Staatsrecht 2024-2025
Week 5: Constitutionele toetsing, een ieder verbindendheid, grondrechten
3 – 7 maart 2025
Voorgeschreven literatuur:
Heringa e.a. Staatsrecht 2022:
- nr. 45, p. 131-137 (eeniederverbindendheid) (7 p.)
- nrs. 171c , p. 485-486 (toetsing door de rechter) (14 p.)
- nr. 174, p. 497-502 (rechter en wetgever) (5 p.)
- nrs. 180-181a, p. 225-530 (soorten grondrechten, klassieke en sociale elementen) (5 p.)
- nrs. 183-187, p. 537-553 (reikwijdte, algemene en bijzondere beperkingen, beperkingssystematiek,
horizontale werking) (15 p.)
Jurisprudentie
- HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2928, JB 2014/224 m.nt. J.J.J. Sillen (Staat/Nietrokersvereniging
CAN) (zelf opzoeken) (let op: annotatie van Sillen ook verplichte stof).
- HR 12 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2756 (Arbeidskostenforfait) (Canvas)
- ABRvS 12 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1885, AA 20200587 m.nt. R.J.B. Schutgens (Canvas)
- HR 20 december 2019 ECLI:NL:HR:2019:2006 (Urgenda)
- Contourennota constitutionele toetsing (Canvas)
Inhoudelijke leerdoelen
Na het bestuderen van het onderwijsmateriaal en het volgen van de colleges:
(A) kun je uitleggen wat de betekenis is van artikel 94 Gw voor de omvang van de rechterlijke
toetsing;
(B) ken je de criteria voor eeniederverbindendheid van verdragsbepalingen en kan je deze toepassen
in een nieuwe casus;
(C) kun je uitleggen welke grenzen aan de rechtsvormende taak van de rechter zijn gesteld in de
arresten Arbeidskostenforfait en Urgenda en kun je deze criteria toepassen in een nieuwe casus;
(D) kun je uitleggen welke verschillende soorten grondrechten er zijn;
(E) weet je wat wordt bedoeld met de reikwijdte van een grondrecht, hoe deze zich verhoudt tot
beperking van grondrechten en hoe de beperkingssystematiek van grondwettelijke grondrechten
en grondrechten in het EVRM in elkaar steekt;
(F) kun je uitleggen welke plannen anno 2023 bestaan voor de aanpassing van het toetsingsverbod in
art. 120 Gw;
(G) kun je aan de hand van voorbeelden uitleggen wat wordt verstaan onder ‘positieve verplichtingen’
en horizontale werking van grondrechten.
Nr. 180-181a; p. 525-530:
Verschillende soorten grondrechten; klassieke grondrechten (ook wel vrijheidsrechten), sociale
grondrechten en gelijkheidsrechten;
Klassieke grondrechten; hieronder worden verstaan de rechten van de mens die primair gericht zijn op de
bescherming van de staatsvrije sfeer. vloeit voort uit de klassiek-liberale rechtsstaatidee individuele
vrijheid staat voorop. De overheid treedt in beginsel niet in de wijze waarop het individu van zijn vrijheid
gebruik maakt. (‘handen af’ voor de overheid). voorbeelden zijn de vrijheid van meningsuiting (verbod
op censuur), de vrijheid van godsdienst en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
,Tegenover de klassieke grondrechten staan grondrechten die gericht zijn op actief overheidsingrijpen; dat
wil zeggen de rechten die overheidsingrijpen verlangen; de sociale grondrechten.
dus de klassieke grondrechten = ‘handen af voor de overheid’ = niet aanraken, passief blijven. Sociale
grondrechten = overheid moet helpen; actief overheidsoptreden.
Sociale grondrechten zijn ontstaan omdat men dacht dat individuele vrijheid niet voldoende was voor
mensen om zich te kunnen ontplooien. belang van sociale grondrechten tot uitdrukking gekomen door
roosevelt pleitte voor een nieuwe wereld gebaseerd op 4 vrijheden freedom of speech and
expression, - freedeom of every person to worship God in his way, - freedom from want, - freedom from
fear.
