Week 2 Opsporing
Stappenplan: Wanneer is er sprake van een verdachte volgens artikel 27 lid 1
Sv?
Volgens artikel 27 lid 1 Sv moet er een redelijk vermoeden van schuld bestaan om iemand
als verdachte aan te merken. Dit vermoeden moet zijn gebaseerd op voorafgaande feiten en
omstandigheden. Er zijn drie cumulatieve vereistenwaaraan dit vermoeden moet voldoen:
1. Objectiveerbaarheid
Er moeten objectief vaststelbare feiten en omstandigheden zijn die het vermoeden
onderbouwen.
Het vermoeden mag niet gebaseerd zijn op subjectieve vermoedens of intuïties, maar
moet steunen op concrete, feitelijke aanwijzingen.
Relevante feiten moeten duidelijk en volledig worden beschreven, zodat anderen de
verdenking kunnen toetsen en begrijpen.
2. Individualiseerbaarheid
De verdenking moet gericht zijn op een duidelijk afgebakende persoon of groep.
Het is niet genoeg om een vage verdenking tegen een grote of onbepaalde groep te
hebben; de verdenking moet specifiek zijn, bij voorkeur gericht op één persoon.
Het moet dus duidelijk zijn wie precies wordt verdacht.
3. Concretiseerbaarheid
De verdenking moet betrekking hebben op een specifiek strafbaar feit.
Een algemene verdenking van crimineel gedrag is onvoldoende; de verdenking moet
betrekking hebben op een concreet feit, bijvoorbeeld een diefstal op een specifieke
datum of locatie.
Hoe preciezer het strafbare feit omschreven kan worden, hoe sterker de verdenking.
Stappenplan: ‘Ernstige bezwaren’ als extra vereiste
1. Situaties waarin 'ernstige bezwaren' vereist zijn
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld bij fouilleren, is vereist dat er ernstige
bezwaren tegen de verdachte zijn.
2. Wat zijn 'ernstige bezwaren'?
Er is geen wettelijke definitie, maar uit de wetsgeschiedenis en literatuur blijkt het
volgende:
o Ernstige bezwaren betekenen een sterkere verdenking dan een "redelijk
vermoeden van schuld".
o Er moet waarschijnlijk zijn dat de verdachte het delict heeft gepleegd.
, 3. Voorbeeld: Stormsteeg-arrest
Een man wordt gezien in een drugsgebied, reageert met zichtbare schrik en vlucht
bij het zien van de politie.
Hij wordt gefouilleerd en drugs worden gevonden.
De Hoge Raad oordeelt dat de combinatie van de schrikreactie en de bekendheid
met het gebied ernstige bezwaren vormt.
Hierdoor was het fouilleren gerechtvaardigd.
Functie van het verdachte-begrip
Voor opsporingsbevoegdheden:
o Het verdachte-begrip is een grens voor opsporingsambtenaren: er is een
verdenking nodig om bepaalde bevoegdheden te kunnen gebruiken.
Rechten van de verdachte:
o Een verdachte heeft wettelijke rechten die een gewone burger niet heeft,
zoals:
Het zwijgrecht,
Het recht op rechtsbijstand,
Andere procesrechten.
Formeel verdachte-begrip (art. 27 lid 2 Sv)
Dit artikel bepaalt dat iemand die formeel wordt vervolgd, ook als verdachte wordt
aangemerkt, zelfs als niet volledig voldaan wordt aan de eisen van artikel 27 lid 1
Sv.
Hierdoor blijft deze persoon alle rechten van een verdachte behouden.
Stappenplan: Verhoorbijstand
1. Recht op verhoorbijstand (art. 28 Sv)
De verdachte heeft het recht om voor en tijdens het verhoor bijgestaan te worden
door een advocaat of raadsman.
Doel: voorkomen van (onwettige) druk door de autoriteiten.
2. Wettelijke regeling van verhoorbijstand
Consultatiebijstand vóór verhoor (art. 28c Sv):
o De verdachte mag voor het verhoor met zijn raadsman overleggen, fysiek of
via telecommunicatie.
o De raadsman informeert de verdachte over rechten en verhoorstrategie.
Verhoorbijstand tijdens verhoor (art. 28d Sv):
o De advocaat is aanwezig tijdens het verhoor en kan deelnemen en spreken.
