Algemene concepten
Sleutelleeftijd: moment waarop een mijlpaal bereikt is in ontwikkeling (leeftijd waarop meeste
kinderen een welbepaalde vaardigheid beheersen
Groei: een kwantitatieve verandering bestaande uit vermeerdering van cellen en cellentussenstof, een
kenmerk is de afnemende groeisnelheid (kan worden beïnvloed door verschillende factoren
- Toename van lichaamsafmetingen
- Veranderingen van lichaamsverhoudingen en lichaamssamenstelling
Ontwikkeling: kwalitatieve verandering bestaande uit wetmatige rijping en differentiatie van alle
organen, waardoor deze organen op een bepaald tijdstip gaan functioneren komt tot uiting in het
waarneembare gedrag van het kind
- Complexe samenwerking tussen het rijpende neuromusculaire apparaat en anderzijds de snel
toenemende vaardigheden van het zintuigstelsel, die het kind mogelijk maakt zich te
ontwikkelen tot individu
Rijping: bij de geboorte zijn de zenuwbanen nog niet volledig gerijpt, bij een verhoogde rijping of
myelinisatie gaat de impulsbegeleiding toenemen
- Dit zorgt ervoor dat de bewegingen aanvankelijk onwillekeurig en met het gehele lichaam
gebeurt en naarmate dit rijpingsproces toeneemt gaat men meer controle krijgen over deze
spiergroepen dat zorgt voor gedifferentieerde spierbewegingen.
Wetmatigheden van de ontwikkeling
- Interindividueel gelijke volgorde en interindividueel verschillend tijdstip: De volgorde van de
bepaalde vaardigheden die verworven worden is voor alle kinderen hetzelfde. Maar het tijdstip
waarop de kinderen deze vaardigheden verwerven is verschillend
- Celafocaudale ontwikkeling: de ontwikkeling van het hoofd naar de stuit. Bij het beheersen
van de verschillende spieren is een volgorde voorzien. De cefacaudale ontwikkeling gaat uit van
de ontwikkeling van de spieren die het dichtst bij de hersenen die als eerste onder controle
komen. Dit komt doordat de weg naar de zenuwcentrale korter is bij deze spieren.
- Proximo-distale ontwikkeling: De ontwikkeling verloopt van centraal naar perifeer en grof
motorische bewegingen gaan de fijn motorische bewegingen van de extremiteiten vooraf. Bij
grove motorische bewegingen spreekt men van bewegingen dichtbij de spieren en
spiergroepen dicht bij de romp. Bij fijne motoriek spreekt men van kleine bewegingen die we in
onze vingers en handen maken.
- Flexie-extensie ontwikkeling: Pasgeborenen vertonen in vooral een adductie-flexiehouding van
de extremiteiten. Dit gaat daarna over in een abductie-flexiehouding. Uiteindelijk leidt dit tot
een abductie-extensiehouding.
- Principe van hiërarchische integratie: Eenvoudige vaardigheden gaan doorgaans eerder
ontwikkeld worden dan de complexe vaardigheden.
- Principe van onafhankelijkheid van systemen (=principe van intra-individuele variatie): De
snelheid van ontwikkeling binnen een specifiek ontwikkelingsveld kan aanzienlijk verschillen
met een ander veld. Zo kunnen sommige kinderen een snellere evolutie maken op gebied van
motoriek en andere dan weer op gebied van taal.
- Functionele assymetrie: Afwisselende links-rechtsontwikkeling, wat soms kan leiden tot
dominantie van één van de lichaamshelften. Zo kan 1 lichaamshelft wel reeds een pincetgreep
uitvoeren terwijl de andere dit nog niet kan.
- Ontwikkeling is onomkeerbaar: Een verworven functie gaat nooit meer verloren, tenzij er een
letsel aanwezig is (bv.hersenletsel door een trauma).
