Samenvatting module 4
Thema 1 – De patiënt met problemen in de ‘A” (Airway)
Anatomie en fysiologie
Het ademhalingssysteem is onderverdeeld in:
Bovenste luchtwegen
o Neus en neusholten: filteren, verwarmen en bevochtigen de lucht.
o Sinussen: versterken stem en conditioneren de lucht.
o Pharynx (keelholte): transporteert lucht van de neus naar de larynx.
o Larynx (strottenhoofd): bevat stembanden en sluit luchtpijp bij slikken
af (epiglottis).
Onderste luchtwegen
o Trachea (luchtpijp): buis met U-vormige kraakbeenstukken
(voorkomt dichtklappen), bekleed met trilhaarepitheel.
o Bronchiën: vertakken in secundaire (lobaire) en tertiaire
bronchiën (segmentaal).
De diameter van de rechter bronchus is groter en loopt rechter waardoor meer
kans op corpus alienum.
o Bronchiolen: kleine luchtwegen zonder kraakbeen, met glad
spierweefsel.
Cilia (trilhaartjes) bevinden zich in het slijmvlies van de trachea, bronchiën en
bronchiolen (maar niet in de alveoli). Ze bewegen slijm en ingeademde deeltjes
omhoog richting de keel (pharynx), waar ze worden doorgeslikt en in de maag
onschadelijk gemaakt. Zo houden ze de luchtwegen schoon.
o Alveoli: longblaasjes waar gaswisseling plaatsvindt.
Hier bevinden zich:
o Type I pneumocyten: plaveiselepitheel voor diffusie.
o Type II pneumocyten: produceren surfactant dat
oppervlaktespanning verlaagt.
o Macrofagen: afweer
o Endotheelcellen rond capillairen
Longen en pleura Pleuraholte
o Rechterlong: 3 kwabben; Linkerlong: 2 kwabben.
o Pleura: dubbelvlies (pariëtaal en visceraal) met
smeervloeistof tussenin. De onderdruk in de pleuraholte
voorkomt inklappen van de longen bij uitademing.
Ademen is essentieel voor het leven. Door inademing nemen we zuurstof (O₂) op,
nodig voor celademhaling in mitochondriën, waarbij energie (ATP) geproduceerd
wordt. Tegelijkertijd wordt koolstofdioxide (CO₂), een afvalproduct van deze
processen, via uitademing afgevoerd. Deze gaswisseling ondersteunt ook het zuur-base evenwicht in het bloed, regelt de pH en
maakt functies mogelijk zoals spreken, ruiken en zelfs non-verbale communicatie.
Er zijn drie essentiële processen nodig om zuurstof uit de buitenlucht in het bloed te krijgen: ventilatie, diffusie en perfusie.
Ventilatie
De ademhaling wordt voornamelijk gestuurd door de CO₂-concentratie in het bloed,
waargenomen door:
o Centrale chemoreceptoren in de medulla oblongata (reageren op stijging van
CO₂ en daling van pH).
o Perifere chemoreceptoren in de aortaboog/arteria carotis (reageren op lage O₂,
hoge CO₂ en lage pH).
Maar ook door pijn, emotie, prikkelende lucht, uitrekking longen.
Deze prikkels beïnvloeden de ademfrequentie en diepte van de ademhaling.
,Ademhalen gebeurt via drukverschillen:
o Inademing: spieren (vooral diafragma) vergroten thoraxvolume → longdruk
daalt → lucht stroomt naar binnen.
o Uitademing: spieren ontspannen → volume daalt → lucht stroomt naar buiten.
Wet van Boyle: P × V = constant = ‘Als het volume van een ruimte toeneemt, daalt de druk. En als het
volume afneemt, stijgt de druk’ Oftewel: lucht stroomt altijd van hoge naar lage druk.
Longvolumina en dode ruimte
Totale longcapaciteit (TLC)
= TV + IRV + ERV + RV.