Naast de klassieke en sociale grondrechten zijn er nog grondrechten die veeleer de gelijke behandeling van
burgers vooropstellen. fundamentele beginsel dat mensen in gelijke gevallen gelijk behandelt dienen te
worden. indien mensen op onterechte gronden ongelijk worden behandeld, spreken we ook wel over
‘discriminatie’. De samenhang tussen het recht op gelijke behandeling en het discriminatieverbod komt tot
uitdrukking in art. 1 Gw.
Opfris- en opzoekvragen:
1. Stel, de gemeenteraad van de gemeente Zedenstein is voornemens in een APV een bepaling op te
nemen die vloeken en onzedelijk taalgebruik op straat verbiedt, op straffe van een boete van € 50,-.
a. Is zo’n bepaling toegestaan in het licht van artikel 7 Gw?
Artikel 7 Gw is een voorbeeld van een klassiek grondrecht. Dat betekent dat het gaat om een recht, in dit
geval de vrijheid van meningsuiting, die primair gericht is op de bescherming van de staatsvrije sfeer. In dit
geval is de gemeenteraad voornemens om de vrijheid van meningsuiting te beperken.
‘dergelijke rechten zijn in rechte goed hanteerbaar, omdat zij overheidsafzijdigheid beklemtonen en
afdwingbare rechten inhouden’.
Mijns inziens is een dergelijke bepaling dan ook niet toegestaan in het licht van artikel 7 Gw.
b. Stel dat artikel 7 van de Grondwet anders had geluid, namelijk: “iedereen heeft, behoudens bij of
krachtens de wet te stellen beperkingen, recht diens mening vrij te uiten”. Had je antwoord onder a. dan
anders geluid?
In dit geval is er al een mogelijkheid opgenomen om de vrijheid van meningsuiting te beperken. Hierdoor is
het mogelijk voor zowel de formele wetgever als lagere overheden (krachtens de wet) beperkingen te
stellen aan artikel 7 Gw. Daarnaast is er dan ook geen sprake meer van een compleet censuurverbod
, c. Stel, de gemeenteraad van Zedenstein neemt de bepaling, bedoeld in vraag 1a op in de APV. Fay
vloekt op straat en krijgt de boete opgelegd. Zou dat in het licht van artikel 10 EVRM aanvaardbaar
kunnen zijn?
in het licht van artikel 10 EVRM zou de boete mijns inziens niet aanvaardbaar zijn. lid 2 stelt dat de vrijheid
van meningsuiting kan worden onderworpen aan beperkingen of sancties, mits deze bij wet zijn voorzien
en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de
openbare veiligheid etc. een boete opleggen omdat iemand vloekt lijkt niet in het belang van de veiligheid
te zijn. 537-553.
Om na te gaan of een overheidsmatregel door een grondrecht wordt verboden, moet eerst worden
gekeken of de handelingen van de burgers die de overheid aan banden beoogt te leggen, wel
grondrechtelijke bescherming geniet. Wanneer een bepaalde handeling niet onder de reikwijdte van een
grondrecht valt, dan wordt niet meer aan het vraagstuk van de toelaatbaarheid van de beperking
toegekomen.
Als is vastgesteld dat een bepaald grondrecht in het geding is, komt de vraag naar de toelaatbaarheid van
een eventuele beperking aan de orde. uitgangspunt is dat beperkingen alleen zijn toegelaten als zij tot
het grondwetsartikel herleidbaar zijn. stelsel van bijzondere beperkingen; algemene beperkingen
(beperkingen die niet terug te leiden/voeren zijn op het specifieke grondwetsartikel, zijn in beginsel
afgewezen. het stelsel van bijzondere beperkingen houdt in dat een beperking alleen rechtmatig is als
het betreffende grondwetsartikel die beperking mogelijk maakt.
t.a.v. de mogelijkheden tot beperking van een grondrecht dient een onderscheid te worden gemaakt per
grondrechtsartikel. de grondwet gaat in de daar opgenomen beperkingsclausules in beginsel uit van een
systeem van competentievoorschriften en doelcriteria. Dat betekent dat in de verschillende
grondrechtenbepalingen een tot beperken bevoegde instantie is aangewezen (het competentievoorschrift).
