LES 1 – INTRODUCTIE
Anatomie & fysiologie
Ter hoogte van het capillaire bed in de weefsels is er een continue stroom van water en afvalstoffen
naar het lymfesysteem. Het lymfestelsel behoort tot het lagedruk systeem samen met veneus stelsel
Veneus stelsel
Veneuze retour:
Spierpomp: contractie = bloed naar het hart,
- Diepe venen
ontspannen = oppervlakkig -> diep
- Oppervlakkige venen
Kleppen: bloed zakt niet terug
- Perforanten
Fysiologisch: door intrathoracale en -abdominale
drukverandering stimuleren we de flow in de venen
Lymfestelsel
Functie: afvoer water & afvalproducten uit interstitium + afweer vreemde bestanddelen
1) Lymfecapillairen en lymfeprecollectoren: opname water en afvalproducten
2) Lymfecollectoren: bij verhoogde druk trekt lymfangion, tussen 2 kleppen, samen
waardoor lymfe in de juiste richting stroomt (∼ massage, spiercontractie)
3) Lymfeknopen: lymfefiltratie tegen vreemde bestanddelen (macrofagen en
lymfocyten)
Via de vena subclavia sinister (linkerbeen + arm + hoofd) en de vena subclavia dexter
(rechterarm + hoofd) wordt het gefilterde lymfe terug naar de bloedcirculatie gebracht.
Onderste lidmaat lymfeknopen Bovenste lidmaat lymfeknopen
– Popliteaal (knie) - diep – Cubitaal (elleboog) - diep
– Inguinaal (lies) – Humeraal
– Iliacaal (bekken) – Centraal
– Sub- of retroclaviculair
10% diep en 90% oppervlakkig: diepe – Thoracaal
lymfesysteem ligt tussen de spieren – Scapulair
Ontstaansmechanismen oedeem
= abnormale ophoping vloeistof in het interstitium omdat filtratie bloedcapillairen ≠ resorptie
lymfecapillairen. Oedeem is een symptoom van een bepaalde aandoening, geen diagnose.
Toegenomen capillaire filtratie
Hydrostatische druk: druk vloeistof op een lichaam op bepaalde diepte
Oncotische druk: druk door plasmaproteïnen
a) Toename lokale druk in bloedcapillairen - spataders of hartfalen
, b) Afgenomen oncotische druk in bloedcapillairen – levercirrose of ondervoeding
c) Toegenomen oncotische druk in interstitium – veel afvalproducten na vallen
d) Toegenomen permeabiliteit van bloedcapillairen – allergie of bacteriële infectie
Minder resorptie
a) Primair lymfeoedeem (congenitaal): beperkt aantal of afwijkende lymfeknopen
b) Secundair lymfeoedeem: kanker, infectie, chirurgie, trauma, obesitas
Vaak een combinatie van verhoogde filtratie en verminderde resorptie
Types oedeem
o Primair vs secundair
o Dynamische lymfe-insufficiëntie: toegenomen filtratie
o Statische lymfe-insufficiëntie: verminderde resorptie en transportcapaciteit
o Pitting vs non-pitting oedeem
Differentiële diagnostiek
Cardiaal oedeem
Renaal oedeem Rode vlag: initiële probleem moet aangepakt worden
Hepatisch oedeem voor oedeem weg kan gaan
Veneus oedeem: kleppen sluiten niet goed waardoor er bloed in de venen blijft staan
Lymfoedeem: oorzaak lymfestelsel
Lipoedeem: overmatige opstapeling van vetcellen (GEEN oedeem)
Evaluatie patiënt met oedeem – ICF-model
Anamnese KO
Klachten Inspectie: huid, compressiemateriaal, hulpmiddelen, schoeisel
Tijdslijn Palpatie: pitting, huidplooi, consistentie weefsel
Risicofactoren Functie onderzoek: fitheid, spierkracht, ROM, vragenlijst, …
Aandoeningen Meten oedeem: volume, watergehalte
