OWG 11.1 Ontwikkeling binnen geboortezorg
Probleemstelling: Hoe beïnvloeden de verschillende actoren, zorgmodellen en landelijke
ontwikkelingen de organisatie en samenwerking binnen de geboortezorg?
Leerdoelen:
1. Welke verschillende actoren zijn er binnen de geboortezorg en hoe hebben die met elkaar
te
maken?
2. Welke landelijke ontwikkelingen binnen de geboortezorg vinden er nu plaats?
3. Welke zorgmodellen zijn er binnen de verloskunde?
,1. Welke verschillende actoren zijn er binnen de geboortezorg en hoe hebben die met elkaar
te
maken?
Ministerie van volksgezondheid
Dit ministerie draagt de zorg voor de volksgezondheid. Dit betreft onder andere het beleid met
betrekking tot ziekenhuizen, geneesmiddelen, ziektekosten en huisartsen. Ook het welzijnsbeleid
zoals de ouderenzorg, het jeugdbeleid, de verslaafdenzorg en de maatschappelijke dienstverlening
behoren tot het taakveld. Daarnaast is het ministerie verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien
van de sport.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is Fleur Agema (PVV). Er zijn twee
staatssecretarissen, Vincent Karremans (VVD), Vicky Maeijer (PVV).
Het ministerie is opgedeeld in directies die zich met specifieke beleidsterreinen bezighouden.
- Directoraat-generaal Volksgezondheid (internationale zaken, publieke gezondheid, sport en
bewegen, voeding gezondheidsbescherming en preventie en infectieziektebeleid)
- Directoraat-generaal Curatieve zorg (curatieve zorg, medische geneesmiddelen en technologie,
patiënt en zorgordering, integraal zorgakkoord, medische isotopen en weerbare zorg)
- Directoraat-generaal Langdurige zorg (jeugd, langdurige zorg, maatschappelijke ondersteuning en
zorgverzekeringen)
Verloskundige zorg valt grotendeels onder:
- Directie Curatieve Zorg (CZ) – Zorg die verleend wordt door zorgverleners, zoals verloskundigen en
gynaecologen.
- Directie Publieke Gezondheid – Preventieve zorg, zoals prenatale screening en
jeugdgezondheidszorg.
Het ministerie van VWS voert beleid niet alleen uit. Het werkt samen met:
* Zorginstituut Nederland – Beoordeelt welke zorg in het basispakket hoort (inclusief verloskundige
zorg).
* Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) – Houdt toezicht op tarieven en zorgaanbieders.
* Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) – Toezicht op kwaliteit en veiligheid van zorg.
* Regionale organisaties, zoals Verloskundig Samenwerkingsverbanden (VSV’s).
Het ministerie overlegt regelmatig met:
- KNOV (Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen) – Belangenorganisatie van
verloskundigen.
- NVOG (Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie) – Voor medisch specialisten.
- NIVEL, RIVM – Voor onderzoek, cijfers en evaluatie van zorg.
Het ministerie gebruikt beleidsinstrumenten zoals:
- Subsidies voor integrale geboortezorg of preventieprogramma’s.
- Wetten en regelgeving zoals de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG).
- Zorgakkoorden, zoals het “Integraal Zorgakkoord” waarin geboortezorg ook een rol speelt.
,VSV ➔ verloskundige samenwerkingsverbanden (71 in NL), operationele zorginhoudelijke
samenwerking tussen beroepsbeoefenaren. bestaan uit verloskundigen, gynaecologen en
verloskundig actieve huisartsen die zich gezamenlijk buigen over de kwaliteit en inhoud van de
zorgverlening. Zo kan de zorgverlening aan individuele cliënten optimaal verlopen. Met afspraken
over de kwaliteit van de zorg en, waar nodig, over de organisatie van die zorg kunnen de betrokken
beroepsbeoefenaren een zorgcontinuüm of zorgketen creëren. Afhankelijk van de lokale afspraken
kunnen kraamzorg en kinderartsen ook deelnemen. VSV’s zijn daarom per definitie lokale vormen
van overleg, veelal gecentreerd rondom ziekenhuizen.
DVP ➔ Districts Verloskundige Platforms, richten zich op de organisatie van de zorg op strategisch
en beleidsmatig niveau. Zij moeten bijdragen aan het vinden van duurzame oplossingen voor
problemen en aan de ontwikkelingen op het gebied van de verloskundige zorg in brede zin. Voor
beleidsmatige afstemming binnen DVP’s is een bredere vertegenwoordiging nodig, die minstens
bestaat uit cliënten, verloskundigen, gynaecologen, verloskundig actieve huisartsen, kinderartsen,
kraamverzorgenden en zorgverzekeraars. Om hun doel te bereiken zullen DVP’s een
samenhangende visie op en uitwerking van de verloskunde moeten formuleren, die alle
, belanghebbenden delen.. Soms zullen overigens ook andere partijen aanschuiven, zoals
gemeentelijke overheden, de provincie, de ambulancezorg of anderen.