Samenvatting
R.J.N. Schlössels e.a., Onderwijseditie Bestuursrecht in de sociale rechtsstaat,
Band 1, Deventer: Wolters Kluwer 2024 (dit boek wordt in de
samenvatting Tekstboek 1 genoemd).
R.J.N. Schlössels, R.J.B. Schutgens & S.E. Zijlstra, Onderwijseditie Bestuursrecht
in de sociale rechtsstaat, Band 2, Deventer: Wolters Kluwer 2019 (dit boek wordt
in de samenvatting Tekstboek 2 genoemd).
Week 1 - L1 Handhaving deel I
Tekstboek 1, Hoofdstuk 16, Hoofdstuk 17, Hoofdstuk 18, paragraaf 18.1, 18.6
en 18.7
1.1 Bestuurlijke handhaving algemeen
ALGEMEEN
De bestuursrechtelijke handhaving vormt het sluitstuk van het overheidsoptreden
door bestuursorganen. Als door een burger bestuursrechtelijke voorschriften
worden overtreden, kan soms ook strafrechtelijk worden opgetreden, maar
bestuursrechtelijke handhaving is vaak effectiever of passender. Denk
bijvoorbeeld aan een bevel tot afbraak van een illegaal gebouwde woning. Het
Openbaar Ministerie stelt daarnaast vaak andere prioriteiten, waardoor
bestuursrechtelijke handhaving de primaire route vormt.
Bestuurlijke handhaving omvat het toezien op de naleving van wettelijke
voorschriften en het opleggen van sancties bij overtredingen, uitgevoerd door
bestuursorganen. Het doel is om naleving van de wet te verzekeren, aangezien
volledige spontane naleving onrealistisch is.
Handhaving varieert van lichte maatregelen zoals voorlichting of
aansporingen, tot zware sancties zoals gevangenisstraf of ontneming van
wederrechtelijk verkregen voordeel. Het bestuursrecht – en specifiek de
Algemene wet bestuursrecht – biedt hiervoor de juridische basis en voorziet in
waarborgen.
In het bestuursrecht wordt handhaving als het laatste onderdeel van het
bestuursproces beschouwd. Het proces begint met:
1. Normstelling (regels),
2. Uitvoering,
3. Toezicht op naleving,
4. En eindigt met handhavende maatregelen.
Handhavingsbeslissingen kunnen zelf ook nieuwe normen stellen, bijvoorbeeld bij
het opleggen van boetes.
Het bestuursrecht kent ook gemengde beslissingen, zoals:
, de eis tot naleving (art. 27 Arbeidsomstandighedenwet), of
aanwijzingen in marktoezicht.
Voor de handhaving van openbare orde gelden aanvullende regels in de
Gemeentewet (art. 172 e.v.) en de Politiewet.
BESTUURSRECHTELIJKE HANDHAVING: TWEE FASEN
Handhaving bestaat uit twee fasen:
1. Toezicht op naleving: Actief onderzoeken of voorschriften worden
nageleefd (art. 5:2 Awb).
2. Sanctionering: Het opleggen van sancties bij overtreding.
Soorten sancties:
Herstelsancties: Gericht op herstel van de rechtmatige situatie (bijv.
intrekken van een vergunning of herstelmaatregelen).
Bestraffende (punitieve) sancties: Gericht op bestraffing van de
overtreder (bijv. geldboetes).
Vaak worden beide soorten sancties gecombineerd. Dit is belangrijk voor een
effectieve handhaving. Een voorbeeld:
Overtreding van het verbod op het verrichten van een omgevingsplanactiviteit
zonder vergunning (art. 5.1 lid 1 onder a Omgevingswet) → zowel
bestuursrechtelijk als strafrechtelijk handhaafbaar.
HANDHAVING JEGENS DE OVERHEID
Ook overheden kunnen onderwerp zijn van handhaving. Denk aan:
Gemeenten die bouwvoorschriften overtreden;
Andere bestuursorganen die regels schenden.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat
handhaving tegen bestuursorganen mogelijk is, omdat bijvoorbeeld de gemeente
en het college van B&W juridisch te onderscheiden zijn.
Er kan ook sprake zijn van auto-handhaving: een bestuursorgaan dat tegen
zichzelf optreedt.
BESTUURSRECHTELIJKE HANDHAVING IN DE AWB
De Awb regelt bestuursrechtelijke handhaving in hoofdstuk 5, dat bestaat uit:
Titel 5.2: toezicht;
Titel 5.3: herstelsancties;
Titel 5.4: bestuurlijke boetes.