Anatomische dode ruimte (±150 ml):
lucht in de luchtwegen waar geen
gaswisseling plaatsvindt.
Minuutvolume = AF × TV
Alveolaire ventilatie = minuutvolume
– (dode ruimte × AF)
Diffusie en gasuitwisseling
Diffusie = verplaatsing van O₂ en CO₂ over
het respiratoire membraan.
Zuurstof diffundeert vanuit de alveoli
(hoge pO₂) naar het bloed (lage pO₂).
Hemoglobine bindt zuurstof in de longen en geeft het
af in de weefsels afhankelijk van pH, pCO₂ en
temperatuur
Koolstofdioxide diffundeert omgekeerd.
NB. CO₂ diffundeert 20× sneller dan O₂
(dus eerder hypoxie dan hypercapnie).
Perfusie
Perfusie is het proces waarbij het hart bloed door de
longen pompt. Zuurstofarm (CO₂-rijk) bloed uit het
lichaam stroomt via de rechterboezem (RA) naar de
rechterkamer (RV) en vervolgens via de longslagaders
naar de longen. In de longcapillairen vindt gaswisseling
plaats, waarna het nu zuurstofrijke (CO₂-arme) bloed
via de longaders terugkeert naar de linkerboezem
(LA), dan naar de linkerkamer (LV), en van daaruit
weer het lichaam in.
Voor effectieve longfunctie is nodig:
o Ventilatie (V): luchttoevoer naar alveoli.
o Perfusie (Q): bloedtoevoer naar alveoli via longcapillairen.
o Diffusie: effectieve gasuitwisseling over dunne membranen
(‘bloed-lucht barrière’)
Ventilatie en perfusie kunnen lokaal worden aangepast om een betere
afstemming (V/Q-verhouding) te bereiken:
o Als de CO₂-concentratie in de alveoli hoog is, verwijden de bronchiolen
(bronchodilatatie via het sympathisch zenuwstelsel), zodat er meer lucht
naar die alveoli stroomt waar veel CO₂ moet worden afgevoerd.
o Als de zuurstofconcentratie (O₂) in de alveoli laag is, vernauwen de
bloedvaten eromheen (vasoconstrictie), zodat het bloed naar alveoli met
meer O₂ gestuurd wordt, waar betere gaswisseling mogelijk is.
De verhouding V/Q moet optimaal zijn. Bij afwijkingen:
o Shunting: perfusie zonder ventilatie (bv. bij COPD).
o Dode ruimte: ventilatie zonder perfusie (bv. bij longembolie).
,Beoordeling vitaal bedreigde patient
Een vitaal bedreigde patiënt is iemand bij wie één of meerdere orgaansystemen acuut in gevaar zijn. Zonder snelle herkenning
en actie kan de toestand snel verslechteren, met mogelijk blijvend letsel of overlijden als gevolg.
