Professor: Patrick Loobuyck
Inhoudsopgave
Introductie: definitie religie, aantal gelovigen nu en in de toekomst...............................................................1
Drie typologische posities (modellen) met actuele en historische voorbeelden...............................................2
Battlefield-posities (conflictmodel)......................................................................................................................3
Nothing-in-common-posities (NOMA-model)......................................................................................................3
Togetherness-posities (harmoniemodel).............................................................................................................5
Waarom zijn mensen religieuze wezens?....................................................................................................... 6
Zingeving en wetenschap, waarden en normen, is/ought-kloof, politiek enkel op basis van feiten
(expertocratie) of een feitenvrije politiek....................................................................................................... 9
De 16e eeuw: renaissance, humanisme, protestantisme, reformatie, Erasmus, Luther en Calvijn...................12
Het conflict tussen Galileï en de kerk: Bijbelinterpretatie, geocentrisch wereldbeeld, heliocentrisch
wereldbeeld (Copernicus), dialoog, wat was de kern van het conflict?..........................................................15
Examenvraag met antwoord! Hoe past het conflict tussen Galileï en de kerk bij de drie typologische posities?
.................................................................................................................................................................... 16
De 17e en 18e eeuw: een nieuw wereldbeeld, nieuwe wetenschap, nieuwe methoden, bijgeloof,
natuurtheologie, designargument, deïsme, determinisme, god als horlogemaker.........................................17
De 19e eeuw: Darwins evolutietheorie, spanning tussen religie en wetenschap, de moraliteit van de mens,
protomoraliteit, vernistheorie...................................................................................................................... 20
Gastlessen................................................................................................................................................... 24
Gastles: ontstaan aarde (Manuel Sintubin).......................................................................................................24
Gastles: waarom we niet gelukkiger zijn (Michael Vlerick)...............................................................................26
Gastles: leven zonder god (Rik Peels).................................................................................................................28
Gastles: toeval (Jeroen Hopster)........................................................................................................................31
Presentatie Thomas Hertog (video op Blackboard).......................................................................................34
Tekst Thomas Hertog samenvatting (tekst op Blackboard)............................................................................34
Introductie: definitie religie, aantal gelovigen nu
en in de toekomst
Wat is religie? Religie is gericht op dat wat de mens en de wereld overstijgt en een diepere
betekenis geeft. Het heeft betrekking op het transcendente (het overstijgende). Het gaat
over opvattingen (mythes, verhalen), praktijken (rituelen) en ervaringen (spiritualiteit). Soms
gaat religie ook om een groepsgevoel of een zekere samenhang. Toch moeten we uitkijken
,om het zo breed te definiëren, want dan vallen hymnes, volksliederen, nationalisme en
voetbalwedstrijden ook al onder de noemer van de religie en dat is niet hoe we religie hier
zien.
We hanteren doorheen deze cursus geen theologisch of apologetisch perspectief. Het doel is
dus niet om je te overtuigen van de waarheid van religieuze of atheïstische standpunten en
perspectieven. We hanteren een neutraal buitenstaanderperspectief: alle modellen, alle
visies komen aan bod.
We erkennen dat religies en levensbeschouwingen divers, dynamisch en ambivalent zijn of
kunnen zijn. Divers in de zin dat binnen bijvoorbeeld het christendom er allerlei stromingen
en vertakkingen zijn. Religies zijn niet één pot nat. Er is niet iets als hét christendom of dé
islam. Ze zijn ook dynamisch: ze veranderen. Religie nu is niet hetzelfde als religie vroeger.
Religie is afhankelijk van context, tijd en ruimte. Verder is religie ambivalent: er zitten zowel
goede als negatieve kanten aan. Denk aan heidenen- en kettervervolging. Men dacht vroeger
dat alleen gelovigen een plaats hadden in de samenleving. Daarom werden niet-gelovigen
vervolgd. Maar religie kan ook een bindmiddel zijn. Religie kan zowel een bron van
samenhang als van conflicten zijn. Naastenliefde en terrorisme staan tegenover elkaar.
Wereldwijd zal in 2050 zowel het aantal als het aandeel gelovigen in de wereldbevolking zijn
toegenomen. Het debat wetenschap en religie blijft dus relevant. Tegen 2050 zijn er in
aantal meer seculiere mensen, maar procentueel gezien minder. Dat komt door de groei van
de wereldbevolking.
