Pathologie boek 6.1 t/m 6.4.3 & 6.6.4
Onder hart- en vaatstelsel valt bloedsomloop en lymfestelsel.
Belangrijkste functie bloedsomloop is transport zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen.
Bestaat uit: hart, bloedvaten en bloed.
Het cor (hart) is holle spier tussen longen in thorax.
Atria (boezem)= boven in hart waar bloed uit longen en lichaam binnenkomen.
Ventrikels (kamer)= onder in hart die bloed uitpompen naar longen en lichaam.
-Linkerwand dikker want daar meer druk door het pompen door aorta.
-Kleine bloedsomloop: RV>longen>LA
-Grote bloedomloop: LV>rest lichaam>RA
-Endocard (glas vlies) – myocard (hartspierweefsel) – Epicard/pericard (2 lagen vlies)
-AV-kleppen: tricuspidalisklep en mitraalklep
-SL-kleppen: pulmonalisklep en aortaklep
-Kransslagader/coronairarterien voorzien hart zelf van bloed
Hartcyclus:
1- Iedere hartcyclus begint met diastole, waarbij bloed vanuit longen en rest van lichaam
het hart instroomt = passieve vullingsfase en rustfase van hart (boezems samentrek).
2- Daarna contraheren de ventrikels, waarbij bloed naar buiten wordt gepompt =
contractiefase en heet systole.
= de afwisselde relaxatie en contractie van atria en ventrikels vormt hartcyclus (0,8 sec, 75
per minuut bloed uitgepompt)
-In diastole zijn atrioventriculaire kleppen open en stroomt bloed in hart, als kamers gevuld is
sluiten ze weer. In systole, als ventrikels samentrekken, zijn ze gesloten zodat bloed niet
terug kan naar boezem.
-In systole, als kamers samentrekken, gaan semilunaire kleppen open. In diastole, aan het
einde van contractie, sluiten ze weer zodat bloed niet terug kan naar kamers.
-P-golf= depolarisatie/samentrekken (instroom natrium) van atria (geen p top bij AF)
QRS-golf= depolarisatie/samentrekken (instroom natrium) ventrikels
T-golf= repolarisatie/ruststaat (uitstroom kalium) ventrikels
-Door depolarisatie gaat spiercel samentrekken met behulp van calcium (instroom natrium)
-Repolarisatie= na contractie moet hart zijn elektrische en contractiele staat terugbrengen
naar ruststaat (uitstroom kalium)
,Prikkelgeleiding: hartspier trekt voortdurend ritmisch samen door
elektrische prikkels.
Route prikkel: groep cellen in sinusknoop (in rechter boezem),
verspreiden over atria, atrioventriculaire knoop, septum via bundel
van HIS, linker- en rechtbundeltak, vezels van purkinje
Sinusritme= normale hartritme
Filmpje Bloedvaten: arteriën en venen
Alle bloedvaten zijn verschillende in grootte maar hebben wel
zelfde 3 lagen (tunica):
-Dikte van elke laag kan verschillen per bloedvat (voornamelijk
middelste).
1- Tunica intima/interna= binnenste laag met epitheelweefsel
(endotheel)
2- Tunica media= middelste laag met glad spierweefsel en
elastisch weefsel
3- Tunica adventitia/externa= buitenste laag met bindweefsel
Arteriën (slagaders, bloed van hart naar lichaam)
-Grote arteriën (aorta) vertakken zich in steeds fijnere vaten en uiteindelijk in arteriolen
-Hoe kleiner de arteriën hoe minder elastisch weefsel in tunica media en juist meer glad
spierweefsel.
VB: aorta is erg elastisch, dus hierdoor kunnen ze de drukgolven goed opvangen die voorbij
komen na elke hartslag
-Glad spierweefsel kan worden aangestuurd en zo kan diameter van vat snel en makkelijk
worden aangepast. Voor vasocontrictie en vasodilatatie, belangrijk voor bloeddruk zodat
bloedtoevoer kan worden aangepast aan veranderde zuurstofbehoefte van weefsel.
2 soorten arteriën:
1- Arteriële anastomosen: slagaderen die ergens met elkaar zijn verbonden
VB: in handen, voeten en hersenen bij cirkel van willis
-voordeel is als er ergens een afsluiting voorkomt dat er nog bloed van de andere kant kan
komen en schade dus meevalt.
