thema 3 kapitaalmarkt
Hoofdstuk 1: Financiële markten
1 De financiële markt
De financiële markt is waar financiële middelen worden gevraagd en aangeboden.
Vraag naar financiële middelen komt van:
Gezinnen (bv. hypotheken voor huizen).
De overheid (bv. om begrotingstekorten te dekken).
Ondernemingen (bv. voor financiering van gebouwen, uitrusting, overnames).
Aanbod van financiële middelen komt van spaarders.
Spaargeld kan rechtstreeks worden uitgeleend, maar meestal gebeurt dit onrechtstreeks door
geld te deponeren bij een bank, die het op haar beurt uitleent.
Banken maken winst door een lagere rente aan spaarders te betalen en een hogere rente aan
leners te vragen.
Rente (intrest) is de vergoeding die een spaarder ontvangt om zijn financiële middelen tijdelijk ter
beschikking te stellen.
Een hoge rentevoet stimuleert sparen en maakt lenen duurder, wat leidt tot meer aanbod dan
vraag naar financiële middelen.
Een lage rentevoet ontmoedigt sparen maar verhoogt de vraag naar financiële middelen.
Andere factoren die vraag en aanbod beïnvloeden:
Toegenomen vraag naar financiële middelen (vraagcurve verschuift naar rechts,
evenwichtsrentevoet en geleend volume nemen toe) kan worden veroorzaakt door:
Belastingvoordelen voor gezinsinvesteringen.
Toegenomen investeringsmogelijkheden voor bedrijven.
Oplopende begrotingstekorten.
Toegenomen aanbod van financiële middelen (aanbodcurve verschuift naar rechts, rentevoet
daalt, geleend volume stijgt) kan worden veroorzaakt door:
Nieuwe belastingvoordelen voor spaarders.
, 2 De geld- en de kapitaalmarkt
De financiële markt omvat de geldmarkt en de kapitaalmarkt.
Geldmarkt:
Verhandelt kortlopende financiële middelen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste één
jaar.
Voorbehouden aan professionelen zoals banken, overheden en professionele of institutionele
beleggers.
Institutionele beleggers omvatten:
Holdings of portefeuillemaatschappijen: Houden voornamelijk aandelen/obligaties in andere
ondernemingen aan om beleid te beïnvloeden en hun portefeuille te optimaliseren.
Verzekeringsmaatschappijen: Beleggen een deel van de premies ontvangen van verzekerden.
Pensioenfondsen: Beheren bijdragen voor aanvullende pensioenen en beleggen deze fondsen.
Instellingen voor collectieve beleggingen (icb): Beleggingsfondsen waarin individuele beleggers hun
geld inbrengen, dat vervolgens wordt belegd in allerlei financiële producten.
Beursvennootschappen: Mogen net als een bank geld in ontvangst nemen, maar enkel voor
beleggingsdoeleinden, niet om het uit te lenen.
Kapitaalmarkt:
Verhandelt financiële middelen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar.
De twee bekendste deelmarkten zijn de aandelenmarkt en de obligatiemarkt.
In tegenstelling tot de geldmarkt zijn op de kapitaalmarkt zowel institutionele als individuele
beleggers actief.
3 Controlerende instellingen
Het toezicht op de financiële sector werd grondig gewijzigd na de financiële crisis van 2008.
Nationale Bank van België (NBB):
Verantwoordelijk voor de handhaving van de stabiliteit van het financieel stelsel in zijn geheel en van
financiële instellingen in het bijzonder.
Ziet erop toe dat financiële instellingen gezond zijn en voldoen aan de vereisten van solvabiliteit,
liquiditeit en rendabiliteit.
Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA):
Ziet erop toe dat de gecontroleerde financiële instellingen hun cliënten correct informeren,
transparant zijn en geen onrechtmatige financiële diensten aanbieden (bv. witwassen van zwart
geld).
Europa (bv. MiFID):
MiFID ('Markets in Financial Instruments Directive') is een Europese richtlijn die banken verplicht na
te gaan of een beleggingsproduct past bij de doelstellingen van de klant en of de klant over de
nodige kennis beschikt.
