MCO/S SAMENVATTING DEELTENTAMEN 2
6A
Survey = beschrijven/verklaren van sociale verschillen d.m.v. het stellen van
vragen aan een groot aantal respondenten
Hoge mate standaardisatie, zelfde meting voor iedereen
(vragenlijst/modus)
Reactief onderzoek = uitgelokt gedrag
Voorbeeld metingen survey:
Verdeling verschijnselen maatschappij (studeren/werkeloosheid/armoede)
Kenmerken van personen (opleidingsniveau/inkomen/leeftijd)
Gedrag (social media gebruik/kijktijd netflix/drugsgebruik)
Meningen (opinies/attitudes/gevoelens/wensen)
Eenmalig (cross-sectioneel)
Kenmerken/verbanden op individueel en geaggregeerd niveau
Herhaald (longitudinaal)
Trendsurvey
Dezelfde vragen/verschillende respondenten
Verandering op geaggregeerd niveau (trends)
Panelsurvey (= dezelfde respondenten)
Modus van afname
snelheid kosten complexit respons
eit
Persoonlijk (face to face) langzaam hoog hoog goed
capi
Telefonisch Snel hoog hoog redelijk
cati
Schriftelijk (paper and langzaam laag Lag matig
pencil)
casi
Email/websurvey zeer snel laag hoog redelijk
cawi
*ca = computer assisted
Operationalisatie survey: wat is een goede vraag?
Open vragen => wanneer het aantal antwoordmogelijkheden te groot is
Voordeel: geen sturing/bias
Nadeel: veel werk verwerken + moeite voor respondent
Gesloten vragen
Voordeel: makkelijk respondent + data invoer
Nadeel: mogelijk beïnvloeding door gegeven antwoordopties
Manifest = direct waarneembaar, Latent = niet direct waarneembaar
Meetschaal = meerdere vragen (items) die latent construct meten
, Potentiele problemen meting:
Inhoud concept niet duidelijk (onderzoekers en respondenten kunnen
anders interpreteren)
Meeteenheid van begrip niet duidelijk
Concept kan meerdere aspecten omvatten
=> meerdere vragen = hogere betrouwbaarheid
Semantische differentiaal (semantisch = woorden/betekenis, differentiaal =
onderscheid)
= verschillende woorden/begrippen die het concept beschrijven
o Woordparen van tegenovergestelde betekenis
o Geschikt voor (product/merk) vergelijkingen
Likert-schalen
= stelling gevolgd door antwoord opties (eens <-> oneens)
Populair bij sociale wetenschappen:
o Goed geschikt voor meningen, gedrag, houdingen
o Snel: verschillende stellingen, zelfde antwoordopties
o Bestaande schaal gebruiken (of zelf opstellen)
Goede vragen criteria
Taalgebruik moet passen bij de doelgroep
Geen multi-interpretabele vragen (concreet)
Vragen zo neutraal mogelijk, zonder mening of sturing
Vermijd dubbele ontkenning
Leid gevoelige onderwerpen in
Vragen zijn kort en duidelijk
Alleen relevante vragen voor respondent: routing
Pilot-test je vragen
Goede antwoordmogelijkheden
Antwoorden sluiten bij de vraag aan
Antwoorden zijn duidelijk interpreteer baar
Lijst antwoorden =
- uitputtend (exhaustive), alle relevante antwoorden zijn opgenomen
- wederzijds (mutualy exclusive), antwoorden sluiten elkaar uit
Responsvertekening (gevolg sociale wenselijkheid)
o Respons antwoord niet oprecht (niet valide)
o Bij gevoelige onderwerpen
o Verwachtingen van maatschappij, subgroup (peer group)
o Sterker bij het gebruik van een interviewer
Oplossing: maak het minder beladen, anonimiteit, geen interviewer
Surveyvaliditeit
Meet/construct validiteit: kwaliteit van je meting
- complexe begrippen: dekt de vraag het concept geheel?
- weglaten van slechte vragen => bedreiging meetvaliditeit
Externe validiteit: generaliseerbaarheid van je onderzoek,
representatief?
Interne validiteit: kwaliteit van je onderzoeksdesign
- alternatieve verklaringen, hoe zeker ben je?
