LES 1: INLEIDING
ONTWIKKELINGSSTOORNIS
• Dit begrip wordt omschreven als een neurologische of psychische aandoening die de ‘normale’ ontwikkeling verstoord
o Het begrip 'ontwikkelingsstoornis' is breed en omvat verschillende ervaringen die variëren langs een continuüm van
subjectieve impact
§ Wat voor het ene kind heel storend is gaat voor het andere kind geen probleem zijn, hangt niet enkel af van je
microsysteem (ouders, vrienden), maar evengoed van de bredere context waarin je zit, zoals de cultuur van een
land – Bv. problemen met lezen gaan een grotere subjectieve impact hebben in een cultuur waarin geletterdheid
belangrijk is zoals de onze
o Treedt vroeg in de kindertijd op
• De term neurodiversiteit is in opmars als verzamelterm omdat we willen loskomen van de strikte labels/diagnoses
• Vaak gaan ontwikkelingsstoornissen gepaard met leerproblemen: leerproblemen zijn daar één aspect van. Het gaat over de
‘moeilijkheden bij het leren’ ⇒ er is een opdeling tussen leerstoornissen en moeilijkheden bij het leren:
o Leerproblemen zijn heel breed
o Kan te maken hebben met individuele factoren:
§ Motivatie
§ Langdurige ziekte
§ …
o En/of met omgevingsfactoren:
§ Beperkte opvolging thuis
§ Moeilijke thuissituatie (bv. geen rustige plek voor huiswerk) ⇒ kan leiden tot schoolse achterstand
o Leerproblemen kunnen tijdelijk zijn – Bv. wanneer iemand een tegenslag heeft of er zijn mentale problemen, kunnen
er leerproblemen zijn, maar deze kunnen wel opgepikt worden
• Voorbeelden:
o Autisme
o ADHD
o Zwakbegaafdheid
o Leerstoornissen
o …
LEERPROBLEMEN VS. LEERSTOORNISSEN
• Vaak gaan ontwikkelingsstoornissen gepaard met leerproblemen (wat letterlijk problemen bij het leren betekent), maar het
is belangrijk om te benadrukken dat deze twee begrippen duidelijk van elkaar kunnen worden onderscheiden.
LET OP: leerproblemen en leerstoornissen zijn niet hetzelfde!*
o Leerproblemen = problemen bij het leren in het algemeen. Dit is een breed begrip en kan verschillende oorzaken hebben.
o Leerstoornissen = stoornissen die het leren specifiek beïnvloeden. Het is een meer afgebakend en specifiek begrip.
→ Er is bij leerstoornissen altijd sprake van leerproblemen, maar niet elk leerprobleem wijst op een stoornis!
• Leerproblemen omvatten een breder spectrum, zoals:
o Gebrek aan motivatie: waarbij iemand de cognitieve capaciteiten heeft maar geen zin heeft om te studeren
o Invloed van sociale context: zoals de overgang naar digitaal onderwijs tijdens de coronapandemie, wat een leerprobleem
kan zijn als een student niet over een laptop beschikt
o En andere soortgelijke situaties
• Het begrip 'stoornis' wordt gedefinieerd aan de hand van specifieke criteria, zoals vastgesteld in onder andere de DSM-V. Als
de criteria worden afgevinkt, kunnen we spreken van een leerstoornis.
→ Wanneer je leerproblemen hebt, gaat het over iets heel breeds. Bij een leerstoornis gaat het om iets heel specifieks dat
voldoet aan vastgelegde diagnostische criteria.