De groei van de religies wordt voornamelijk veroorzaakt door de natuurlijke groei van de
bevolking, en niet in de eerste plaats door bekeringen. Wat betreft bekeringen en ‘switching
in’ en ‘switching out’, zien we dat het christendom vooral gelovigen verliest (ongeveer 9
miljoen), en in mindere mate gebeurt dit ook bij het boeddhisme en in nog mindere mate bij
het jodendom. De natuurlijke bevolkingsgroei ligt bij moslims hoger dan bij christenen,
waardoor de islam sneller groeit dan het christendom.
Het relatieve aandeel van christenen in het totaal van gelovigen is het grootst, gevolgd door
moslims, dan hindoes, dan boeddhisten. Zowel het aantal christenen als het aantal moslims
zal groeien. De islam is de snelst groeiende religie. Tegen 2060 zal het aandeel christenen en
het aandeel moslims elk ongeveer 30% zijn. Nu is het aandeel moslims ongeveer 25%, het
aandeel christenen ongeveer 33%.
Drie typologische posities (modellen) met actuele
en historische voorbeelden
Het vakgebied van de wetenschap en religie of ook wel Science & Religion is sinds 1960 echt
tot wasdom gekomen. Het betreft een interdisciplinair veld. Verschillende soorten
wetenschappers nemen deel aan het debat: theologen, biologen, filosofen, paleontologen,
etc.
Binnen het debat worden verschillende modellen of typologische posities gehanteerd. We
maken een onderscheid tussen drie typologische posities:
,- Battlefield-posities (conflictmodel). Deze stellen dat wetenschap en religie in conflict staan
met elkaar.
- Nothing-in-common-posities (NOMA-model). Deze stellen dat wetenschap en religie niets
met elkaar te maken hebben.
- Togetherness-posities (harmoniemodel). Deze stellen dat wetenschap en religie
samengaan.
Volgens John Hedley Brooke zijn er altijd verschillende relaties mogelijk tussen wetenschap
en religie; er is niet zoiets als dé relatie. De verhouding is niet vaststaand, maar verandert
doorheen de tijd en is afhankelijk van de context. De manier waarop religie en wetenschap
zich tot elkaar (hebben) verhouden, is niet met één metafoor, benadering of model te
capteren.
Daarom is het problematisch wanneer de aanhangers van een bepaalde typologie gaan
zoeken naar bevestiging in het verleden. Denk aan de battlefield-posities bijvoorbeeld.
Vandaag de dag staan wetenschap en religie inderdaad buitengewoon onder spanning. Heel
vaak heeft men het beeld dat religie de wetenschap heeft tegengewerkt, maar dat is
historisch niet correct. Meestal was er vroeger geen conflict tussen wetenschap en religie.
Sterker nog, kerk en wetenschap waren nauw met elkaar verbonden. Veel wetenschappers
in de middeleeuwen waren theologen en hielpen de kerk met tijdsbepalingen. Abdijen
waren toen de plaatsen van de best voorlopige kennis, waar monniken werkten. De
voorloper van wetenschap was dus juist verbonden met kerkelijke instituten. Er waren wel
incidenten geweest, zoals boekverbrandingen, maar de kerk is nooit volledig tegen
wetenschap geweest.
Er bestonden vaak religieuze prikkels om de wereld beter te leren kennen en om aan
wetenschap te doen. Wetenschappers in de 16e eeuw zagen wetenschap vaak als een
religieuze activiteit. Men redeneerde als volgt: god heeft de wereld gemaakt en wanneer wij
aan wetenschap doen komen we meer over de wereld te weten, begrijpen we de wereld
beter en komen we op die manier dichter bij God (natuurtheologie).
Battlefield-posities (conflictmodel)
Richard Dawkins, Daniel Dennett, Harris en Hitchens verdedigen de battlefield-positie. Deze
personen propageren een wetenschappelijk/nieuw atheïsme. Als je wetenschap ernstig
neemt, dan moet je religie wel verwerpen.
Er zijn ook historische voorbeelden van het conflictmodel. Zo opperde Tertullianus (160-222)
het idee van een theologisch Jeruzalem tegenover een filosofisch Athene. Al-Ghazali (1058-
1111) stelde dat filosofen die de rede gebruikten om dichter bij god te komen, gedood
mochten worden. Alleen spiritualiteit was de weg naar god, niet de rede.
