Examenvragen VVG 2 allemaal
Analytische chemie
Openvragen
1. Wat is molariteit?
Molariteit is de hoeveelheid opgeloste stof per L oplossing
→Molariteit -> M = mol/L
2. Wat is precisie?
→Precisie = maat voor reproduceerbaarheid van de meting
Kan worden weergegeven als herhaalbaarheid (dezelfde dag) of intermediaire preciesie
(verschillende dagen)
3. Wat wordt niet gebruikt voor identificatie van cel elementen?
→UV-VIS → wordt alleen gebruikt om op kwalitatieve manier een molecuul te identificeren. Maar
relatief zwakke techniek omdat het ons weinig vertelt over de kwalitatieve aspecten. Het is een
bulkmeting van oplossingen, en geen beeldvormende of celgerichte techniek.
Turbidimetrie
4. Plaats monochromator bij AAS?
→ tussen brander en detector
AAS= Atomaire Absorptie Spectroscopie
5. Bij welke methode wordt een grafietoven gebruikt?
→Bij de AAS= atomic absorption spectrometrie, vooral voor zeer lage concentraties.
6. Waarvoor staat ICP?
→ICP = inductively coupled plasma, gebruikt voor elementanalyses.
7. Wat is doel van vlam bij AAS?
→Monster vernevelen en atomiseren -> omzetten in vrije atomen die licht kunnen absorberen
8. Interferentie bij meting Ca tegengaan?
→Toevoeging van een releasing agent, bijvoorbeeld lanthaniumchloride (LaCl₃). Dat voorkomt dat
calcium neerslaat met fosfaat en zorgt voor een correcte meting.
9. Waarvoor wordt een glaselektrode gebruikt?
,→ Een glaselektrode wordt gebruikt voor de meting van pH.
10. Waarvan is activiteit coëfficiënt afhankelijk?
→ Sterkte, lading en afmeting van de ionen
• Hogere ionsterkte → grotere afscherming → lagere γ
11. Is een Karamelding 1ste of 2de orde?
→Tweede orde
12. Wat is een elektrode van 1e orde?
→ Waarbij de potentiaal afhangt van 1 ion in oplossing.
13. Juist of fout: Elektrodepotentiaal is onafhankelijk van temperatuur?
→ Fout wel afhankelijk van de temp.
14. Definieer PAGE.
→ PAGE = Polyacrylamide Gel Elektroferese
15. Wat is de golflengte van zichtbaar licht?
→ 400-800nm
16. Welke golflengte heeft UV licht?
→ 200-400nm
17. Wat is het iso-elektrisch punt?
→ pH waarbij het netto elektrische lading van een molecule nul is
18. Wat is een calomelelektrode?
→ Een referentie-elektrode met kwik en kaliumchloride
Meerkeuze vragen
1. Voor welk type spectrometrie is de diode array gebruikt als detector:
A. IR
B. UV-VIS
C. NMR
D. MS
2. Welk onderdeel wordt niet in een elektrochemische cel gebruikt:
A. Elektrode
B. Zoutbrug
, C. Detector
D. Stroomdoorgang
3. Hoe worden immunoglobulines en albumine gemeten:
A. Chromatografische technieken
B. Elektroforese
C. MS
D. Atomaire absorptie spectrometrie
4. Welk onderdeel wordt niet in chromatografie gebruikt:
A. Stationaire fase
B. Mobiele fase
C. Pomp
D. Zoutbrug
5. Holle kathode lampen zijn gebruikt in:
A. Atomaire emissie spectrofotometrie
B. Atomaire absorptie spectrofotometrie
C. Moleculaire absorptie spectrofotometrie
6. Welke is een elektrode van 1e orde?
A. Kalomel elektrode
B. Metaal in evenwicht met zijn ionen
C. Ag/AgCl elektrode
D. Redox elektrode
7. Welke bespreking is NIET juist:
A. Absorptie is direct prop. met conc.
B. Transmissie is direct prop. met conc.
C. Absorptie en transmissie zijn in logaritmische verhouding
→ aborptie is recht evenredig met concentratie (lambert beer), maar transmissie daalt exponentieel