1
,• Een leerstoornis wordt in de DSM-V Specifieke leerstoornis genoemd. Er is hierbij sprake van specificiteit in verminderde
mogelijkheden: het is een stoornis die zich richt op een heel specifiek afgebakend deelgebied – bv. moeite hebben met vloeiend
lezen, terwijl wiskundige vaardigheden intact blijven en het geheugen goed functioneert.
o Specificiteit paradox – quid comorbiditeit: De specificiteit paradox verwijst naar het feit dat een specifieke uitval
optreedt zonder een duidelijke enkelvoudige oorzaak. Dit roept vragen op over comorbiditeit, ofwel de mogelijke
aanwezigheid van andere aandoeningen of stoornissen naast de specifieke problemen, zoals coördinatieproblemen of
aandachtsproblemen
Vbn. zoals dyslexie en dyscalculie zijn leerstoornissen omdat er sprake is van een uitval op een specifieke capaciteit
(lezen of wiskunde). Hoewel we dan een specifieke oorzaak zouden verwachten, blijkt in de praktijk vaak dat de
oorzaak eerder een combinatie is van meerdere algemene factoren of probleemgebieden
DSM-V CRITERIA SPECIFIEKE LEERSTOORNIS
!!! Niet alle criteria moeten aanwezig zijn om van een leerstoornis te spreken – bv. iemand kan vlot lezen, maar toch grote
moeilijkheden hebben met spelling. Vaak hangen deze moeilijkheden samen, maar ze vereisen in de praktijk een andere aanpak en
ondersteuning.
A. Moeite met het aanleren en gebruiken van schoolse vaardigheden, zoals blijkt uit de persisterende aanwezigheid van minstens
een van de volgende symptomen gedurende minstens 6 maanden, ondanks interventie gericht op deze moeilijkheden:
1. onnauwkeurig of langzaam en moeizaam lezen van woorden (leest bijvoorbeeld losse woorden fout of langzaam en
aarzelend hardop voor, raadt vaak woorden, heeft problemen met het goed uitspreken van woorden).
2. Moeite om de betekenis te begrijpen van wat wordt gelezen (kan bijvoorbeeld de tekst correct lezen, maar begrijpt
de volgorde, relaties, gevolgtrekkingen of diepere betekenis van het gelezene niet).
3. Moeite met spelling (voegt bijvoorbeeld klinkers en medeklinkers toe, laat ze weg, of vervangt ze).
4. Moeite om zich schriftelijk uit te drukken (maakt bijvoorbeeld in zinnen talloze grammaticale of interpunctiefouten;
deelt de alinea’s slecht in; zijn of haar schriftelijke weergave van ideeën is niet helder).
5. Moeite met het zich eigen maken van het gevoel voor en feiten rond getallen en berekeningen (begrijpt bijvoorbeeld
getallen niet goed, begrijpt hun grootte en onderlinge relaties niet; telt op de vingers om getallen onder de 10 op te
tellen in plaats van de rekenregels te gebruiken zoals leeftijdsgenoten dat doen; raakt de draad kwijt in berekeningen
en wisselt van aanpak).
6. Moeite met cijfermatig redeneren (heeft bijvoorbeeld veel moeite met het toepassen van cijfermatige concepten,
feiten of procedures om kwantitatieve problemen op te lossen).
→ De eerste vier criteria (1–4) hieronder hebben vooral betrekking op lezen, spellen en schrijven = symptomen van dyslexie.
→ De criteria 5 en 6 gaan over getalbegrip en rekenvaardigheden = symptomen van dyscalculie.
› 1-4 zijn symptomen van dyslexie, 5-6 zijn symptomen van dyscalculie
B. De betreffende schoolse vaardigheden zijn substantieel en meetbaar slechter ontwikkeld dan gezien de kalenderleeftijd
verwacht mag worden en hebben een significant negatieve invloed op de schoolresultaten en werkprestaties, of op de
alledaagse activiteiten, wat wordt bevestigd door bij de betrokkene afgenomen gestandaardiseerde prestatietests en een
volledig onderzoek. Bij mensen ouder dan 17 jaar kan het gestandaardiseerde onderzoek vervangen worden door een
gedocumenteerde voorgeschiedenis van tot beperking leidende leerproblemen.
LET OP: wat “meetbaar slechter” is, is niet altijd objectief – dit wordt beoordeeld via gestandaardiseerde testen of uitgebreide
observatie en onderzoek.
→ Hier zit ook een belangrijk verschil tussen leerproblemen en een echte leerstoornis.
