Samenvatting: oriëntatie in de verpleegkundige zorg
Hoofdstuk 1: inleiding in de gezondheidszorg
1. gezondheidszorg
= geheel activiteiten dat als rechtstreeks doel heeft bevorderen, behouden, herstellen +
verbeteren van de gezondheidstoestand v/d mens.
= op holistische wijze (lichamelijk - psychisch - sociaal).
op wat focust het?
• gezondheid + welzijn
opmerking: afhankelijk welke situatie is de ene meer prioriteit dan de andere
voorbeeld: ik moet iemands leven redden dan is dat belangrijker dan mentaal welzijn
2. gezond versus ziek
wanneer is iemand gezond?
= wanneer ze zowel fysiek, mentaal als sociaal in orde zijn
= de 3 dimensies
wanneer is iemand ziek?
= wanneer er een storing hierin is
maar ook hoe je omgaat met ziekte:
voorbeeld: 2 mensen hebben knieprothese, de ene is weduwe en andere heeft nog gezin.
de ene kan terugvallen op gezin en andere niet + heeft dus beperkt sociaal netwerk
de 3 organisaties gezondheidsvoorzieningen:
• echelonering
• preventie + curatieve gezondheidszorg ( voorkomen + behandelen / pijn verminderen)
• intra-extra en transmurale zorg
1
, 3. echelonnering
• nulde lijn
= laagdrempelige hulp + niet professioneel
voorbeeld:
• zelfzorg
→ activiteiten die de mens verricht voor zijn lichamelijk, psychisch en sociaal welzijn
→ het zorgen voor zichzelf, voor eigen geluk + gezondheid
→ hulpvrager en hulpverlener = dezelfde persoon.
voorbeeld: tanden poetsen, douchen.
• mantelzorg ( coponcho)
→ is aanvullende, niet-beroepsmatige hulpverlening aan bejaarden, zieken + andere
hulpbehoevenden
→ zorgrelatie = niet de enige relatie hulpvrager en hulpverlener.
→ wederkerig + vrijwillig + gratis
voorbeeld: boodschappen doen voor je grootouders.
vroeger: naastenliefde = morele plicht
nu: zorg meer overgenomen door formele instanties owv toename individualisme
kenmerken:
• zorg primair gericht op behoefte van anderen
• bereidheid tot wederkerigheid -> rollen zijn verwisselbaar
• zorgrelatie ≠ enige relatie
• emotioneel, warm van aard
• zelfstandigheid van de andere wordt maximaal gerespecteerd
in de praktijk:
• luister verhaal mantelzorger
• niet veroordelen
• betrek hen in zorg
• info + advies geven
• vrijwilligers
= keuze + stapt doelbewust naar organisatie
= je weet wanneer het stopt
• patiëntenverenigingen
voorbeeld: Vlaams patiëntenplatform
2
, • eerste lijn
= direct toegankelijk
= zorg thuis + directe omgeving zorgvrager
= holistische benadering
= volop in transitie = verandering, want na ontslag moet 1e lijn dit opvolgen
voorbeeld: huisarts, CLB
opmerking: chronische aandoeningen stijft + duur ziekenhuis neemt af + willen thuis verzorgd
worden
3 sectoren in de 1e lijn:
• gezondheidszorg
= gezondheidszorg beroepen + paramedici
voorbeeld: thuisverpleging + apotheek + tandarts
• welzijnszorg
= gezinszorg + thuiszorg
voorbeeld: DMW ( diens maatschappelijk werk ziekenfonds) + CAW ( centrum algemeen welzijn)
+ familiehulp
• openbare besturen
= OCMW (= openbare centra voor maatschappelijk welzijn)
= SEL (= samenwerkingsinitiatieven eerstelijns)
= GDT (= geïntegreerde diensten voor thuisverzorging)
voorbeeld: armoede + zorg aan ouderen + sociale huizen
hoe samenwerken?
= wisselen kennis + info + stemmen deze op elkaar af
1e lijnszorg voldoet aan volgende criteria:
• geografisch afgebakend gebied bestaande uit één of meerdere steden of gemeentes.
• aangestuurd door een zorgraad
• netwerk van eerstelijnsaanbieders
voorbeeld: huisartsen + verpleegkundige
• tweede lijn
= wanneer meer expertise nodig is, zorgvrager doorverwezen
voorbeeld: geneesheer – specialist – AZ – PZ - polikliniek
3
, • derde lijn
= universitaire ziekenhuis
maar: minstens dezelfde dienstverlening als AZ
= zeer gespecialiseerde behandelingen
= verbonden aan faculteit geneeskunde
= mogelijkheden naar wetenschappelijk onderzoek, innovatieve technologie
voorbeeld: opname op hartzorg, PAAZ.
3.1 de transitie van gezondheidszorg
echelonnering → integrale zorg ( PZON = persoon met zorg-en ondersteuningsnood)
dus: persoon komt centraal en zorgverleners ( welzijn + zorg ) staan er rond
4. preventieve en curatieve gezondheidszorg
4.1 cure / curatieve zorg
doel: genezen van patiënten
wat gaat men doen?
= onderzoeken + diagnosticeren + behandelen
• fysiek en psychisch
voorbeeld: MRI nemen + behandelen
voorbeeld: depressie verhelpen
• traject zorg kortdurend
• sociale zekerheid
voorbeeld: je kan terugvallen als je het even moeilijk hebt
• RIZIV / mutualiteit
voorbeeld: ziekenhuisfactuur → enkel remgeld
op welk niveau is dit?