Anatomie & fysiologie
Ter hoogte van het capillaire bed in de weefsels is er een continue stroom van water en afvalstoffen
naar het lymfesysteem. Het lymfestelsel behoort tot het lagedruk systeem samen met veneus stelsel
Veneus stelsel
Veneuze retour:
Spierpomp: contractie = bloed naar het hart,
- Diepe venen
ontspannen = oppervlakkig -> diep
- Oppervlakkige venen
Kleppen: bloed zakt niet terug
- Perforanten
Fysiologisch: door intrathoracale en -abdominale
drukverandering stimuleren we de flow in de venen
Lymfestelsel
Functie: afvoer water & afvalproducten uit interstitium + afweer vreemde bestanddelen
1) Lymfecapillairen en lymfeprecollectoren: opname water en afvalproducten
2) Lymfecollectoren: bij verhoogde druk trekt lymfangion, tussen 2 kleppen, samen
waardoor lymfe in de juiste richting stroomt (∼ massage, spiercontractie)
3) Lymfeknopen: lymfefiltratie tegen vreemde bestanddelen (macrofagen en
lymfocyten)
Via de vena subclavia sinister (linkerbeen + arm + hoofd) en de vena subclavia dexter
(rechterarm + hoofd) wordt het gefilterde lymfe terug naar de bloedcirculatie gebracht.
Onderste lidmaat lymfeknopen Bovenste lidmaat lymfeknopen
– Popliteaal (knie) - diep – Cubitaal (elleboog) - diep
– Inguinaal (lies) – Humeraal
– Iliacaal (bekken) – Centraal
– Sub- of retroclaviculair
10% diep en 90% oppervlakkig: diepe – Thoracaal
lymfesysteem ligt tussen de spieren – Scapulair
Ontstaansmechanismen oedeem
= abnormale ophoping vloeistof in het interstitium omdat filtratie bloedcapillairen ≠ resorptie
lymfecapillairen. Oedeem is een symptoom van een bepaalde aandoening, geen diagnose.
Toegenomen capillaire filtratie
Hydrostatische druk: druk vloeistof op een lichaam op bepaalde diepte
Oncotische druk: druk door plasmaproteïnen
a) Toename lokale druk in bloedcapillairen - spataders of hartfalen
, b) Afgenomen oncotische druk in bloedcapillairen – levercirrose of ondervoeding
c) Toegenomen oncotische druk in interstitium – veel afvalproducten na vallen
d) Toegenomen permeabiliteit van bloedcapillairen – allergie of bacteriële infectie
Minder resorptie
a) Primair lymfeoedeem (congenitaal): beperkt aantal of afwijkende lymfeknopen
b) Secundair lymfeoedeem: kanker, infectie, chirurgie, trauma, obesitas
Vaak een combinatie van verhoogde filtratie en verminderde resorptie
Types oedeem
o Primair vs secundair
o Dynamische lymfe-insufficiëntie: toegenomen filtratie
o Statische lymfe-insufficiëntie: verminderde resorptie en transportcapaciteit
o Pitting vs non-pitting oedeem
Differentiële diagnostiek
Cardiaal oedeem
Renaal oedeem Rode vlag: initiële probleem moet aangepakt worden
Hepatisch oedeem voor oedeem weg kan gaan
Veneus oedeem: kleppen sluiten niet goed waardoor er bloed in de venen blijft staan
Lymfoedeem: oorzaak lymfestelsel
Lipoedeem: overmatige opstapeling van vetcellen (GEEN oedeem)
Evaluatie patiënt met oedeem – ICF-model
Anamnese KO
Klachten Inspectie: huid, compressiemateriaal, hulpmiddelen, schoeisel
Tijdslijn Palpatie: pitting, huidplooi, consistentie weefsel
Risicofactoren Functie onderzoek: fitheid, spierkracht, ROM, vragenlijst, …
Aandoeningen Meten oedeem: volume, watergehalte