INFORMATIE OP BRIGHTSPACE
Introductie LEH 1
In LEH 1 wordt aandacht besteed aan:
de plaats van deze cursus (Methodologie van het privaatrecht) binnen het
curriculum/privaatrecht;
het belang van een goed begrip van methodologie voor de wetenschappelijkheid
van de opleiding master Rechtsgeleerdheid.
Leerdoelen
Na afloop kun je:
uitleggen wat de plaats is van deze cursus in het curriculum;
uitleggen welke voorkennis van u verwacht wordt;
uitleggen hoe de cursus is opgebouwd en wordt getentamineerd;
uitleggen wat wordt verstaan onder rechtswetenschappelijk onderzoek en
benoemen wat de verschillen zijn met andere vormen van juridisch onderzoek;
uitleggen wat het onderzoeksproces dat de rechtswetenschapper doorloopt
inhoudt;
uitleggen aan welke eisen rechtswetenschappelijk onderzoek moet voldoen.
Bronnen
Studieboek: Methoden van rechtswetenschappelijk onderzoek – H1.
Plaats van de cursus in het curriculum
Doel cursus: Basis voor wetenschappelijke verdieping in het recht; focus op de
aard, het object en de methoden van rechtswetenschappelijk onderzoek.
Verschil met bachelor: Van het beschrijven van geldend recht > naar het bevragen
wat recht is en zou moeten zijn.
Plaats in opleiding: Onderdeel van de vaardighedenlijn binnen de bachelor en
master Rechtsgeleerdheid (OU).
Voorkennis: Bachelorvaardigheden worden verondersteld bekend te zijn; naslag
voor verschillende onderzoeksvaardigheden via RechtVAARDIG.
Voorbereiding: Deze cursus bereidt voor op de masterscriptie ( = wetenschappelijk
onderzoek) en is een toelatingseis daarvoor.
Pagina 1 van 27
,Voorkennistoets
In de bachelor of schakelprogramma is al ervaring opgedaan met rechtswetenschappelijk
onderzoek (o.a. via de bacheloressay/schakelscriptie). Deze cursus bouw daarop voort.
Deze voorkennistoets helpt om te checken of die basiskennis en vaardigheden voldoende
aanwezig zijn.
De antwoorden zijn te vinden via BirghtSpace.
Vraag 1
Welke van onderstaande beweringen rondom het gebruik van generatieve AI ten behoeve
van toetsen in het onderwijs is onjuist?
A. Het gebruik van generatieve AI is toegestaan, tenzij de examinator expliciet heeft
aangegeven dat het gebruik van generatieve AI bij een examenonderdeel niet is
toegestaan.
B. Het op een verantwoorde en wetenschappelijk integere wijze gebruikmaken van
generatieve AI houdt in dat in de uitwerking vermeld wordt welk AI-model gebruikt
is en met welk doel en op welke wijze het AI-model ingezet is.
C. Wordt gebruikgemaakt van teksten gegenereerd door een AI-model en worden
deze gepresenteerd als eigen werk, dan is er geen sprake van plagiaat op grond
van het Examenreglement van de OU.
D. Wordt verwezen naar bronnen die niet bestaan of niet correct zijn, dan levert dit
een vermoeden van fraude op dat door de examinator gemeld wordt bij de
Commissie voor de Examens (CvE).
Vraag 2
Beoordeel onderstaande stellingen rondom het rechtswetenschappelijk onderzoek versus
het praktijkgericht juridisch onderzoek op hun juistheid:
Stelling I
Bij het uitvoeren van rechtswetenschappelijk onderzoek staan waarom-vragen centraal,
bij het uitvoeren van praktijkgericht juridisch onderzoek staan hoe-vragen centraal.
Stelling II
Rechtswetenschappelijk onderzoek heeft tot doel om nieuwe kennis te genereren,
praktijkgericht juridisch onderzoek heeft tot doel om het bestaande juridisch kader toe te
passen op een praktijksituatie.
A. Alleen stelling I is juist.
B. Alleen stelling II is juist.
C. Beide stellingen zijn juist.
D. Beide stellingen zijn onjuist.
Vraag 3
Hieronder ziet u vier verschillende bronnen staan.
Welk(e) van deze vier bronnen is/zijn in beginsel geen juridisch-academische bron?
(Meerdere antwoorden mogelijk.)
A. Een krantenartikel afkomstig uit De Telegraaf.
B. Een krantenartikel afkomstig uit de Volkskrant.
C. Een blog afkomstig van een advocatenkantoor.
D. Een tijdschriftartikel gepubliceerd in het Nederlands Juristenblad (NJB).
Pagina 2 van 27
, Vraag 4
Voor het doen van onderzoek is het van belang om teksten te analyseren. Het analyseren
van teksten gebeurt in vijf stappen.
Zet onderstaande stappen in de juiste volgorde:
Het vaststellen van de centrale vraag.
Het doornemen van de tekst.
Het maken van een kort overzicht.
Het nauwkeurig bestuderen van de tekst.
Het kritisch analyseren van de tekst.
Vraag 5
In een betogende tekst wordt het standpunt onderbouwd met argumenten. Die
argumenten worden gegoten in een zogenaamde argumentatiestructuur. De structuur
van de argumentatie bepaalt hoe de argumenten zich tot elkaar verhouden.
Beoordeel onderstaande stellingen rondom de argumentatiestructuur op hun juistheid:
Stelling I
Bij een enkelvoudige argumentatie wordt een standpunt slechts door één argument
ondersteund.
Stelling II
Bij een meervoudige argumentatie heeft één argument meerdere nevenargumenten in
zich.
A. Alleen stelling I is juist.
B. Alleen stelling II is juist.
C. Beide stellingen zijn juist.
D. Beide stellingen zijn onjuist.
Vraag 6
In een betogende tekst wordt het standpunt onderbouwd met argumenten. Die
argumenten worden gegoten in een zogenaamde argumentatiestructuur. De structuur
van de argumentatie bepaalt hoe de argumenten zich tot elkaar verhouden.
Beoordeel onderstaande stellingen rondom de argumentatiestructuur op hun juistheid:
Stelling I
Bij een nevenschikkende argumentatie wordt het standpunt onderbouwd aan de hand
van twee of meer argumenten die tezamen het standpunt ondersteunen.
Stelling II
Bij een onderschikkende argumentatie is het ene argument minder belangrijk
dan/ondergeschikt aan het andere argument.
A. Alleen stelling I is juist.
B. Alleen stelling II is juist.
C. Beide stellingen zijn juist.
D. Beide stellingen zijn onjuist.
Pagina 3 van 27