Vaak gaat het trouwens om bepaalde elementen van religie die in spanningsrelatie staan
met bepaalde elementen uit de wetenschap, zoals mirakels, het leven na de dood, het
bestaan van God, de evolutietheorie, etc.
Nothing-in-common-posities (NOMA-model)
, Dan zijn er ook mensen zoals Ockham, Blaise Pascal, Wittgenstein, Kant, William James,
Kierkegaard, Stephen Jay Gould en De Dijn, die uitgaan van nothing-in-common-posities:
wetenschap en religie hebben niets met elkaar te maken en staan daarom noch met elkaar
in conflict, noch zijn ze met elkaar te verenigen. Wetenschappers verzamelen kennis en
zoeken naar hoe de werkelijkheid in elkaar zit. De wetenschap is descriptief. Religie gaat om
zingeving en legt uit hoe de werkelijkheid zou moeten zijn. Religie is prescriptief. De
aanhangers van de nothing-in-common-posities gaan uit van fideïsme: je kunt vanuit
wetenschap niet direct naar geloof. Het geloof kan niet wetenschappelijk bewezen worden.
Je kunt niet via de rede, via de wetenschap, maar alleen via het hart naar het geloof. Het
geloof vereist dus een irrationele sprong.
Wittgenstein zegt dat religie niet de intentie heeft om de werkelijkheid te beschrijven of te
veranderen. Religie heeft geen wetenschappelijke bedoelingen. Een regendans bijvoorbeeld
wordt niet uitgevoerd om de regen te veroorzaken, maar om iets zingevends te doen, om
iets te vieren. Hetzelfde geldt voor de zonnewendefeesten: deze vinden niet plaats om te
veroorzaken dat de dagen langer worden, maar wel om dat feit te vieren.
Stephen Jay Gould komt met de term Non-Overlapping Magisteria (NOMA). Hij ziet
wetenschap en religie als twee verzamelingen die geen doorsnede hebben. Volgens hem
moet je de grenzen van de magisteria respecteren: je mag beide magisteria niet vermengen.
Als je de werkelijkheid wil verklaren, moet je niet naar religie kijken. Dit komt wel met een
radicaal gevolg: je moet het bestaan van mirakels en wonderen afzweren. Mirakels
overstijgen de normale ‘gang van zaken’: het zijn afwijkingen van de werkelijkheid. Die
kunnen dus alleen maar via een god, en dus op een niet-wetenschappelijke manier worden
verklaard. Anderzijds vinden mirakels plaats in de werkelijkheid, dus zouden ze verklaard
moeten worden door de wetenschap. Omdat beide magisteria elkaar niet overlappen, kan
het niet zo zijn dat ze allebei mirakels kunnen verklaren. We stuiten dus op een logische
contradictie. Daarom zijn mirakels niet compatibel met NOMA.
Dus als je NOMA aanhangt, krijg je meteen problemen wat betreft de inhoud van
wetenschap en religie. De vraag is of religie überhaupt wel zonder mirakels kan. Historisch
en antropologisch gezien functioneert religie niet zonder mirakels. NOMA werkt dus niet
voor mensen die op zoek zijn naar geloof. In het volksgeloof is NOMA daarom moeilijk te
integreren. Ook kan religie nooit een waarheidsclaim doen, want dan wordt NOMA
overtreden. Als godsdienst volledig figuurlijk wordt, en geen waarheidsclaims doet, dan leidt
dat tot antipathie.
Een voorbeeld uit een krantenartikel: de kardinaal haalt NOMA aan en zegt dat geloof en
wetenschap als twee sporen van de spoorweg zijn. Later geeft hij aan in mirakels te
gelovigen. Maar dat kan niet als je NOMA aanhangt. Hij spreekt zichzelf dus tegen.
Dawkins bekritiseert NOMA: het zou betekenen dat je niet op een wetenschappelijke manier
over god kunt nadenken. Dawkins vindt dat het bestaan van god een hypothese is zoals alle
andere hypothesen in de wetenschap. We kunnen gods bestaan dan wel niet bewijzen, maar
dat geldt voor zoveel dingen in de wetenschap. We proberen aanwijzingen/evidentie te
zoeken voor theorieën, maar voor god zijn die er niet.