Samenvatting toets Thema 1.2
2025_GMO-1.TH.1.2-17_1_V
Alle leerdoelen uitgewerkt
Samenvatting Anatomie – Les 1: N.
maxillaris
1. Overzicht hersenzenuwen
De hersenzenuwen (I–XII) zijn belangrijke zenuwen die voornamelijk uit de hersenstam
ontspringen en sensorische, motorische of gemengde functies hebben.
● Belangrijk voor deze les: N. trigeminus (V) →
splitst in drie takken:
○ N. ophthalmicus (V1) – gevoel voor
voorhoofd, neus, oog.
○ N. maxillaris (V2) – gevoel voor
bovenkaak, gehemelte, bovenlip.
○ N. mandibularis (V3) – gevoel onderkaak
en motorisch voor kauwspieren.
De n. maxillaris (V2) is dus een puur sensibele zenuw (geen motoriek).
2. Verloop en vertakkingen van N. maxillaris (V2)
, ● Treedt de schedel uit via het foramen rotundum.
● Belangrijkste vertakkingen:
○ Rr. ganglionares → naar het ganglion pterygopalatinum (verbinding met
parasympatisch systeem).
○ N. infraorbitalis → gevoel voor onderooglid, bovenlip en wang.
○ N. alveolares superiores (posterior, media, anterior) → gevoel voor de
bovenste tanden en kiezen.
○ N. nasopalatinus → via foramen incisivum naar voorste deel van het harde
gehemelte en neus.
○ N. palatinus major → via foramen palatinum majus, gevoel voor harde
gehemelte.
○ N. palatinus minores → gevoel voor zachte gehemelte.
3. Belangrijke foramina en structuren
, Deze openingen in het schedelbot zijn essentieel om te weten voor de loop van zenuwen en
bloedvaten
Structuren opzoeken WC 1 nieuw:
● Foramen rotundum → doorgang n. maxillaris.
● Foramen infraorbitale → doorgang n. infraorbitalis.
● Foramen incisivum → doorgang n. nasopalatinus.
● Foramen palatinum majus/minus → doorgang n. palatinus major en minores.
● Sutura intermaxillaris → middennaad bovenkaak.
● Processus alveolaris → botdeel met tandkassen.
● Tuber maxillae → achterzijde bovenkaak, overgang naar pterygoïd.
● Sinus maxillaris → luchtgevulde holte in bovenkaak.
4. Terminologie (Latijnse benamingen)
Vooropdracht Werkcollege 1
● Os = bot.
● Condylus = gewrichtsknobbel.
● Fissura = spleet.
● Foramen = opening.
● Fossa = uitholling.
● Margo = rand.
● Meatus = kanaal/gang.
● Processus = uitsteeksel.
● Protuberantia = knobbel/uitstulping.
● Spina = doornvormig uitsteeksel.
● Sutura = naad tussen botten.
2025_GMO-1.TH.1.2-17_1_V
Alle leerdoelen uitgewerkt
Samenvatting Anatomie – Les 1: N.
maxillaris
1. Overzicht hersenzenuwen
De hersenzenuwen (I–XII) zijn belangrijke zenuwen die voornamelijk uit de hersenstam
ontspringen en sensorische, motorische of gemengde functies hebben.
● Belangrijk voor deze les: N. trigeminus (V) →
splitst in drie takken:
○ N. ophthalmicus (V1) – gevoel voor
voorhoofd, neus, oog.
○ N. maxillaris (V2) – gevoel voor
bovenkaak, gehemelte, bovenlip.
○ N. mandibularis (V3) – gevoel onderkaak
en motorisch voor kauwspieren.
De n. maxillaris (V2) is dus een puur sensibele zenuw (geen motoriek).
2. Verloop en vertakkingen van N. maxillaris (V2)
, ● Treedt de schedel uit via het foramen rotundum.
● Belangrijkste vertakkingen:
○ Rr. ganglionares → naar het ganglion pterygopalatinum (verbinding met
parasympatisch systeem).
○ N. infraorbitalis → gevoel voor onderooglid, bovenlip en wang.
○ N. alveolares superiores (posterior, media, anterior) → gevoel voor de
bovenste tanden en kiezen.
○ N. nasopalatinus → via foramen incisivum naar voorste deel van het harde
gehemelte en neus.
○ N. palatinus major → via foramen palatinum majus, gevoel voor harde
gehemelte.
○ N. palatinus minores → gevoel voor zachte gehemelte.
3. Belangrijke foramina en structuren
, Deze openingen in het schedelbot zijn essentieel om te weten voor de loop van zenuwen en
bloedvaten
Structuren opzoeken WC 1 nieuw:
● Foramen rotundum → doorgang n. maxillaris.
● Foramen infraorbitale → doorgang n. infraorbitalis.
● Foramen incisivum → doorgang n. nasopalatinus.
● Foramen palatinum majus/minus → doorgang n. palatinus major en minores.
● Sutura intermaxillaris → middennaad bovenkaak.
● Processus alveolaris → botdeel met tandkassen.
● Tuber maxillae → achterzijde bovenkaak, overgang naar pterygoïd.
● Sinus maxillaris → luchtgevulde holte in bovenkaak.
4. Terminologie (Latijnse benamingen)
Vooropdracht Werkcollege 1
● Os = bot.
● Condylus = gewrichtsknobbel.
● Fissura = spleet.
● Foramen = opening.
● Fossa = uitholling.
● Margo = rand.
● Meatus = kanaal/gang.
● Processus = uitsteeksel.
● Protuberantia = knobbel/uitstulping.
● Spina = doornvormig uitsteeksel.
● Sutura = naad tussen botten.