= federaal niveau
4
Hoofdstuk 1: inleiding in de gezondheidszorg
1. gezondheidszorg
= geheel activiteiten dat als rechtstreeks doel heeft bevorderen, behouden, herstellen +
verbeteren van de gezondheidstoestand v/d mens.
= op holistische wijze (lichamelijk - psychisch - sociaal).
op wat focust het?
• gezondheid + welzijn
opmerking: afhankelijk welke situatie is de ene meer prioriteit dan de andere
voorbeeld: ik moet iemands leven redden dan is dat belangrijker dan mentaal welzijn
2. gezond versus ziek
wanneer is iemand gezond?
= wanneer ze zowel fysiek, mentaal als sociaal in orde zijn
= de 3 dimensies
wanneer is iemand ziek?
= wanneer er een storing hierin is
maar ook hoe je omgaat met ziekte:
voorbeeld: 2 mensen hebben knieprothese, de ene is weduwe en andere heeft nog gezin.
de ene kan terugvallen op gezin en andere niet + heeft dus beperkt sociaal netwerk
de 3 organisaties gezondheidsvoorzieningen:
• echelonering
• preventie + curatieve gezondheidszorg ( voorkomen + behandelen / pijn verminderen)
• intra-extra en transmurale zorg
1
, 3. echelonnering
• nulde lijn
= laagdrempelige hulp + niet professioneel
voorbeeld:
• zelfzorg
→ activiteiten die de mens verricht voor zijn lichamelijk, psychisch en sociaal welzijn
→ het zorgen voor zichzelf, voor eigen geluk + gezondheid
→ hulpvrager en hulpverlener = dezelfde persoon.
voorbeeld: tanden poetsen, douchen.
• mantelzorg ( coponcho)
→ is aanvullende, niet-beroepsmatige hulpverlening aan bejaarden, zieken + andere
hulpbehoevenden
→ zorgrelatie = niet de enige relatie hulpvrager en hulpverlener.
→ wederkerig + vrijwillig + gratis
voorbeeld: boodschappen doen voor je grootouders.
vroeger: naastenliefde = morele plicht
nu: zorg meer overgenomen door formele instanties owv toename individualisme
kenmerken:
• zorg primair gericht op behoefte van anderen
• bereidheid tot wederkerigheid -> rollen zijn verwisselbaar
• zorgrelatie ≠ enige relatie
• emotioneel, warm van aard
• zelfstandigheid van de andere wordt maximaal gerespecteerd
in de praktijk:
• luister verhaal mantelzorger
• niet veroordelen
• betrek hen in zorg
• info + advies geven
• vrijwilligers
= keuze + stapt doelbewust naar organisatie
= je weet wanneer het stopt
• patiëntenverenigingen
voorbeeld: Vlaams patiëntenplatform
2
, • eerste lijn
= direct toegankelijk
= zorg thuis + directe omgeving zorgvrager
= holistische benadering
= volop in transitie = verandering, want na ontslag moet 1e lijn dit opvolgen
voorbeeld: huisarts, CLB
opmerking: chronische aandoeningen stijft + duur ziekenhuis neemt af + willen thuis verzorgd
worden
3 sectoren in de 1e lijn:
• gezondheidszorg
= gezondheidszorg beroepen + paramedici
voorbeeld: thuisverpleging + apotheek + tandarts
• welzijnszorg
= gezinszorg + thuiszorg
voorbeeld: DMW ( diens maatschappelijk werk ziekenfonds) + CAW ( centrum algemeen welzijn)
+ familiehulp
• openbare besturen
= OCMW (= openbare centra voor maatschappelijk welzijn)
= SEL (= samenwerkingsinitiatieven eerstelijns)
= GDT (= geïntegreerde diensten voor thuisverzorging)
voorbeeld: armoede + zorg aan ouderen + sociale huizen
hoe samenwerken?
= wisselen kennis + info + stemmen deze op elkaar af
1e lijnszorg voldoet aan volgende criteria:
• geografisch afgebakend gebied bestaande uit één of meerdere steden of gemeentes.
• aangestuurd door een zorgraad
• netwerk van eerstelijnsaanbieders
voorbeeld: huisartsen + verpleegkundige
• tweede lijn
= wanneer meer expertise nodig is, zorgvrager doorverwezen
voorbeeld: geneesheer – specialist – AZ – PZ - polikliniek
3
, • derde lijn
= universitaire ziekenhuis
maar: minstens dezelfde dienstverlening als AZ
= zeer gespecialiseerde behandelingen
= verbonden aan faculteit geneeskunde
= mogelijkheden naar wetenschappelijk onderzoek, innovatieve technologie
voorbeeld: opname op hartzorg, PAAZ.
3.1 de transitie van gezondheidszorg
echelonnering → integrale zorg ( PZON = persoon met zorg-en ondersteuningsnood)
dus: persoon komt centraal en zorgverleners ( welzijn + zorg ) staan er rond
4. preventieve en curatieve gezondheidszorg
4.1 cure / curatieve zorg
doel: genezen van patiënten
wat gaat men doen?
= onderzoeken + diagnosticeren + behandelen
• fysiek en psychisch
voorbeeld: MRI nemen + behandelen
voorbeeld: depressie verhelpen
• traject zorg kortdurend
• sociale zekerheid
voorbeeld: je kan terugvallen als je het even moeilijk hebt
• RIZIV / mutualiteit
voorbeeld: ziekenhuisfactuur → enkel remgeld
op welk niveau is dit?
= federaal niveau
4