6A
Survey = beschrijven/verklaren van sociale verschillen d.m.v. het stellen van
vragen aan een groot aantal respondenten
Hoge mate standaardisatie, zelfde meting voor iedereen
(vragenlijst/modus)
Reactief onderzoek = uitgelokt gedrag
Voorbeeld metingen survey:
Verdeling verschijnselen maatschappij (studeren/werkeloosheid/armoede)
Kenmerken van personen (opleidingsniveau/inkomen/leeftijd)
Gedrag (social media gebruik/kijktijd netflix/drugsgebruik)
Meningen (opinies/attitudes/gevoelens/wensen)
Eenmalig (cross-sectioneel)
Kenmerken/verbanden op individueel en geaggregeerd niveau
Herhaald (longitudinaal)
Trendsurvey
Dezelfde vragen/verschillende respondenten
Verandering op geaggregeerd niveau (trends)
Panelsurvey (= dezelfde respondenten)
Modus van afname
snelheid kosten complexit respons
eit
Persoonlijk (face to face) langzaam hoog hoog goed
capi
Telefonisch Snel hoog hoog redelijk
cati
Schriftelijk (paper and langzaam laag Lag matig
pencil)
casi
Email/websurvey zeer snel laag hoog redelijk
cawi
*ca = computer assisted
Operationalisatie survey: wat is een goede vraag?
Open vragen => wanneer het aantal antwoordmogelijkheden te groot is
Voordeel: geen sturing/bias
Nadeel: veel werk verwerken + moeite voor respondent
Gesloten vragen
Voordeel: makkelijk respondent + data invoer
Nadeel: mogelijk beïnvloeding door gegeven antwoordopties
Manifest = direct waarneembaar, Latent = niet direct waarneembaar
Meetschaal = meerdere vragen (items) die latent construct meten
, Potentiele problemen meting:
Inhoud concept niet duidelijk (onderzoekers en respondenten kunnen
anders interpreteren)
Meeteenheid van begrip niet duidelijk
Concept kan meerdere aspecten omvatten
=> meerdere vragen = hogere betrouwbaarheid
Semantische differentiaal (semantisch = woorden/betekenis, differentiaal =
onderscheid)
= verschillende woorden/begrippen die het concept beschrijven
o Woordparen van tegenovergestelde betekenis
o Geschikt voor (product/merk) vergelijkingen
Likert-schalen
= stelling gevolgd door antwoord opties (eens <-> oneens)
Populair bij sociale wetenschappen:
o Goed geschikt voor meningen, gedrag, houdingen
o Snel: verschillende stellingen, zelfde antwoordopties
o Bestaande schaal gebruiken (of zelf opstellen)
Goede vragen criteria
Taalgebruik moet passen bij de doelgroep
Geen multi-interpretabele vragen (concreet)
Vragen zo neutraal mogelijk, zonder mening of sturing
Vermijd dubbele ontkenning
Leid gevoelige onderwerpen in
Vragen zijn kort en duidelijk
Alleen relevante vragen voor respondent: routing
Pilot-test je vragen
Goede antwoordmogelijkheden
Antwoorden sluiten bij de vraag aan
Antwoorden zijn duidelijk interpreteer baar
Lijst antwoorden =
- uitputtend (exhaustive), alle relevante antwoorden zijn opgenomen
- wederzijds (mutualy exclusive), antwoorden sluiten elkaar uit
Responsvertekening (gevolg sociale wenselijkheid)
o Respons antwoord niet oprecht (niet valide)
o Bij gevoelige onderwerpen
o Verwachtingen van maatschappij, subgroup (peer group)
o Sterker bij het gebruik van een interviewer
Oplossing: maak het minder beladen, anonimiteit, geen interviewer
Surveyvaliditeit
Meet/construct validiteit: kwaliteit van je meting
- complexe begrippen: dekt de vraag het concept geheel?
- weglaten van slechte vragen => bedreiging meetvaliditeit
Externe validiteit: generaliseerbaarheid van je onderzoek,
representatief?
Interne validiteit: kwaliteit van je onderzoeksdesign
- alternatieve verklaringen, hoe zeker ben je?