8. Glaselektrode is een:
A. Redox elektrode
B. Elektrode van de eerste orde
C. Elektrode van de tweede orde
D. Membraanelektrode
Analytische chemie
Openvragen
1. Wat is molariteit?
Molariteit is de hoeveelheid opgeloste stof per L oplossing
→Molariteit -> M = mol/L
2. Wat is precisie?
→Precisie = maat voor reproduceerbaarheid van de meting
Kan worden weergegeven als herhaalbaarheid (dezelfde dag) of intermediaire preciesie
(verschillende dagen)
3. Wat wordt niet gebruikt voor identificatie van cel elementen?
→UV-VIS → wordt alleen gebruikt om op kwalitatieve manier een molecuul te identificeren. Maar
relatief zwakke techniek omdat het ons weinig vertelt over de kwalitatieve aspecten. Het is een
bulkmeting van oplossingen, en geen beeldvormende of celgerichte techniek.
Turbidimetrie
4. Plaats monochromator bij AAS?
→ tussen brander en detector
AAS= Atomaire Absorptie Spectroscopie
5. Bij welke methode wordt een grafietoven gebruikt?
→Bij de AAS= atomic absorption spectrometrie, vooral voor zeer lage concentraties.
6. Waarvoor staat ICP?
→ICP = inductively coupled plasma, gebruikt voor elementanalyses.
7. Wat is doel van vlam bij AAS?
→Monster vernevelen en atomiseren -> omzetten in vrije atomen die licht kunnen absorberen
8. Interferentie bij meting Ca tegengaan?
→Toevoeging van een releasing agent, bijvoorbeeld lanthaniumchloride (LaCl₃). Dat voorkomt dat
calcium neerslaat met fosfaat en zorgt voor een correcte meting.
9. Waarvoor wordt een glaselektrode gebruikt?
,→ Een glaselektrode wordt gebruikt voor de meting van pH.
10. Waarvan is activiteit coëfficiënt afhankelijk?
→ Sterkte, lading en afmeting van de ionen
• Hogere ionsterkte → grotere afscherming → lagere γ
11. Is een Karamelding 1ste of 2de orde?
→Tweede orde
12. Wat is een elektrode van 1e orde?
→ Waarbij de potentiaal afhangt van 1 ion in oplossing.
13. Juist of fout: Elektrodepotentiaal is onafhankelijk van temperatuur?
→ Fout wel afhankelijk van de temp.
14. Definieer PAGE.
→ PAGE = Polyacrylamide Gel Elektroferese
15. Wat is de golflengte van zichtbaar licht?
→ 400-800nm
16. Welke golflengte heeft UV licht?
→ 200-400nm
17. Wat is het iso-elektrisch punt?
→ pH waarbij het netto elektrische lading van een molecule nul is
18. Wat is een calomelelektrode?
→ Een referentie-elektrode met kwik en kaliumchloride
Meerkeuze vragen
1. Voor welk type spectrometrie is de diode array gebruikt als detector:
A. IR
B. UV-VIS
C. NMR
D. MS
2. Welk onderdeel wordt niet in een elektrochemische cel gebruikt:
A. Elektrode
B. Zoutbrug
, C. Detector
D. Stroomdoorgang
3. Hoe worden immunoglobulines en albumine gemeten:
A. Chromatografische technieken
B. Elektroforese
C. MS
D. Atomaire absorptie spectrometrie
4. Welk onderdeel wordt niet in chromatografie gebruikt:
A. Stationaire fase
B. Mobiele fase
C. Pomp
D. Zoutbrug
5. Holle kathode lampen zijn gebruikt in:
A. Atomaire emissie spectrofotometrie
B. Atomaire absorptie spectrofotometrie
C. Moleculaire absorptie spectrofotometrie
6. Welke is een elektrode van 1e orde?
A. Kalomel elektrode
B. Metaal in evenwicht met zijn ionen
C. Ag/AgCl elektrode
D. Redox elektrode
7. Welke bespreking is NIET juist:
A. Absorptie is direct prop. met conc.
B. Transmissie is direct prop. met conc.
C. Absorptie en transmissie zijn in logaritmische verhouding
→ aborptie is recht evenredig met concentratie (lambert beer), maar transmissie daalt exponentieel
8. Glaselektrode is een:
A. Redox elektrode
B. Elektrode van de eerste orde
C. Elektrode van de tweede orde
D. Membraanelektrode