Op het tentamen de modellen kennen maar ook voorbeelden
kunnen noemen van de modellen.
Hoorcollege 1:
Twee typen onderzoek:
1. Fundamenteel onderzoek; theorie ontwikkeling & theorie testen
2. Toegepast onderzoek; probleem oplossing & ontwerp gericht
onderzoek
Fundamenteel onderzoek:
De empirische cyclus.
Waarom de empirische cyclus belangrijk is voor wetenschappelijk
onderzoek:
1. Objectiviteit: De empirische cyclus helpt wetenschappers om op
een gestructureerde en objectieve manier gegevens te verzamelen
en te analyseren. Dit voorkomt dat persoonlijke biases invloed
hebben op de conclusies.
2. Herhaalbaarheid: Het zorgt ervoor dat onderzoeksresultaten
herhaalbaar zijn. Door het proces te documenteren en transparant te
maken, kunnen andere wetenschappers hetzelfde experiment
uitvoeren en dezelfde resultaten behalen, wat de betrouwbaarheid
van het onderzoek vergroot.
, 3. Verificatie van theorieën: Wetenschap draait om het testen van
theorieën en het verzamelen van bewijs. De empirische cyclus stelt
onderzoekers in staat om hypothesen en theorieën systematisch te
testen, waardoor kennis wordt vergroot en verbeterd.
4. Continue verbetering van kennis: Door het proces van
hypothesetesten en het herzien van ideeën op basis van empirische
gegevens, wordt de wetenschappelijke kennis voortdurend verfijnd
en uitgebreid.
De empirische cyclus is belangrijk omdat het wetenschappers helpt op een
gestructureerde en betrouwbare manier bewijs te verzamelen,
ideeën te testen en nieuwe theorieën te ontwikkelen. Dit draagt bij
aan de vooruitgang van wetenschappelijk onderzoek.
In de empirische cyclus volgt de probleemstelling meestal vanuit een
problem (spanningsveld) of kloof in de literatuur
Probleemstelling voor een fundamenteel wetenschappelijk
onderzoek:
- Beschrijft de context waarbinnen een studie plaatsvindt
- Beschrijft een ‘issue’ dat bestaat in de theorie (en de praktijk) dat
vraagt om verder onderzoek: wat is de ‘gap’?
- Moet gepresenteerd worden in een bepaalde context, die kort
toegelicht moet worden, inclusief een bespreking van het
conceptuele raamwerk waar het in ingebed is.
Theoretische kloof, twee manieren om te beginnen:
- Kloof zien (research gap)
o Gebrek aan inzicht in de relatie tussen variabelen
o Gebrek aan inzicht in specifieke context
- Problematiseren (spanningsveld)
o Tegenstrijdige bevindingen
o Problematische aannames
o Spanningen tussen theorieën of in de praktijk
Het proces van fundamenteel onderzoek:
, Toegepast onderzoek:
Probleemoplossing cyclus:
Deze cyclus
helpt gestructureerd nadenken over problemen en zorgt ervoor dat
oplossingen systematisch worden ontwikkeld en getest.
In de probleemoplossingscyclus volgt de onderzoeksvraag meestal vanuit
een concreet bedrijfsprobleem waar geen (theoretisch) antwoord voor
bestaat
Het gaat hier dus om een bedrijfsprobleem (en niet puur iets van
wetenschappers of literatuur)
Een bedrijfsprobleem = een bedrijfsproces of –systeem dat
suboptimaal is en de verwachtingen niet (meer) waar kan maken (bv
kwaliteit, kosten, snelheid, etc.)
Er is een verschil (gap/kloof) tussen de huidige en gewenste
situatie (dus tussen as it is en as it is desired). In andere woorden,
een gap tussen de werkelijke prestaties en de gewenste prestatie
van een bedrijfsproces of -systeem
kunnen noemen van de modellen.
Hoorcollege 1:
Twee typen onderzoek:
1. Fundamenteel onderzoek; theorie ontwikkeling & theorie testen
2. Toegepast onderzoek; probleem oplossing & ontwerp gericht
onderzoek
Fundamenteel onderzoek:
De empirische cyclus.
Waarom de empirische cyclus belangrijk is voor wetenschappelijk
onderzoek:
1. Objectiviteit: De empirische cyclus helpt wetenschappers om op
een gestructureerde en objectieve manier gegevens te verzamelen
en te analyseren. Dit voorkomt dat persoonlijke biases invloed
hebben op de conclusies.
2. Herhaalbaarheid: Het zorgt ervoor dat onderzoeksresultaten
herhaalbaar zijn. Door het proces te documenteren en transparant te
maken, kunnen andere wetenschappers hetzelfde experiment
uitvoeren en dezelfde resultaten behalen, wat de betrouwbaarheid
van het onderzoek vergroot.
, 3. Verificatie van theorieën: Wetenschap draait om het testen van
theorieën en het verzamelen van bewijs. De empirische cyclus stelt
onderzoekers in staat om hypothesen en theorieën systematisch te
testen, waardoor kennis wordt vergroot en verbeterd.
4. Continue verbetering van kennis: Door het proces van
hypothesetesten en het herzien van ideeën op basis van empirische
gegevens, wordt de wetenschappelijke kennis voortdurend verfijnd
en uitgebreid.
De empirische cyclus is belangrijk omdat het wetenschappers helpt op een
gestructureerde en betrouwbare manier bewijs te verzamelen,
ideeën te testen en nieuwe theorieën te ontwikkelen. Dit draagt bij
aan de vooruitgang van wetenschappelijk onderzoek.
In de empirische cyclus volgt de probleemstelling meestal vanuit een
problem (spanningsveld) of kloof in de literatuur
Probleemstelling voor een fundamenteel wetenschappelijk
onderzoek:
- Beschrijft de context waarbinnen een studie plaatsvindt
- Beschrijft een ‘issue’ dat bestaat in de theorie (en de praktijk) dat
vraagt om verder onderzoek: wat is de ‘gap’?
- Moet gepresenteerd worden in een bepaalde context, die kort
toegelicht moet worden, inclusief een bespreking van het
conceptuele raamwerk waar het in ingebed is.
Theoretische kloof, twee manieren om te beginnen:
- Kloof zien (research gap)
o Gebrek aan inzicht in de relatie tussen variabelen
o Gebrek aan inzicht in specifieke context
- Problematiseren (spanningsveld)
o Tegenstrijdige bevindingen
o Problematische aannames
o Spanningen tussen theorieën of in de praktijk
Het proces van fundamenteel onderzoek:
, Toegepast onderzoek:
Probleemoplossing cyclus:
Deze cyclus
helpt gestructureerd nadenken over problemen en zorgt ervoor dat
oplossingen systematisch worden ontwikkeld en getest.
In de probleemoplossingscyclus volgt de onderzoeksvraag meestal vanuit
een concreet bedrijfsprobleem waar geen (theoretisch) antwoord voor
bestaat
Het gaat hier dus om een bedrijfsprobleem (en niet puur iets van
wetenschappers of literatuur)
Een bedrijfsprobleem = een bedrijfsproces of –systeem dat
suboptimaal is en de verwachtingen niet (meer) waar kan maken (bv
kwaliteit, kosten, snelheid, etc.)
Er is een verschil (gap/kloof) tussen de huidige en gewenste
situatie (dus tussen as it is en as it is desired). In andere woorden,
een gap tussen de werkelijke prestaties en de gewenste prestatie
van een bedrijfsproces of -systeem
