen een dominante rol
heeft in het wereldsysteem.
De invloed van de VS groeide ook in de cultuur. Amerikaanse films,
muziek, mode, fastfoodketens werden wereldwijd populair;
amerikanisering.
Tegenwoordig zien we de macht verschuiven naar Aziatische landen zoals
China en India. Steeds meer fabrieken, bedrijven en technologie komt
daarvandaan. Dit noem je global shift. Dit verschuift van de noordelijke
Atlantische Oceaan ( Canada, VS, EU) naar landen rondom de Grote
Oceaan, zoals Oost-Azië (pacific firm=landen rondom de GO die een
economische ontwikkeling doormaken)
Op dit moment zijn er meerdere landen in de wereld die zich
imperialistisch gedragen, zoals China en Rusland, die proberen hun macht
en invloed uit te breiden.
deze verschillende, concurrerende machtsblokken zorgen voor een:
multipolaire wereld (er ontstaan meerdere machtscentra)
De hegemoniale dominantie van de Verenigde Staten neemt af. Deze
nieuwe geopolitieke verhoudingen vergroten het risico op gewapende
conflicten.
Leertip:
Leg het verschil uit tussen imperialisme en hegemoniale staten.
Door imperialisme breidde landen hun macht en invloed uit en kunnen ze
uitgroeien tot een hegemoniale staat, een staat die de meeste invloed
heeft op de wereld.