C. De leerproblemen beginnen tijdens de schooljaren, maar worden soms pas echt manifest op het moment dat de betreffende
schoolse vaardigheden zwaarder belast worden dan de betrokkene met zijn of haar beperkte vermogens aankan (zoals bij
toetsen met een tijdslimiet; binnen een bepaalde tijd lezen of schrijven van lange, complexe teksten; in geval van een excessief
zware studiebelasting).
→ De focus ligt hier op schoolse vaardigheden en beperkingen daarbij, en hoe deze zich manifesteren in het dagelijks schoolleven.
D. De leerproblemen kunnen niet beter worden verklaard door verstandelijke beperkingen, niet-gecorrigeerde visus- of
gehoorstoornissen, andere psychische of neurologische stoornissen, psychosociale tegenslagen, gebrekkige beheersing van
de taal waarin het onderwijs gegeven wordt, of inadequaat onderricht *
→ Dit criterium benadrukt dat het gaat om een specifieke leerstoornis en niet om een ruimer leerprobleem dat te maken heeft
met andere omstandigheden.
*(ChatGPT toevoeging: De term "inadequaat onderricht" verwijst naar onderwijs dat niet geschikt, effectief of passend is voor de leerlingen).
2
,DSM-V CRITERIA: OPMERKINGEN
• ‘Ondanks interventie’
o Hoeveel verbetering nodig?
o Wat is een goede interventie?
→ Denk aan bijles, remediëring, …
→ Er bestaan richtlijnen voor, maar er blijft altijd een zekere mate van subjectiviteit/arbitrairheid aanwezig.
• ‘Niet beter verklaard door ….’:
o Verstandelijke beperkingen
§ IQ < 70: geen dyslexie/dyscalculie want verstandelijke beperking
§ 70 < IQ < 85 IQ in rekening genomen bij effect interventie → hier wordt minder verbetering verwacht
o Andere stoornissen
§ Het niet goed kunnen lezen van rekenopgave (dyslexie) is geen dyscalculie
§ Soms moeilijk om goed onderscheid te maken
o Psychosociale tegenslagen
• ‘Significant negatieve invloed’
o Sterke leerlingen kunnen hun stoornis (lang) compenseren – bv. hoogbegaafde gaan ondanks dyslexie/dyscalculie
nog steeds (meer dan) gemiddeld presteren
DSM-V CRITERIA: ONDERSCHEID LICHT – MATIG – ERNSTIG
• Licht: enige moeilijkheden met leervaardigheden op een of meer leerdomeinen, maar zo licht dat de betrokkene deze kan
compenseren of goed functioneert met de nodige aanpassingen of ondersteuning, in het bijzonder gedurende de schooljaren.
• Matig: duidelijke moeilijkheden met leervaardigheden op een of meer leerdomeinen, in die mate dat het niet waarschijnlijk is
dat de betrokkene de vaardigheden voldoende leert beheersen zonder periodieke, intensieve en gespecialiseerde
ondersteuning tijdens de schooljaren. Er zijn mogelijk aanpassingen of vormen van ondersteuning nodig gedurende minstens
een deel van de dag op school, op het werk of thuis, om de activiteiten accuraat en efficiënt te kunnen afhandelen.
• Ernstig: ernstige moeilijkheden met leervaardigheden die verschillende leerdomeinen beïnvloeden, in die mate dat het niet
waarschijnlijk is dat de betrokkene die vaardigheden zal leren zonder aanhoudende geïndividualiseerde en gespecialiseerde
ondersteuning gedurende het grootse deel van de schooljaren. Zelfs met een heel pakket aan gerichte aanpassingen of
ondersteuning thuis, op school of op het werk, is de kans groot dat de betrokkene niet in staat is om alle activiteiten efficiënt
af te handelen.
Debat: als er lichte problemen zijn, moeten we dan eigenlijk nog wel spreken over een stoornis?