2- Eind arteriën (de meeste in lichaam): bij afsluiting van
deze arteriën zal het achterliggende weefsel onvoldoende
bloedtoevoer krijgen en afsterven (herseninfarct).
Capillairen (haarvaten, kleinste en smalle vaten (net aan rode bloedcel doorheen))
-Zuurstof en voedingsstoffen worden hier afgegeven aan weefsel en afval opgenomen
-Capillaire netwerk vormt verbinding tussen arterien en venen.
-Wand bestaat alleen uit tunica intima met enkele cellaag (endotheel) op basaal membraam
-Door de dunne laag kunnen het bloed en de cellen makkelijk gassen en stoffen uitwisselen
-Diameter heel klein dus stroomsnelheid laag, dus meer tijd voor uitwisseling
-Aan begin capillairen zitten capillaire sfincters (kleine spiertjes als toegangsdeuren),
hierdoor kan bloedstroom gereguleerd worden. Niet alle capillairen hebben altijd dezelfde
hoeveelheid bloed nodig, tijdens sporten hebben spieren meer bloed nodig dus bloedstroom
moet omhoog.
Venulen en venen (aders, capaciteitsvaten want bloedvoorraad 2/3)
-Wanden zijn veel dunner dan arteriën (in arteriën een hoge bloeddruk nodig en in de venen
juist een lage bloeddruk), maar diameter juist groter. Ook minder spier en minder elastisch.
-In de venen zie je kleppen, zodat bloed maar 1 kant op kan stromen. Dit is een stukje tunica
intima met bindweefsel dat uitsteekt in het lumen.
-Venen hebben dus kleppen zodat niet terugstroomt door zwaartekracht en arteriën niet.
-Ook weer 2 soorten: Veneuze anastomosen: in voet, komen vaker voor dan de arteriële
anastomosen
,Tensie/bloeddruk = kracht die bloed uitoefent op de wand van een
bloedvat. De druk wordt bepaald door hoeveelheid bloed die
bloedvat passeert en weerstand die bloedvat uitoefent op bloed.
-hoeveelheid bloed is afhankelijk van hartminuutvolume/cardiac
output = hoeveel bloed in 1 min door hart wordt uitgepompt
(slagvolume x hartslag in 1 min (gem. 5L per minuut))
-weerstand in bloedvaten afhankelijk van elasticiteit en diameter
bloedvat.
-Bloed stroomt van hoge druk naar lage druk (difussie)
>in linkerharthelft en grote arteriën is bloedruk het hoogst, in grote venen en rechterharthelft
juist het laagst. Bloeddruk gemeten in grote arterien.
-Bloeddruk moet hoog genoeg zijn voor goede doorstroming van weefsels en organen.
>Systolische bloeddruk: bovendruk na samentrekking kamers.
>Diastolische bloeddruk: onderdruk in ontspanningsfase van hart.
Belangrijkste regelmechanisme bij regulatie bloeddruk:
1- Baroreceptorreflex (autonome zenuwstelsel, snel): receptoren in vaatwand aortaboog
en halsslagader en geven de
veranderingen door aan
hersenstam en dan aanpassing
door autonome zenuwstelsel. Bij
verhoogde bloeddruk volgt prikkel
voor verlaging hartfrequentie en
vasodilatatie (verwijden).
2- Antidiuretisch hormoon (ADH): aangemaakt door hypothalamus en opgeslagen in
hypofyse. Wordt afgegeven in reactie op lage bloeddruk, waardoor nieren meer water
vasthouden. Dit leidt tot toename van circulerend volume en stijging bloeddruk.
3- Renine-angiotensine-aldosteronsysteem (RAAS): in aanvoerende arteriolen van
glomeruli in nieren bevinden zich ook
baroreceptoren die bloeddruk
registreren:
(angiotensine 2 is een hormoon,
daarvoor eiwitten denk)
Antagonisten verlagen iets en agonist
verhoogt iets.
Aldosteron afgegeven door bijnieren en
ADH door hypofyse
Diagnostisch onderzoek hart- en vaatziekten:
1- Lichamelijk: huid, halsvenen, pulsaties van arterien, hart/longen, grootte lever/milt
2- Meten: pols, bloeddruk, capillaire refill-tijd (CRT, 5 sec huid indrukken moet binnen 2
sec weer normale kleur hebben), enkel-armindex (bloeddruk in enkels meten)
3- Laboratorium: lipidenspectrum bepalen (LDL-cholestrol, HDL-cholestrol en
triglyceriden), troponine bij verdenking hartinfarct, BNP of NTpro-BNP bij hartfalen
4- Functieonderzoek: ECG (holteronderzoek), ergometrie (fietstest), looptest
5- Beelvormend onderzoek: rontgen, CT (contrastv), echocardiografie, X-thorac, MRI of
duplexonderzoek
6- Hartkatheterisatie
7- Isotopenonderzoek (scintigrafie)
, Arteriele aandoeningen (ischemische hart- en vaatziekten):
Ischemie: afwijkingen aan arteriën belemmeren bloeddoorstroom en daarmee aanvoer
zuurstof en voedingsstoffen aan weefsels.
-Vaak schade aan endotheel, arterie wordt dan hard en stug en zorgt voor vernauwing
(atherosclerose).
-Soms raakt vaatwand verzwakt en gaat dan verwijden (aneurysma).
-Hypercholesterolemie= hoog LDL-cholestrol en laag HDL-cholestrol.
-Preventieve maatregelen van arteriele aandoeningen vaak gericht op: hypertensie en
atherosclerose. En Altijd leefstijl ofc.
1- Atherosclerose (slagadervernauwing): aandoening van arterien waarbij vernauwing
optreedt door vetafzetting aan binnenzijde (atheromateuze plaques). Ateriewanden
worden hard een onbuigzaam (sclerose). Door beschadiging endotheel kunnen
cholestrol (LDL) en ontstekingscellen ophopen (vetafzettingen). Hierdoor
ontstekingsproces in vaatwand, waardoor dikker en stugger > atheromateuze plaques
met bindweefselkapsel (fibreuse kap). Kan openbarsten en dan kan stolsel arterie
afsluiten. Oorzaak vaak combi van eferlijk en niet erfelijke factoren.
Diagnose begint met risicoprofiel en afhankelijk van klachten
aanvullend. Asymp. Behandeling gericht op bestrijden
risicofactoren en verdere verergering te voorkomen. Complicaties:
infarct, aneurysma of hypertensie en/of verminderd nierfunctie.
2- Hypertensie (langdurig hoge bloeddruk): als arteriële druk hoger is dan
140 systolisch en 90 diastolisch (normaal is 120/80, bij hypo 90/60)
Risico: oud (door verminderde elasticiteit), genetisch, overgewicht, stress,
leefstijl.
Oorzaak: 95% vaak zonder oorzaak (primair/essentiële). Secundair door bijv
nieraandoeningen
Sympt: Vaak geen klachten, langdurig verhoogt kan hoofdpijn, duizelig, moe,
opvliegers, rusteloos en bloedneuzen veroorzaken.
Diagnose: meerdere bloeddrukmetingen bij huisarts en thuis + bloed
Behandeling: bloeddruk verlagen door leefstijl (minder zout en alcohol) en/of
antihypertensiva medicatie (ACE-remmers en angiotensinereceptorblokkers
(remmen RAAS), calciumantagonisten (vaatverwijdend effect, want calcium
zorgt juist voor samentrekken spiercel), diuretica (plastabletten, dus vermindering
vaatvulling) en betablokkers (remmen sympatische activiteit))
Complicaties: hart- en vaatziekten als gevolg van atherosclerose, chronische nierschade,
vissusstoornis door beschadiging netvliesvaten, verminderd cognitief functioneren. Meeste
overlijden aan coronaire hartziekten.
-Hypertensieve crisis: gevaarlijk hoge bloeddruk (>200 en 120) met hoofdpijn en duizeligheid
en tekenen van orgaanschade (spoed ziekenhuis).
-Linkerventrikelhypertrofie: verdikking van linkerventrikel, doordat hart langdurig tegen
verhoogde weerstand in moet pompen, gevolg = cardiomyopathie (hartspierziekte) dus
hartfalen.