1. Begripsbepaling
Naam: lichte verstandelijke beperking. FASS
Andere woorden: zwakbegaafd, beperkte verstandelijke mogelijkheden.
Wat het is: iemand leert en begrijpt dingen langzamer. IQ ligt vaak
tussen 50 en 70.
2. Verspreiding (epidemiologie)
Ongeveer 1 à 2 van de 100 mensen hebben een verstandelijke
beperking.
Een deel daarvan heeft een lichte vorm.
Het komt overal ter wereld voor.
Het kan bij iedereen voorkomen, mannen en vrouwen.
3. Anatomie / fysiologie
Anatomie: Betrokken is vooral de hersenen, met name de gebieden die
instaan voor cognitieve functies (zoals leren, geheugen,
informatieverwerking en probleemoplossing).
Fysiologie: de ontwikkeling van het zenuwstelsel verloopt vertraagd of
afwijkend, waardoor cognitieve functies beperkt blijven.
4. Oorzaken (etiologie)
Van binnenuit (bij de persoon):
- Erfelijke ziekten (bijv. syndroom van Down).
- Problemen tijdens de zwangerschap of bevalling (zuurstoftekort).
- Hersenbeschadiging door ongeluk of ziekte.
Van buitenaf (omgeving):
- Slechte zorg tijdens zwangerschap (alcohol, drugs, slechte voeding).
- Weinig steun of opvoeding in de kindertijd.
5. Symptomen
- Moeite met leren en onthouden.
- Langzamer met lezen, rekenen en taal.
- Problemen met plannen en zelfstandig zijn.
- Moeite met sociale contacten.
- Gevoelig voor stress en voor negatieve invloed van anderen.
Naam: lichte verstandelijke beperking. FASS
Andere woorden: zwakbegaafd, beperkte verstandelijke mogelijkheden.
Wat het is: iemand leert en begrijpt dingen langzamer. IQ ligt vaak
tussen 50 en 70.
2. Verspreiding (epidemiologie)
Ongeveer 1 à 2 van de 100 mensen hebben een verstandelijke
beperking.
Een deel daarvan heeft een lichte vorm.
Het komt overal ter wereld voor.
Het kan bij iedereen voorkomen, mannen en vrouwen.
3. Anatomie / fysiologie
Anatomie: Betrokken is vooral de hersenen, met name de gebieden die
instaan voor cognitieve functies (zoals leren, geheugen,
informatieverwerking en probleemoplossing).
Fysiologie: de ontwikkeling van het zenuwstelsel verloopt vertraagd of
afwijkend, waardoor cognitieve functies beperkt blijven.
4. Oorzaken (etiologie)
Van binnenuit (bij de persoon):
- Erfelijke ziekten (bijv. syndroom van Down).
- Problemen tijdens de zwangerschap of bevalling (zuurstoftekort).
- Hersenbeschadiging door ongeluk of ziekte.
Van buitenaf (omgeving):
- Slechte zorg tijdens zwangerschap (alcohol, drugs, slechte voeding).
- Weinig steun of opvoeding in de kindertijd.
5. Symptomen
- Moeite met leren en onthouden.
- Langzamer met lezen, rekenen en taal.
- Problemen met plannen en zelfstandig zijn.
- Moeite met sociale contacten.
- Gevoelig voor stress en voor negatieve invloed van anderen.