DYSLEXIE EN DYSCALCULIE
• Specifieke leerstoornissen met betrekking tot …
o Lezen en/of schrijven (dyslexie)
o Wiskunde/rekenen (dyscalculie)
• Verklarende versus beschrijvende benadering
o DSM criteria is vooral beschrijvend ↔ Verklarend = wat is de oorzaak → specificiteitsparadox (zie later)
• Stoornis of ‘gewoon’ de zwakkere leerlingen?
o Lees/schrijf en rekenvaardigheden zijn normaal verdeeld
o Verwachten we een andere verdeling?
Als er zoiets bestaat als een specifieke leerstoornis, dan zou dat zich uiten in een afwijking van de normaalverdeling → een
bobbel in de linkerstaart (linkerfiguur). Dit zou betekenen dat er een duidelijk afgebakende groep is met een echte stoornis en
meestal ook een aantoonbare oorzaak.
Recent onderzoek toont echter aan dat mensen met dyslexie en dyscalculie gewoon in de staart van de normaalverdeling
vallen (rechterfiguur)
→ Geen aparte groep, maar mensen die gewoon slechter presteren.
→ Het debat: moeten we dan nog wel van een diagnose spreken, of gaat het gewoon om ‘de zwakste leerlingen’?
9 Er zijn wel degelijk verschillen tussen minder goed kunnen lezen en echte dyslexie. We denken vandaag de
dag minder in termen van duidelijke oorzaken, en meer in termen van meerdere kleine factoren (zoals letterkennis,
symboolherkenning, …) die samen leiden tot moeilijkheden
3
, • Vanuit praktijk moeite met opdeling ‘licht’, ‘matig’, ‘ernstig’.
o Is er wel sprake van een stoornis als iemand dit zelf kan compenseren?
• Discussie over diagnostische criteria/definities
o Van belang voor correcte/tijdige toegang tot hulpverlening
• Er is ook nog zoiets als dyspraxie
o Wordt ook developmental coordination disorder (DCD) genoemd
o Verstoorde (fijne en grove) motoriek
o Wanneer er moeite is met het spellen van woorden moet er altijd gekeken worden of er eventueel sprake zou
kunnen zijn van een verstoorde motoriek = dyspraxie
DE IMPACT VAN EEN LEERSTOORNIS OP HET ONDERWIJS
• Schoolse prestaties zijn belangrijk en wanneer je een leerstoornis hebt kan dit verschillende gevolgen hebben op je schoolse
prestaties:
o Op cognitief vlak: als je niet goed kan lezen zal je moeite hebben met je leerstof te studeren
o Op sociaal vlak: pestgedrag omdat je niet goed kan lezen
→ In onze samenleving ligt er veel nadruk op schoolse prestaties, waardoor leerproblemen ook impact hebben op mentaal en
sociaal welzijn, zoals motivatie en emoties
• Klachten worden manifest wanneer (cognitieve) vaardigheden zwaarder belast worden
o Terwijl dit net belangrijke momenten zijn om ‘mee’ te zijn → belang van snel en adequaat te handelen!
o Deze momenten komen vaak voor op overgangen in het onderwijs:
§ overgang kleuteronderwijs → 1e leerjaar
§ overgang lagere school → secundair onderwijs
§ overgang secundair → hoger onderwijs
Op die momenten worden leerlingen extra cognitief uitgedaagd → leerproblemen worden zichtbaarder, en leerkrachten
zijn vaak de eersten die deze signaleren (zoals ook aangegeven in de DSM-criteria)
g Meestal tweestaps aanpak in het onderwijs wanneer problemen opgemerkt worden
› Remedial teaching (specifieke extra aandacht op specifieke vaardigheden zoals bijles, extra tijd, …)
› Gespecialiseerde hulp (zoals orthodidactiek)
Wanneer blijkt dat er te weinig vooruitgang geboekt wordt met remedial teaching, wordt er vaak overgegaan
tot diagnostiek om specifieker te onderzoeken waar het probleem ligt
Voorbeelden:
• Bij dyscalculie → rekenonderzoek
• Wanneer vraagstukken moeilijk lukken → kan het bv. een leesprobleem zijn → dan volgt leesonderzoek
4