In de grondwet is dat meestal de formele wetgever, met al dan niet de mogelijkheid tot delegatie. De
formele wetgever kan in dat laatste geval de bevoegdheid om regels uit te vaardigen overdragen aan bijv.
een gemeenteraad indien in het grondwetsartikel de term ‘bij of krachtens’, de zelfstandige naamwoorden
‘regels’ en ‘regeling’ of het werkwoord ‘regelen’ bevat.
2. a. Wat is horizontale werking van grondrechten? Waarom is die volgens de auteurs van het Handboek
niet vanzelfsprekend?
Met de horizontale werking van grondrechten wordt bedoeld of grondrechten, behalve op de verhouding
overheid-burger, ook betrekking hebben op de verhouding tussen burgers onderling. Deze werking is niet
vanzelfsprekend omdat grondrechten van oudsher zijn bedoeld als waarborgen tegen de overheid; zij
creëren voor de burger een staatsvrije sfeer. Tegenover medeburgers kunnen grondrechten volgens de
oorspronkelijke, klassiek-liberale rechtsstaatidee niet worden ingeroepen. Burgers zijn t.o.v. elkaar te
beschouwen als vrije en gelijkwaardige personen die hun onderlinge relaties naar eigen goeddunken
kunnen inrichten.
b. Hoe verhouden in het EVRM horizontale werking van grondrechten en positieve verplichtingen zich tot
elkaar?
p. 552;
o.g.v. art. 34 EVRM kunnen klachten alleen worden ingediend tegen staten en derhalve niet tegen
particulieren. Er zijn echter verschillende manieren waarop de doorwerking van grondrechten in
rechtsverhoudingen tussen burgers onderling, op indirecte wijze via een handelen of nalaten van de staat,
bij het EHRM aan de orde kan worden gesteld.
Week 5: Constitutionele toetsing, een ieder verbindendheid, grondrechten
3 – 7 maart 2025
Voorgeschreven literatuur:
Heringa e.a. Staatsrecht 2022:
- nr. 45, p. 131-137 (eeniederverbindendheid) (7 p.)
- nrs. 171c , p. 485-486 (toetsing door de rechter) (14 p.)
- nr. 174, p. 497-502 (rechter en wetgever) (5 p.)
- nrs. 180-181a, p. 225-530 (soorten grondrechten, klassieke en sociale elementen) (5 p.)
- nrs. 183-187, p. 537-553 (reikwijdte, algemene en bijzondere beperkingen, beperkingssystematiek,
horizontale werking) (15 p.)
Jurisprudentie
- HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2928, JB 2014/224 m.nt. J.J.J. Sillen (Staat/Nietrokersvereniging
CAN) (zelf opzoeken) (let op: annotatie van Sillen ook verplichte stof).
- HR 12 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2756 (Arbeidskostenforfait) (Canvas)
- ABRvS 12 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1885, AA 20200587 m.nt. R.J.B. Schutgens (Canvas)
- HR 20 december 2019 ECLI:NL:HR:2019:2006 (Urgenda)
- Contourennota constitutionele toetsing (Canvas)
Inhoudelijke leerdoelen
Na het bestuderen van het onderwijsmateriaal en het volgen van de colleges:
(A) kun je uitleggen wat de betekenis is van artikel 94 Gw voor de omvang van de rechterlijke
toetsing;
(B) ken je de criteria voor eeniederverbindendheid van verdragsbepalingen en kan je deze toepassen
in een nieuwe casus;
(C) kun je uitleggen welke grenzen aan de rechtsvormende taak van de rechter zijn gesteld in de
arresten Arbeidskostenforfait en Urgenda en kun je deze criteria toepassen in een nieuwe casus;
(D) kun je uitleggen welke verschillende soorten grondrechten er zijn;
(E) weet je wat wordt bedoeld met de reikwijdte van een grondrecht, hoe deze zich verhoudt tot
beperking van grondrechten en hoe de beperkingssystematiek van grondwettelijke grondrechten
en grondrechten in het EVRM in elkaar steekt;
(F) kun je uitleggen welke plannen anno 2023 bestaan voor de aanpassing van het toetsingsverbod in
art. 120 Gw;
(G) kun je aan de hand van voorbeelden uitleggen wat wordt verstaan onder ‘positieve verplichtingen’
en horizontale werking van grondrechten.