- De snelheid van ontwikkelen neemt af naarmate het kind ouder wordt: Gedurende de eerste
18 maanden is er een zeer sterke aanpassingsvermogen van de baby. Verhoudingsgewijs leert
Sleutelleeftijd: moment waarop een mijlpaal bereikt is in ontwikkeling (leeftijd waarop meeste
kinderen een welbepaalde vaardigheid beheersen
Groei: een kwantitatieve verandering bestaande uit vermeerdering van cellen en cellentussenstof, een
kenmerk is de afnemende groeisnelheid (kan worden beïnvloed door verschillende factoren
- Toename van lichaamsafmetingen
- Veranderingen van lichaamsverhoudingen en lichaamssamenstelling
Ontwikkeling: kwalitatieve verandering bestaande uit wetmatige rijping en differentiatie van alle
organen, waardoor deze organen op een bepaald tijdstip gaan functioneren komt tot uiting in het
waarneembare gedrag van het kind
- Complexe samenwerking tussen het rijpende neuromusculaire apparaat en anderzijds de snel
toenemende vaardigheden van het zintuigstelsel, die het kind mogelijk maakt zich te
ontwikkelen tot individu
Rijping: bij de geboorte zijn de zenuwbanen nog niet volledig gerijpt, bij een verhoogde rijping of
myelinisatie gaat de impulsbegeleiding toenemen
- Dit zorgt ervoor dat de bewegingen aanvankelijk onwillekeurig en met het gehele lichaam
gebeurt en naarmate dit rijpingsproces toeneemt gaat men meer controle krijgen over deze
spiergroepen dat zorgt voor gedifferentieerde spierbewegingen.
Wetmatigheden van de ontwikkeling
- Interindividueel gelijke volgorde en interindividueel verschillend tijdstip: De volgorde van de
bepaalde vaardigheden die verworven worden is voor alle kinderen hetzelfde. Maar het tijdstip
waarop de kinderen deze vaardigheden verwerven is verschillend
- Celafocaudale ontwikkeling: de ontwikkeling van het hoofd naar de stuit. Bij het beheersen
van de verschillende spieren is een volgorde voorzien. De cefacaudale ontwikkeling gaat uit van
de ontwikkeling van de spieren die het dichtst bij de hersenen die als eerste onder controle
komen. Dit komt doordat de weg naar de zenuwcentrale korter is bij deze spieren.
- Proximo-distale ontwikkeling: De ontwikkeling verloopt van centraal naar perifeer en grof
motorische bewegingen gaan de fijn motorische bewegingen van de extremiteiten vooraf. Bij
grove motorische bewegingen spreekt men van bewegingen dichtbij de spieren en
spiergroepen dicht bij de romp. Bij fijne motoriek spreekt men van kleine bewegingen die we in
onze vingers en handen maken.
- Flexie-extensie ontwikkeling: Pasgeborenen vertonen in vooral een adductie-flexiehouding van
de extremiteiten. Dit gaat daarna over in een abductie-flexiehouding. Uiteindelijk leidt dit tot
een abductie-extensiehouding.
- Principe van hiërarchische integratie: Eenvoudige vaardigheden gaan doorgaans eerder
ontwikkeld worden dan de complexe vaardigheden.
- Principe van onafhankelijkheid van systemen (=principe van intra-individuele variatie): De
snelheid van ontwikkeling binnen een specifiek ontwikkelingsveld kan aanzienlijk verschillen
met een ander veld. Zo kunnen sommige kinderen een snellere evolutie maken op gebied van
motoriek en andere dan weer op gebied van taal.
- Functionele assymetrie: Afwisselende links-rechtsontwikkeling, wat soms kan leiden tot
dominantie van één van de lichaamshelften. Zo kan 1 lichaamshelft wel reeds een pincetgreep
uitvoeren terwijl de andere dit nog niet kan.
- Ontwikkeling is onomkeerbaar: Een verworven functie gaat nooit meer verloren, tenzij er een
letsel aanwezig is (bv.hersenletsel door een trauma).
- De snelheid van ontwikkelen neemt af naarmate het kind ouder wordt: Gedurende de eerste
18 maanden is er een zeer sterke aanpassingsvermogen van de baby. Verhoudingsgewijs leert