Om snel een inschatting te kunnen maken van de ernst van de situatie, wordt gewerkt met twee krachtige methoden:
o Patiënt Assessment Triangle (PAT) – snelle eerste indruk
o ABCDE-systematiek – gestructureerde beoordeling en interventie
Daarnaast zijn er scoresystemen om deze parameters te objectiveren:
o MEWS (Modified Early Warning Score)
De meest gebruikte score in Nederland. Deze score geeft per parameter punten, bijv. voor:
Interpretatie:
o Score 0–2: geen directe actie
o Score 3 of hoger: arts inschakelen / actie vereist
o Vroegtijdige interventie op basis van MEWS kan tot 40% van IC-opnames voorkomen
Patiënt Assessment Triangle (PAT) – snelle eerste indruk
Appearance (uiterlijk 🟢 Work of Breathing 🔴 Circulation to the skin
gedrag) (ademarbeid) (huidcirculatie)
Niet alert, suf of niet Gebruik van Bleek, cyanose of gemarmerde
reagerend hulpademhalingsspieren huid
Abnormale spierspanning Neusvleugelen, intercostale Slecht capillair refill, kou aan
intrekkingen extremiteiten
Geen respons op omgeving Hoorbare ademgeluiden (stridor, Grote of actieve bloeding
of stem piepen)
De PAT helpt om binnen seconden te bepalen of er sprake is van een ernstig zieke patiënt
ABCDE-systematiek – gestructureerde beoordeling en interventie
+CWK
Stabilisatie CWK Bij (mogelijk) trauma, NEXUS criteria (neurologische uitval, drukpijn, verminderd bewustzijn,
intoxicaties, afleidend letsel)
Kijken Verlaagd bewustzijn
Inspectie mondholte (loszittende tanden/ kunstgebit), uitwendige of inwendige oorzaak voor
ademwegobstructie
Slijmvliezen droog/nat, zwelling (lippen/tong/keel)
, Luisteren Heesheid, hoorbare ademhaling
Let op snurken (tong), rochelen (slijm), stridor (bovenste luchtweg) of piepen (onderste luchtweg)
Voelen Boven de mond/ neus voelen naar luchtbeweging
Interventies Verwijderen corpus alienum (uitzuigen/Heimlich)
Manuele luchtwegmanoeuvres (head tilt/chin lift, jaw thrust, stabiele zijligging)
Intubatie
Bij verlaagd bewustzijn: max O2
Medicatie: bij gegeneraliseerd insult of anafylaxie*
Kijken Kleur: cyanose? ( centrale cyanose (lippen, gezicht) wijst op ernstig zuurstoftekort)
Uitwendig zichtbare afwijkingen aan de thorax
Ademhalingsbewegingen (regelmaat, diepte, intrekkingen, L=R? )
Ademfrequentie: normaal 12–20/min. Tachypnoe of bradypnoe zijn alarmsignalen.
Symmetrie: asymmetrisch borstkasbeweging = mogelijk pneumothorax.
Ademarbeid (gebruik hulpademhalingsspieren, neusvleugelen, cyanose)
Luisteren Auscultatie longen, L=R? (denk aan pneumothorax, pleuravocht)
Percussie, L=R?
Voelen Ademhalingsbewegingen, L=R?
Subcutaan emfyseem?
Trachea in midline?
Bij trauma: ribfracturen?
Meten Ademfrequentie
SatO2 (streefwaarde 94-98%, bij COPD/morbide obesitas 88-92%)
Interventies O2 (neusbril/-canule, non-rebreather masker, pocketmask, masker-ballon)
Medicatie: bronchodilatantia*
Kijken Huidskleur (bleek, gemarmerd, rood)
Transpiratie
Uitwendig zichtbaar ernstig bloedverlies (uitwendige bloedingen, bloedbraken, hemoptoe, bloederige
diarree)
Halsvenen (gestuwd/gecollabeerd)
Luisteren Auscultatie hart (frequentie, ritme, luidheid tonen/souffles)
Voelen Temperatuur extremiteiten (Septische shock → hypotensief, warme, gevasodilateerde patiënt met koorts/ondertemp.
. Hypovolemische of cardiogene shock → bleek, koude en klamme patiënt met vasoconstrictie)
Pulsaties: Pols/hals (ritme, kracht)
Palpatie abdomen
Bij trauma: borst/buik/bekken/bovenbenen?
Meten Hartfrequentie (reg/irr?, normaal 60–100/min. Brady- of tachycardie duiden op instabiliteit.
Bloeddruk: normaal systole tussen de 90 en 140 en diastole tussen de 60 en 90.
Capillary Refill Time (CRT) 5sec op sternum: >2 sec = verminderde perifere perfusie
Interventies Stelp ernstige uitwendige bloedingen
i.v. toegang
Shock: max. O2, vloeistoftherapie, decompressie bij spanningspneu*
Valsalva, cardioversie
Medicatie: overweeg pijnmedicatie, nitroglycerine, diuretica*
Thema 1 – De patiënt met problemen in de ‘A” (Airway)
Anatomie en fysiologie
Het ademhalingssysteem is onderverdeeld in:
Bovenste luchtwegen
o Neus en neusholten: filteren, verwarmen en bevochtigen de lucht.
o Sinussen: versterken stem en conditioneren de lucht.
o Pharynx (keelholte): transporteert lucht van de neus naar de larynx.
o Larynx (strottenhoofd): bevat stembanden en sluit luchtpijp bij slikken
af (epiglottis).
Onderste luchtwegen
o Trachea (luchtpijp): buis met U-vormige kraakbeenstukken
(voorkomt dichtklappen), bekleed met trilhaarepitheel.
o Bronchiën: vertakken in secundaire (lobaire) en tertiaire
bronchiën (segmentaal).
De diameter van de rechter bronchus is groter en loopt rechter waardoor meer
kans op corpus alienum.
o Bronchiolen: kleine luchtwegen zonder kraakbeen, met glad
spierweefsel.
Cilia (trilhaartjes) bevinden zich in het slijmvlies van de trachea, bronchiën en
bronchiolen (maar niet in de alveoli). Ze bewegen slijm en ingeademde deeltjes
omhoog richting de keel (pharynx), waar ze worden doorgeslikt en in de maag
onschadelijk gemaakt. Zo houden ze de luchtwegen schoon.
o Alveoli: longblaasjes waar gaswisseling plaatsvindt.
Hier bevinden zich:
o Type I pneumocyten: plaveiselepitheel voor diffusie.
o Type II pneumocyten: produceren surfactant dat
oppervlaktespanning verlaagt.
o Macrofagen: afweer
o Endotheelcellen rond capillairen
Longen en pleura Pleuraholte
o Rechterlong: 3 kwabben; Linkerlong: 2 kwabben.
o Pleura: dubbelvlies (pariëtaal en visceraal) met
smeervloeistof tussenin. De onderdruk in de pleuraholte
voorkomt inklappen van de longen bij uitademing.
Ademen is essentieel voor het leven. Door inademing nemen we zuurstof (O₂) op,
nodig voor celademhaling in mitochondriën, waarbij energie (ATP) geproduceerd
wordt. Tegelijkertijd wordt koolstofdioxide (CO₂), een afvalproduct van deze
processen, via uitademing afgevoerd. Deze gaswisseling ondersteunt ook het zuur-base evenwicht in het bloed, regelt de pH en
maakt functies mogelijk zoals spreken, ruiken en zelfs non-verbale communicatie.
Er zijn drie essentiële processen nodig om zuurstof uit de buitenlucht in het bloed te krijgen: ventilatie, diffusie en perfusie.
Ventilatie
De ademhaling wordt voornamelijk gestuurd door de CO₂-concentratie in het bloed,
waargenomen door:
o Centrale chemoreceptoren in de medulla oblongata (reageren op stijging van
CO₂ en daling van pH).
o Perifere chemoreceptoren in de aortaboog/arteria carotis (reageren op lage O₂,
hoge CO₂ en lage pH).
Maar ook door pijn, emotie, prikkelende lucht, uitrekking longen.
Deze prikkels beïnvloeden de ademfrequentie en diepte van de ademhaling.
,Ademhalen gebeurt via drukverschillen:
o Inademing: spieren (vooral diafragma) vergroten thoraxvolume → longdruk
daalt → lucht stroomt naar binnen.
o Uitademing: spieren ontspannen → volume daalt → lucht stroomt naar buiten.
Wet van Boyle: P × V = constant = ‘Als het volume van een ruimte toeneemt, daalt de druk. En als het
volume afneemt, stijgt de druk’ Oftewel: lucht stroomt altijd van hoge naar lage druk.
Longvolumina en dode ruimte
Totale longcapaciteit (TLC)
= TV + IRV + ERV + RV.
Anatomische dode ruimte (±150 ml):
lucht in de luchtwegen waar geen
gaswisseling plaatsvindt.
Minuutvolume = AF × TV
Alveolaire ventilatie = minuutvolume
– (dode ruimte × AF)
Diffusie en gasuitwisseling
Diffusie = verplaatsing van O₂ en CO₂ over
het respiratoire membraan.
Zuurstof diffundeert vanuit de alveoli
(hoge pO₂) naar het bloed (lage pO₂).
Hemoglobine bindt zuurstof in de longen en geeft het
af in de weefsels afhankelijk van pH, pCO₂ en
temperatuur
Koolstofdioxide diffundeert omgekeerd.
NB. CO₂ diffundeert 20× sneller dan O₂
(dus eerder hypoxie dan hypercapnie).
Perfusie
Perfusie is het proces waarbij het hart bloed door de
longen pompt. Zuurstofarm (CO₂-rijk) bloed uit het
lichaam stroomt via de rechterboezem (RA) naar de
rechterkamer (RV) en vervolgens via de longslagaders
naar de longen. In de longcapillairen vindt gaswisseling
plaats, waarna het nu zuurstofrijke (CO₂-arme) bloed
via de longaders terugkeert naar de linkerboezem
(LA), dan naar de linkerkamer (LV), en van daaruit
weer het lichaam in.
Voor effectieve longfunctie is nodig:
o Ventilatie (V): luchttoevoer naar alveoli.
o Perfusie (Q): bloedtoevoer naar alveoli via longcapillairen.
o Diffusie: effectieve gasuitwisseling over dunne membranen
(‘bloed-lucht barrière’)
Ventilatie en perfusie kunnen lokaal worden aangepast om een betere
afstemming (V/Q-verhouding) te bereiken:
o Als de CO₂-concentratie in de alveoli hoog is, verwijden de bronchiolen
(bronchodilatatie via het sympathisch zenuwstelsel), zodat er meer lucht
naar die alveoli stroomt waar veel CO₂ moet worden afgevoerd.
o Als de zuurstofconcentratie (O₂) in de alveoli laag is, vernauwen de
bloedvaten eromheen (vasoconstrictie), zodat het bloed naar alveoli met
meer O₂ gestuurd wordt, waar betere gaswisseling mogelijk is.
De verhouding V/Q moet optimaal zijn. Bij afwijkingen:
o Shunting: perfusie zonder ventilatie (bv. bij COPD).
o Dode ruimte: ventilatie zonder perfusie (bv. bij longembolie).
,Beoordeling vitaal bedreigde patient
Een vitaal bedreigde patiënt is iemand bij wie één of meerdere orgaansystemen acuut in gevaar zijn. Zonder snelle herkenning
en actie kan de toestand snel verslechteren, met mogelijk blijvend letsel of overlijden als gevolg.