De Awb ziet uitsluitend op bestuursrechtelijke handhaving. Privaatrechtelijke en
strafrechtelijke handhaving vallen erbuiten (art. 1:6 Awb).
Grensgevallen:
, De Wet Mulder (administratieve afdoening verkeersovertredingen door
OM) kent materieel bestuursrecht, maar geen toepassing van de Awb-
procedureregels.
Pleidooien:
Voor een aparte wet inzake bestuursstrafrecht, vanwege de efficiëntie
van bestuursrecht.
Tegelijk zijn er zorgen over rechtsbescherming, die in het strafrecht vaak
gunstiger is voor burgers.
Bij de invoering van de derde tranche van de Awb (1 januari 1998) werd voor het
eerst een algemene regeling voor bestuursdwang en dwangsom opgenomen in
hoofdstuk 5. In 2009 volgde met de vierde tranche een verdere uitbreiding. Titel
5.1 werd ingevoerd met definities als ‘overtreding’ en ‘overtreder’. Ook werd titel
5.4 toegevoegd, waarin de bestuurlijke boete is geregeld. Daarmee bevat
hoofdstuk 5 sindsdien een vrijwel volledige regeling voor bestuursrechtelijke
handhaving.
Onderstaand schema geeft een overzicht van de bestuursrechtelijke
handhavingsmiddelen zoals geregeld in hoofdstuk 5 van de Awb:
SANCTIEBESLUITEN EN HET AWB-BESLUITBEGRIP
Sanctiebesluiten worden genomen bij beschikking en moeten voldoen aan:
Hoofdstuk 2 Awb (algemene bepalingen),
Hoofdstuk 3 Awb (algemene regels voor besluiten),
Titel 4.1 Awb (beschikkingen).
De meeste handelingen van toezichthouders zijn geen besluiten, maar:
Een verzoek om handhaving door een belanghebbende is wél een
besluit (art. 1:3 Awb) → het is namelijk een aanvraag.
OVERZICHT BESTUURSRECHTELIJKE HANDHAVINGSMIDDELEN IN DE
AWB:
Titel 5.1 Awb – Algemene regels over bestuursrechtelijke sancties
Titel 5.2 Awb – Toezichtbevoegdheden
, Titel 5.3 Awb – Herstelsancties
o Afdeling 5.3.1 Awb: bestuursdwang
o Afdeling 5.3.2 Awb: last onder dwangsom
Titel 5.4 Awb – Bestuurlijke boete
Intrekking als sanctie: niet algemeen geregeld, maar voor subsidies
opgenomen in art. 4:48 lid 1 onder b en art. 4:49 lid 1 onder c Awb
WETSARTIKELEN
Art. 5:1 Awb: definitie ‘overtreding’.
Art. 5:2 Awb: indeling sancties.
Art. 5:44 Awb: samenloop bestuursrecht en strafrecht.
Art. 142 Sv: bijzondere opsporingsambtenaren.
Art. 1:6 Awb: uitsluiting van strafrechtelijke handhaving.
Art. 27 Arbeidsomstandighedenwet: eis tot naleving.
Art. 172 e.v. Gemw: openbare orde.
Art. 175–176 Gemw: noodbevelen & noodverordeningen.
Wet Mulder: administratieve verkeershandhaving.
ABRvS: jurisprudentie over auto-handhaving.
1.2 Toezicht op de naleving
ALGEMEEN
Toezicht wordt op verschillende manieren uitgevoerd. De bekendste
toezichthouder is de politie, die strafbare feiten constateert.
Bij vermoeden van een misdrijf mogen woningen worden betreden met een
machtiging van de officier van justitie (art. 55 Sv en art. 2–3 Awbi).
Toezichthouders onder de Awb mogen ook zonder verdenking plaatsen
betreden voor controle (Titel 5.2 Awb). Voor woningen geldt een machtiging van
de burgemeester.
Toezicht omvat o.a.:
visuele observaties,
nemen van monsters,
controleren van gegevens,
vorderen van inlichtingen.
Voorbeelden van toezichthouders:
FIOD-ECD,
Onderwijsinspectie,
NVWA,
ACM & AFM (markttoezicht).
Bestuurlijke handhaving kent twee fasen:
1. De toezichtsfase – waarin wordt onderzocht of een voorschrift wordt
nageleefd;