Dierenwelzijn
Functies van gedrag
Varkens en andere dieren zijn voortdurend bezig: ze vertonen gedrag. Gedrag is
alles wat mensen en dieren doen. Wilde varkens zoeken al scharrelend naar
voedsel, ze eten, ze drinken en zoeken beschutting tegen slecht weer. Door dit
gedrag overleven zij als individu. Een andere functie van gedrag is gericht op
voortplanting: het voortbestaan van de soort. Dieren paren, krijgen jongen en
verzorgen hun kleintjes. Bij varkens in gevangenschap verdwijnt vaak een deel
van het natuurlijke gedrag. Voedsel zoeken is niet meer nodig en voortplanting
vindt alleen plaats wanneer mensen het toestaan.
Ontstaan van gedrag
Bij wilde varkens valt de natuurlijke paartijd in de herfst. De biggen uit het
voorjaar zijn dan al zo groot dat de zeug (vrouwelijk varken) ze geen melk meer
geeft. Het paringsgedrag kent een vast patroon. Een beer (mannelijk varken)
knort op een speciale manier en produceert speeksel en sterk ruikend urine om
de zeug in de stemming te brengen voor een paring. Bij het paringsgedrag spelen
een aantal prikkels een rol. Zo zijn de zeug en de beer in het najaar door
hormonen in de stemming om te paren. Een hormoon is een voorbeeld van een
inwendige prikkel, die van invloed is op het gedrag. Inwendige prikkels zijn
prikkels die van binnenuit komen. Ook heb je uitwendige prikkels, zoals
bewegingen, geur en geluiden van een beer voor een zeug om stil te staan
tijdens een paring. Uitwendige prikkels komen van buitenaf. Paringsgedrag
ontstaat door een combinatie van in- en uitwendige prikkels. Elke prikkel
verhoogt motivatie, de bereidheid om gedrag uit te voeren. Zodra, de motivatie
hoog genoeg is en boven de drempelwaarde komt, is de zeug bereid om te
paren.
Opbouw van gedrag
Binnen het gedrag zijn handelingen, zogenoemde gedragselementen, te
onderscheiden. Een groep met elkaar samenhangende gedragselementen die
een bepaald doel hebben, noem je een gedragssysteem. Gedragselementen
komen vak in een chronologische volgorde voor, waarbij het effect van de ene
handeling leidt tot een volgende. Zo’n vaste volgorde van gedragselementen is
een gedragsketen. Sommige gedragsketens bestaan uit gedragselementen van
twee dieren die op elkaar reageren, bijvoorbeeld bij de paring van twee varkens.
Functies van gedrag
Varkens en andere dieren zijn voortdurend bezig: ze vertonen gedrag. Gedrag is
alles wat mensen en dieren doen. Wilde varkens zoeken al scharrelend naar
voedsel, ze eten, ze drinken en zoeken beschutting tegen slecht weer. Door dit
gedrag overleven zij als individu. Een andere functie van gedrag is gericht op
voortplanting: het voortbestaan van de soort. Dieren paren, krijgen jongen en
verzorgen hun kleintjes. Bij varkens in gevangenschap verdwijnt vaak een deel
van het natuurlijke gedrag. Voedsel zoeken is niet meer nodig en voortplanting
vindt alleen plaats wanneer mensen het toestaan.
Ontstaan van gedrag
Bij wilde varkens valt de natuurlijke paartijd in de herfst. De biggen uit het
voorjaar zijn dan al zo groot dat de zeug (vrouwelijk varken) ze geen melk meer
geeft. Het paringsgedrag kent een vast patroon. Een beer (mannelijk varken)
knort op een speciale manier en produceert speeksel en sterk ruikend urine om
de zeug in de stemming te brengen voor een paring. Bij het paringsgedrag spelen
een aantal prikkels een rol. Zo zijn de zeug en de beer in het najaar door
hormonen in de stemming om te paren. Een hormoon is een voorbeeld van een
inwendige prikkel, die van invloed is op het gedrag. Inwendige prikkels zijn
prikkels die van binnenuit komen. Ook heb je uitwendige prikkels, zoals
bewegingen, geur en geluiden van een beer voor een zeug om stil te staan
tijdens een paring. Uitwendige prikkels komen van buitenaf. Paringsgedrag
ontstaat door een combinatie van in- en uitwendige prikkels. Elke prikkel
verhoogt motivatie, de bereidheid om gedrag uit te voeren. Zodra, de motivatie
hoog genoeg is en boven de drempelwaarde komt, is de zeug bereid om te
paren.
Opbouw van gedrag
Binnen het gedrag zijn handelingen, zogenoemde gedragselementen, te
onderscheiden. Een groep met elkaar samenhangende gedragselementen die
een bepaald doel hebben, noem je een gedragssysteem. Gedragselementen
komen vak in een chronologische volgorde voor, waarbij het effect van de ene
handeling leidt tot een volgende. Zo’n vaste volgorde van gedragselementen is
een gedragsketen. Sommige gedragsketens bestaan uit gedragselementen van
twee dieren die op elkaar reageren, bijvoorbeeld bij de paring van twee varkens.