Nr. 180-181a; p. 525-530:
Verschillende soorten grondrechten; klassieke grondrechten (ook wel vrijheidsrechten), sociale
grondrechten en gelijkheidsrechten;
Klassieke grondrechten; hieronder worden verstaan de rechten van de mens die primair gericht zijn op de
bescherming van de staatsvrije sfeer. vloeit voort uit de klassiek-liberale rechtsstaatidee individuele
vrijheid staat voorop. De overheid treedt in beginsel niet in de wijze waarop het individu van zijn vrijheid
gebruik maakt. (‘handen af’ voor de overheid). voorbeelden zijn de vrijheid van meningsuiting (verbod
op censuur), de vrijheid van godsdienst en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
,Tegenover de klassieke grondrechten staan grondrechten die gericht zijn op actief overheidsingrijpen; dat
wil zeggen de rechten die overheidsingrijpen verlangen; de sociale grondrechten.
dus de klassieke grondrechten = ‘handen af voor de overheid’ = niet aanraken, passief blijven. Sociale
grondrechten = overheid moet helpen; actief overheidsoptreden.
Sociale grondrechten zijn ontstaan omdat men dacht dat individuele vrijheid niet voldoende was voor
mensen om zich te kunnen ontplooien. belang van sociale grondrechten tot uitdrukking gekomen door
roosevelt pleitte voor een nieuwe wereld gebaseerd op 4 vrijheden freedom of speech and
expression, - freedeom of every person to worship God in his way, - freedom from want, - freedom from
fear.
Naast de klassieke en sociale grondrechten zijn er nog grondrechten die veeleer de gelijke behandeling van
burgers vooropstellen. fundamentele beginsel dat mensen in gelijke gevallen gelijk behandelt dienen te
worden. indien mensen op onterechte gronden ongelijk worden behandeld, spreken we ook wel over
‘discriminatie’. De samenhang tussen het recht op gelijke behandeling en het discriminatieverbod komt tot
uitdrukking in art. 1 Gw.
Opfris- en opzoekvragen:
1. Stel, de gemeenteraad van de gemeente Zedenstein is voornemens in een APV een bepaling op te
nemen die vloeken en onzedelijk taalgebruik op straat verbiedt, op straffe van een boete van € 50,-.
a. Is zo’n bepaling toegestaan in het licht van artikel 7 Gw?
Artikel 7 Gw is een voorbeeld van een klassiek grondrecht. Dat betekent dat het gaat om een recht, in dit
geval de vrijheid van meningsuiting, die primair gericht is op de bescherming van de staatsvrije sfeer. In dit
geval is de gemeenteraad voornemens om de vrijheid van meningsuiting te beperken.
‘dergelijke rechten zijn in rechte goed hanteerbaar, omdat zij overheidsafzijdigheid beklemtonen en
afdwingbare rechten inhouden’.
Mijns inziens is een dergelijke bepaling dan ook niet toegestaan in het licht van artikel 7 Gw.
b. Stel dat artikel 7 van de Grondwet anders had geluid, namelijk: “iedereen heeft, behoudens bij of
krachtens de wet te stellen beperkingen, recht diens mening vrij te uiten”. Had je antwoord onder a. dan
anders geluid?
