Economie voor havo & vwo bovenbouw
MODULE VRAAG EN AANBOD
ANTWOORDEN
HAVO
Antwoorden Module Vraag en aanbod – havo 1
, HAVO
ANTWOORDEN
Economie voor havo & vwo bovenbouw
HOOFDSTUK 1 DE VRAAG NAAR PRODUCTEN
Paragraaf 1.1 De individuele vraag
Opdrachten
1 a € 500 miljoen / (ongeveer) 17 miljoen inwoners = € 29,41 per persoon.
b 1 Veel mensen hebben veel uitgegeven in december en willen het in januari wat
zuiniger aan doen.
2 Wie in december een cadeau heeft gekregen dat hij anders zelf had gekocht,
zoals een schooltas, hoeft dat in januari niet meer te doen.
c In januari houden veel winkeliers uitverkoop.
2 a De consument heeft minder behoefte aan een tweede appel als hij er al een gekocht
heeft en heeft er dus ook minder geld voor over. Vervolgens heeft hij nog minder
behoefte aan de derde appel als hij er al twee gekocht heeft.
b Bij p = € 0,20 koopt hij ook de derde appel, dus drie in totaal.
c Berekening van het consumentensurplus bij p = € 0,20
Betalingsbereidheid Consumentensurplus
Eerste appel € 0,70 € 0,50
Tweede appel € 0,50 € 0,30
Derde appel € 0,30 € 0,10
Totaal consumentensurplus € 0,90
3 Bij 1, 2, 3, 5 stijgt de betalingsbereidheid. Bij 4 daalt de betalingsbereidheid. 6 beïnvloedt
de betalingsbereidheid niet. Bron 2 geeft immers bij iedere prijs aan wat de
betalingsbereidheid is. Bij een verandering van de prijs verandert bron 2 niet. Wel
verandert het aantal stuks dat de consument wil kopen.
4 1 = I, 2 = I, 3 = IV, 4 = III, 5 = II, 6 = II
5 Ja, complementair betekent in deze bron dat de aanvallende spelers elkaar in kwaliteiten
aanvullen, zoals dat ook bij complementaire goederen is.
6 a Brommer, auto, bus
b Een fietstas, fietspompje, fietsslot
7 D
8 a, b
c qv = –10 ×15 + 200 = 50
Oppervlakte driehoek (= comsumentensurplus): 0,5 × (20 – 15) × 50 = 125
9 a De mate waarin de producenten een eerlijke prijs krijgen en de smaak van de koffie.
b Bijvoorbeeld: de organisatie kan aan de hand van de betalingsbereidheid beter
inschatten bij welke prijs zij de beste verkoopresultaten behaalt.
2
MODULE VRAAG EN AANBOD
ANTWOORDEN
HAVO
Antwoorden Module Vraag en aanbod – havo 1
, HAVO
ANTWOORDEN
Economie voor havo & vwo bovenbouw
HOOFDSTUK 1 DE VRAAG NAAR PRODUCTEN
Paragraaf 1.1 De individuele vraag
Opdrachten
1 a € 500 miljoen / (ongeveer) 17 miljoen inwoners = € 29,41 per persoon.
b 1 Veel mensen hebben veel uitgegeven in december en willen het in januari wat
zuiniger aan doen.
2 Wie in december een cadeau heeft gekregen dat hij anders zelf had gekocht,
zoals een schooltas, hoeft dat in januari niet meer te doen.
c In januari houden veel winkeliers uitverkoop.
2 a De consument heeft minder behoefte aan een tweede appel als hij er al een gekocht
heeft en heeft er dus ook minder geld voor over. Vervolgens heeft hij nog minder
behoefte aan de derde appel als hij er al twee gekocht heeft.
b Bij p = € 0,20 koopt hij ook de derde appel, dus drie in totaal.
c Berekening van het consumentensurplus bij p = € 0,20
Betalingsbereidheid Consumentensurplus
Eerste appel € 0,70 € 0,50
Tweede appel € 0,50 € 0,30
Derde appel € 0,30 € 0,10
Totaal consumentensurplus € 0,90
3 Bij 1, 2, 3, 5 stijgt de betalingsbereidheid. Bij 4 daalt de betalingsbereidheid. 6 beïnvloedt
de betalingsbereidheid niet. Bron 2 geeft immers bij iedere prijs aan wat de
betalingsbereidheid is. Bij een verandering van de prijs verandert bron 2 niet. Wel
verandert het aantal stuks dat de consument wil kopen.
4 1 = I, 2 = I, 3 = IV, 4 = III, 5 = II, 6 = II
5 Ja, complementair betekent in deze bron dat de aanvallende spelers elkaar in kwaliteiten
aanvullen, zoals dat ook bij complementaire goederen is.
6 a Brommer, auto, bus
b Een fietstas, fietspompje, fietsslot
7 D
8 a, b
c qv = –10 ×15 + 200 = 50
Oppervlakte driehoek (= comsumentensurplus): 0,5 × (20 – 15) × 50 = 125
9 a De mate waarin de producenten een eerlijke prijs krijgen en de smaak van de koffie.
b Bijvoorbeeld: de organisatie kan aan de hand van de betalingsbereidheid beter
inschatten bij welke prijs zij de beste verkoopresultaten behaalt.
2