3. Belang van consultatiebijstand
Het niet hebben van consultatiebijstand vóór het verhoor is ernstig:
Stappenplan: Wanneer is er sprake van een verdachte volgens artikel 27 lid 1
Sv?
Volgens artikel 27 lid 1 Sv moet er een redelijk vermoeden van schuld bestaan om iemand
als verdachte aan te merken. Dit vermoeden moet zijn gebaseerd op voorafgaande feiten en
omstandigheden. Er zijn drie cumulatieve vereistenwaaraan dit vermoeden moet voldoen:
1. Objectiveerbaarheid
Er moeten objectief vaststelbare feiten en omstandigheden zijn die het vermoeden
onderbouwen.
Het vermoeden mag niet gebaseerd zijn op subjectieve vermoedens of intuïties, maar
moet steunen op concrete, feitelijke aanwijzingen.
Relevante feiten moeten duidelijk en volledig worden beschreven, zodat anderen de
verdenking kunnen toetsen en begrijpen.
2. Individualiseerbaarheid
De verdenking moet gericht zijn op een duidelijk afgebakende persoon of groep.
Het is niet genoeg om een vage verdenking tegen een grote of onbepaalde groep te
hebben; de verdenking moet specifiek zijn, bij voorkeur gericht op één persoon.
Het moet dus duidelijk zijn wie precies wordt verdacht.
3. Concretiseerbaarheid
De verdenking moet betrekking hebben op een specifiek strafbaar feit.
Een algemene verdenking van crimineel gedrag is onvoldoende; de verdenking moet
betrekking hebben op een concreet feit, bijvoorbeeld een diefstal op een specifieke
datum of locatie.
Hoe preciezer het strafbare feit omschreven kan worden, hoe sterker de verdenking.
Stappenplan: ‘Ernstige bezwaren’ als extra vereiste
1. Situaties waarin 'ernstige bezwaren' vereist zijn
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld bij fouilleren, is vereist dat er ernstige
bezwaren tegen de verdachte zijn.
2. Wat zijn 'ernstige bezwaren'?
Er is geen wettelijke definitie, maar uit de wetsgeschiedenis en literatuur blijkt het
volgende:
o Ernstige bezwaren betekenen een sterkere verdenking dan een "redelijk
vermoeden van schuld".
o Er moet waarschijnlijk zijn dat de verdachte het delict heeft gepleegd.
, 3. Voorbeeld: Stormsteeg-arrest
Een man wordt gezien in een drugsgebied, reageert met zichtbare schrik en vlucht
bij het zien van de politie.
Hij wordt gefouilleerd en drugs worden gevonden.
De Hoge Raad oordeelt dat de combinatie van de schrikreactie en de bekendheid
met het gebied ernstige bezwaren vormt.
Hierdoor was het fouilleren gerechtvaardigd.
Functie van het verdachte-begrip
Voor opsporingsbevoegdheden:
o Het verdachte-begrip is een grens voor opsporingsambtenaren: er is een
verdenking nodig om bepaalde bevoegdheden te kunnen gebruiken.
Rechten van de verdachte:
o Een verdachte heeft wettelijke rechten die een gewone burger niet heeft,
zoals:
Het zwijgrecht,
Het recht op rechtsbijstand,
Andere procesrechten.
Formeel verdachte-begrip (art. 27 lid 2 Sv)
Dit artikel bepaalt dat iemand die formeel wordt vervolgd, ook als verdachte wordt
aangemerkt, zelfs als niet volledig voldaan wordt aan de eisen van artikel 27 lid 1
Sv.
Hierdoor blijft deze persoon alle rechten van een verdachte behouden.
Stappenplan: Verhoorbijstand
1. Recht op verhoorbijstand (art. 28 Sv)
De verdachte heeft het recht om voor en tijdens het verhoor bijgestaan te worden
door een advocaat of raadsman.
Doel: voorkomen van (onwettige) druk door de autoriteiten.
2. Wettelijke regeling van verhoorbijstand
Consultatiebijstand vóór verhoor (art. 28c Sv):
o De verdachte mag voor het verhoor met zijn raadsman overleggen, fysiek of
via telecommunicatie.
o De raadsman informeert de verdachte over rechten en verhoorstrategie.
Verhoorbijstand tijdens verhoor (art. 28d Sv):
o De advocaat is aanwezig tijdens het verhoor en kan deelnemen en spreken.
3. Belang van consultatiebijstand
Het niet hebben van consultatiebijstand vóór het verhoor is ernstig: