Practicum thorax onderzoek
Jongh Fysische diagnostiek, voorbereiding
H2 Inleiding lichamelijk onderzoek
Thorax:
- Inspectie vorm, ademhaling, mammae
- Palpatie ictus cordis en mammae, orienterend, lever, milt, blaas, nieren
- Percussie longen, longgrenzen en verschuifbaarheid, orienterend, ascites, lever, ruimte
van Traube, blaas
- Auscultatie hart en longen
Onderzoek thorax = IPPA (inspectie, palpatie, percussie, auscultatie)
Onderzoek buik = IAPP (inspectie auscultatie, palpatie, percussie)
Voorbereiding de Jongh:
• H 5 Thorax
◦ 5.1 Anatomie van de thoraxholte
◦ 5.2 Het hart (m.n. 5.2.1 Anatomie van het hart en 5.2.4 Onderzoek van het hart)
◦ 5.3 Longen en luchtwegen (m.n. 5.3.1 Anatomie van longen en luchtwegen en
5.3.2 Onderzoek van longen en luchtwegen en 5.3.3 Klinische betekenis van
de bevindingen bij longonderzoek)
• H 9 Perifere circulatie
◦ 9.1 Anatomie van de arteriële en veneuze circulatie
◦ 9.2 Onderzoek van de perifere circulatie
◦ 9.3 Klinische betekenis van de bevindingen
Hoofdstuk 5 Thorax:
1. Anatomie van de thoraxholte
De eerste 7 ribben zitten aan het stermum verbonden. Het rijkraakbeen van de
8e, 9e en 10e rib is direct verbonden met het kraakbeen van de erboven
liggende rib. De 11e en 12e rib zijn zwevend. Het kuiltje in de hals boven het
manubrium noem je jugulum.
Oriëntatiepunten:
- Angulus sternol de overgang van het manubrium naar het corpus. Deze
overgang is te palperen als een hobbelige horizontale lijn. Lateraal hiervan is de
aanhechting van de 2e rib. - C7 is een makkelijk herkenningspunt bij kin op de
borst. De wervel eronder is Th1.
- Fossa supraclavicularis, ruimte boven clavicula
- Fossa infraclavicularis, ruimte onder clavicula
De tepel wordt niet gebruikt als oriëntatiepunt om die bij iedereen verschilt qua
lokatie.
Er zijn verschillende thoraxvormen die consequenties hebben voor het
functioneren van hart en longen:
- pectus excavatum, trechterborst, compressie van het onderste deel van het
stermum kan druk geven op het hart en grote bloedvaten
- pectus carinatum
- thoracale kyfoscoliose, kan vermindering van longfunctie geven
- tonvormige thorax: normaal in de kinderleeftijd maar kan later een uiting zijn
van COPD.
,2. De anatomie van het hart en onderzoek van het hart
Zie rest 5.2 bij thema 2 Ritmestoornissen.
Hoofdstuk 9 Perifere circulatie
9.1 Anatomie van de arteriele en veneuze
circulatie
Circulatieproblemen kunnen in het hele
lichaam optreden, maar manifesteren zich
frequent aan de onderste extremiteiten.
9.2 Onderzoek van de perifere circulatie
Inspectie perifere circulatie:
- Hoofd/hals vena jugularis (stuwing en
pulsaties) en de a. Temporalis (zichtbaar en
verdikt).
* Zichtbare a temporalis kan duiden op een
arteriitis temporalis
* Expansieve pulsaties achter de kaakhoek
passen bij een aneurysma van de carotis
interna
* Pulserende zwelling craniaal van een
clavicula kan het gevolg zijn van een
aneurysma van de a subclavia
- Bovenste extremiteiten toegenomen
venentekening rond de schouder, kleur en
omvang van de armen en handen,
afwijkingen aan de vingers en nagels
* Een venentekening rond de schouders kan
passen bij een stenosering of een volledige
afsluiting van de vena subclavia of vena cava superior
* Pijnlijke toename in volume van een arme kan het gevolg zijn van veneuze
trombosering door afknelling van de vena subclavia tussen de 1 e rib en clavicula.
Dit komt meestal voor bij gespierde jonge mannen (noem je ook wel M. Van
paget-schroetter of trombose d’effort
* Trommelstokvingers met verbrede eindkootjes en afgeronde cyanotische
nagels passen bij lang bestaande perifere ischemie, kan voorkomen bij
congenitale hartziekten of chronische longziekten
- Onderste extremiteiten kleur, pigmentatie, oedeem, ulcera van de huid en
uitgezette venen.
* Een bleke of cyanotische huid past bij arteriele insufficientie
* Eenzijdig oedeem past bij een veneuze afvloedbelemmering zoals DVT
Auscultatie arterieen:
- Hoofd/hals a. Carotis achter de kaakhoek
- Buik abdominale aorta craniaal van de navel, a. Iliaca caudaal van de navel
- Onderste extremiteiten a. Femoralis communis in de lies, aan de mediale
zijde van het distale bovenbeen
Palpatie arterieen:
- geen pulsaties voelbaar
+/- zwakke tot dubieuze pulsaties voelbaar
, + normale pulsaties
(+) pulsaties voelbaar passend bij een aneurysmatisch verwijde arterie
- Hoofd/hals a. Carotis
- Bovenste extremiteiten a. Brachialis, a radialis en a ulnaris
- Buik abdominale aorta
- Onderste extremiteiten a femoralis communis, a poplitea, a tibialis posterior,
a dorsalis pedis
Practicum lichamelijk onderzoek buik
Voorbereiding: Fysische diagnostiek H6.1, H6.2 en H6.8
Hoofdstuk 6.1 Anatomie van de buik
De ribben en proc. xiphoideus worden gebruikt bij de craniale begrenzing van de
buik. De SIPS, crista iliaca en symphisis pubis vormen de caudale begrenzing. In
het midden is de navel een belangrijk orientatiepunt.
Hoofdstuk 6.2 Onderzoek van de buik
Bij het lichamelijk onderzoek maak je gebruik van inspectie, auscultatie,
percussie en palpatie.
Inspectie, waar let je op:
- huid en de navel—> uitgezette venen rondom de navel (bv bij portale
hypertensie, levercirosse of een afsluiting van de vena cava inferior)—> veel
voorkomende huidafwijkingen op de buik zijn exantheem (rode uitslag), spider
naevi of uitpuilende navel wat kan wijzen op een verhoogde intra-abdominale
druk (gasophoping, ascites, tumor of zwangerschap) terwijl een diep verzonken
navel juist vaker voor komt bij obesitas.
- lokale of diffuse zwellingen—> obesitas—> ascites: ophoping van vrij vocht in
het abdomen. Meestal de flanken die zijn uitgezet. —> bij vrouwen kan de hele
buik opgezet zijn door uterus of ovarium (cyste/tumor)—> overvulde blaas:
vooral zwelling in de onderbuik. Net als bij ascites of een sterk vergrote uterus de
navel uitpuilen als gevolg van verhoogde intra-abdominale druk. Een lokale
zwelling kan ook een wandbreuk zijn (hernia). Dit zijn zakvormige uitstulpingen
van het peritoneum parietale door een zwakke plek van de buikwand. In ruglig
zijn deze vaak niet te zien, omdat de evt inhoud ervan is teruggegleden in de
buikholte. Daarom onderzoek je bij verdenking van een breuk de patient staand
en laten persen bv met de valsalva-manouvre.
In de voorste buikwand zijn diverse breuken mogelijk:
- hernia inguinalis lateralis (indirecte liesbreuk)
- hernia inguinalis medialis (directe liesbreuk)
- hernia femoralis- hernia umbicalis; breukpoort ligt in de peesplaat van de linea
alba, meestal aan de bovenzijde van de navel. De inhoud kan bestaan uit
omentum (plooi van het peritoneum) en evt een darmlis.
- hernia epigastrica: breukpoort ontstaat in de linea albla tussen de proc.
xiphoideus en navel, is meestal maar een kleine zwelling zichtbaar en bevat niet
meer dan een kleine hoeveelheid peritoneaal vetweefsel.
- hernia cicatricalis: de breuk ontstaat ter plaatse van een zwakke plek in een
operatielitteken en kan soms erg wijd zijn.
- ademhalingsbewegingen