Om snel een inschatting te kunnen maken van de ernst van de situatie, wordt gewerkt met twee krachtige methoden:
o Patiënt Assessment Triangle (PAT) – snelle eerste indruk
o ABCDE-systematiek – gestructureerde beoordeling en interventie
Daarnaast zijn er scoresystemen om deze parameters te objectiveren:
o MEWS (Modified Early Warning Score)
De meest gebruikte score in Nederland. Deze score geeft per parameter punten, bijv. voor:
Interpretatie:
o Score 0–2: geen directe actie
o Score 3 of hoger: arts inschakelen / actie vereist
o Vroegtijdige interventie op basis van MEWS kan tot 40% van IC-opnames voorkomen
Patiënt Assessment Triangle (PAT) – snelle eerste indruk
Appearance (uiterlijk 🟢 Work of Breathing 🔴 Circulation to the skin
gedrag) (ademarbeid) (huidcirculatie)
Niet alert, suf of niet Gebruik van Bleek, cyanose of gemarmerde
reagerend hulpademhalingsspieren huid
Abnormale spierspanning Neusvleugelen, intercostale Slecht capillair refill, kou aan
intrekkingen extremiteiten
Geen respons op omgeving Hoorbare ademgeluiden (stridor, Grote of actieve bloeding
of stem piepen)
De PAT helpt om binnen seconden te bepalen of er sprake is van een ernstig zieke patiënt
ABCDE-systematiek – gestructureerde beoordeling en interventie
+CWK
Stabilisatie CWK Bij (mogelijk) trauma, NEXUS criteria (neurologische uitval, drukpijn, verminderd bewustzijn,
intoxicaties, afleidend letsel)
Kijken Verlaagd bewustzijn
Inspectie mondholte (loszittende tanden/ kunstgebit), uitwendige of inwendige oorzaak voor
ademwegobstructie
Slijmvliezen droog/nat, zwelling (lippen/tong/keel)
, Luisteren Heesheid, hoorbare ademhaling
Let op snurken (tong), rochelen (slijm), stridor (bovenste luchtweg) of piepen (onderste luchtweg)
Voelen Boven de mond/ neus voelen naar luchtbeweging
Interventies Verwijderen corpus alienum (uitzuigen/Heimlich)
Manuele luchtwegmanoeuvres (head tilt/chin lift, jaw thrust, stabiele zijligging)
Intubatie
Bij verlaagd bewustzijn: max O2
Medicatie: bij gegeneraliseerd insult of anafylaxie*
Kijken Kleur: cyanose? ( centrale cyanose (lippen, gezicht) wijst op ernstig zuurstoftekort)
Uitwendig zichtbare afwijkingen aan de thorax
Ademhalingsbewegingen (regelmaat, diepte, intrekkingen, L=R? )
Ademfrequentie: normaal 12–20/min. Tachypnoe of bradypnoe zijn alarmsignalen.
Symmetrie: asymmetrisch borstkasbeweging = mogelijk pneumothorax.
Ademarbeid (gebruik hulpademhalingsspieren, neusvleugelen, cyanose)
Luisteren Auscultatie longen, L=R? (denk aan pneumothorax, pleuravocht)
Percussie, L=R?
Voelen Ademhalingsbewegingen, L=R?
Subcutaan emfyseem?
Trachea in midline?
Bij trauma: ribfracturen?
Meten Ademfrequentie
SatO2 (streefwaarde 94-98%, bij COPD/morbide obesitas 88-92%)
Interventies O2 (neusbril/-canule, non-rebreather masker, pocketmask, masker-ballon)
Medicatie: bronchodilatantia*
Kijken Huidskleur (bleek, gemarmerd, rood)
Transpiratie
Uitwendig zichtbaar ernstig bloedverlies (uitwendige bloedingen, bloedbraken, hemoptoe, bloederige
diarree)
Halsvenen (gestuwd/gecollabeerd)
Luisteren Auscultatie hart (frequentie, ritme, luidheid tonen/souffles)
Voelen Temperatuur extremiteiten (Septische shock → hypotensief, warme, gevasodilateerde patiënt met koorts/ondertemp.
. Hypovolemische of cardiogene shock → bleek, koude en klamme patiënt met vasoconstrictie)
Pulsaties: Pols/hals (ritme, kracht)
Palpatie abdomen
Bij trauma: borst/buik/bekken/bovenbenen?
Meten Hartfrequentie (reg/irr?, normaal 60–100/min. Brady- of tachycardie duiden op instabiliteit.
Bloeddruk: normaal systole tussen de 90 en 140 en diastole tussen de 60 en 90.
Capillary Refill Time (CRT) 5sec op sternum: >2 sec = verminderde perifere perfusie
Interventies Stelp ernstige uitwendige bloedingen
i.v. toegang
Shock: max. O2, vloeistoftherapie, decompressie bij spanningspneu*
Valsalva, cardioversie
Medicatie: overweeg pijnmedicatie, nitroglycerine, diuretica*