In dit geval is er al een mogelijkheid opgenomen om de vrijheid van meningsuiting te beperken. Hierdoor is
het mogelijk voor zowel de formele wetgever als lagere overheden (krachtens de wet) beperkingen te
stellen aan artikel 7 Gw. Daarnaast is er dan ook geen sprake meer van een compleet censuurverbod
, c. Stel, de gemeenteraad van Zedenstein neemt de bepaling, bedoeld in vraag 1a op in de APV. Fay
vloekt op straat en krijgt de boete opgelegd. Zou dat in het licht van artikel 10 EVRM aanvaardbaar
kunnen zijn?
in het licht van artikel 10 EVRM zou de boete mijns inziens niet aanvaardbaar zijn. lid 2 stelt dat de vrijheid
van meningsuiting kan worden onderworpen aan beperkingen of sancties, mits deze bij wet zijn voorzien
en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de
openbare veiligheid etc. een boete opleggen omdat iemand vloekt lijkt niet in het belang van de veiligheid
te zijn. 537-553.
Om na te gaan of een overheidsmatregel door een grondrecht wordt verboden, moet eerst worden
gekeken of de handelingen van de burgers die de overheid aan banden beoogt te leggen, wel
grondrechtelijke bescherming geniet. Wanneer een bepaalde handeling niet onder de reikwijdte van een
grondrecht valt, dan wordt niet meer aan het vraagstuk van de toelaatbaarheid van de beperking
toegekomen.
Als is vastgesteld dat een bepaald grondrecht in het geding is, komt de vraag naar de toelaatbaarheid van
een eventuele beperking aan de orde. uitgangspunt is dat beperkingen alleen zijn toegelaten als zij tot
het grondwetsartikel herleidbaar zijn. stelsel van bijzondere beperkingen; algemene beperkingen
(beperkingen die niet terug te leiden/voeren zijn op het specifieke grondwetsartikel, zijn in beginsel
afgewezen. het stelsel van bijzondere beperkingen houdt in dat een beperking alleen rechtmatig is als
het betreffende grondwetsartikel die beperking mogelijk maakt.
t.a.v. de mogelijkheden tot beperking van een grondrecht dient een onderscheid te worden gemaakt per
grondrechtsartikel. de grondwet gaat in de daar opgenomen beperkingsclausules in beginsel uit van een
systeem van competentievoorschriften en doelcriteria. Dat betekent dat in de verschillende
grondrechtenbepalingen een tot beperken bevoegde instantie is aangewezen (het competentievoorschrift).
In de grondwet is dat meestal de formele wetgever, met al dan niet de mogelijkheid tot delegatie. De
formele wetgever kan in dat laatste geval de bevoegdheid om regels uit te vaardigen overdragen aan bijv.
een gemeenteraad indien in het grondwetsartikel de term ‘bij of krachtens’, de zelfstandige naamwoorden
‘regels’ en ‘regeling’ of het werkwoord ‘regelen’ bevat.
2. a. Wat is horizontale werking van grondrechten? Waarom is die volgens de auteurs van het Handboek
niet vanzelfsprekend?
Met de horizontale werking van grondrechten wordt bedoeld of grondrechten, behalve op de verhouding
overheid-burger, ook betrekking hebben op de verhouding tussen burgers onderling. Deze werking is niet
vanzelfsprekend omdat grondrechten van oudsher zijn bedoeld als waarborgen tegen de overheid; zij
creëren voor de burger een staatsvrije sfeer. Tegenover medeburgers kunnen grondrechten volgens de
oorspronkelijke, klassiek-liberale rechtsstaatidee niet worden ingeroepen. Burgers zijn t.o.v. elkaar te
beschouwen als vrije en gelijkwaardige personen die hun onderlinge relaties naar eigen goeddunken
kunnen inrichten.
b. Hoe verhouden in het EVRM horizontale werking van grondrechten en positieve verplichtingen zich tot
elkaar?
p. 552;
o.g.v. art. 34 EVRM kunnen klachten alleen worden ingediend tegen staten en derhalve niet tegen
particulieren. Er zijn echter verschillende manieren waarop de doorwerking van grondrechten in
rechtsverhoudingen tussen burgers onderling, op indirecte wijze via een handelen of nalaten van de staat,
bij het EHRM aan de orde kan worden gesteld.