Hoofdstuk 1: Financiële markten
1 De financiële markt
De financiële markt is waar financiële middelen worden gevraagd en aangeboden.
Vraag naar financiële middelen komt van:
Gezinnen (bv. hypotheken voor huizen).
De overheid (bv. om begrotingstekorten te dekken).
Ondernemingen (bv. voor financiering van gebouwen, uitrusting, overnames).
Aanbod van financiële middelen komt van spaarders.
Spaargeld kan rechtstreeks worden uitgeleend, maar meestal gebeurt dit onrechtstreeks door
geld te deponeren bij een bank, die het op haar beurt uitleent.
Banken maken winst door een lagere rente aan spaarders te betalen en een hogere rente aan
leners te vragen.
Rente (intrest) is de vergoeding die een spaarder ontvangt om zijn financiële middelen tijdelijk ter
beschikking te stellen.
Een hoge rentevoet stimuleert sparen en maakt lenen duurder, wat leidt tot meer aanbod dan
vraag naar financiële middelen.
Een lage rentevoet ontmoedigt sparen maar verhoogt de vraag naar financiële middelen.
Andere factoren die vraag en aanbod beïnvloeden:
Toegenomen vraag naar financiële middelen (vraagcurve verschuift naar rechts,
evenwichtsrentevoet en geleend volume nemen toe) kan worden veroorzaakt door:
Belastingvoordelen voor gezinsinvesteringen.
Toegenomen investeringsmogelijkheden voor bedrijven.
Oplopende begrotingstekorten.
Toegenomen aanbod van financiële middelen (aanbodcurve verschuift naar rechts, rentevoet
daalt, geleend volume stijgt) kan worden veroorzaakt door:
Nieuwe belastingvoordelen voor spaarders.
, 2 De geld- en de kapitaalmarkt
De financiële markt omvat de geldmarkt en de kapitaalmarkt.
Geldmarkt:
Verhandelt kortlopende financiële middelen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste één
jaar.
Voorbehouden aan professionelen zoals banken, overheden en professionele of institutionele
beleggers.
Institutionele beleggers omvatten:
Holdings of portefeuillemaatschappijen: Houden voornamelijk aandelen/obligaties in andere
ondernemingen aan om beleid te beïnvloeden en hun portefeuille te optimaliseren.
Verzekeringsmaatschappijen: Beleggen een deel van de premies ontvangen van verzekerden.
Pensioenfondsen: Beheren bijdragen voor aanvullende pensioenen en beleggen deze fondsen.
Instellingen voor collectieve beleggingen (icb): Beleggingsfondsen waarin individuele beleggers hun
geld inbrengen, dat vervolgens wordt belegd in allerlei financiële producten.
Beursvennootschappen: Mogen net als een bank geld in ontvangst nemen, maar enkel voor
beleggingsdoeleinden, niet om het uit te lenen.
Kapitaalmarkt:
Verhandelt financiële middelen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar.
De twee bekendste deelmarkten zijn de aandelenmarkt en de obligatiemarkt.
In tegenstelling tot de geldmarkt zijn op de kapitaalmarkt zowel institutionele als individuele
beleggers actief.
3 Controlerende instellingen
Het toezicht op de financiële sector werd grondig gewijzigd na de financiële crisis van 2008.
Nationale Bank van België (NBB):
Verantwoordelijk voor de handhaving van de stabiliteit van het financieel stelsel in zijn geheel en van
financiële instellingen in het bijzonder.
Ziet erop toe dat financiële instellingen gezond zijn en voldoen aan de vereisten van solvabiliteit,
liquiditeit en rendabiliteit.
Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA):
Ziet erop toe dat de gecontroleerde financiële instellingen hun cliënten correct informeren,
transparant zijn en geen onrechtmatige financiële diensten aanbieden (bv. witwassen van zwart
geld).
Europa (bv. MiFID):
MiFID ('Markets in Financial Instruments Directive') is een Europese richtlijn die banken verplicht na
te gaan of een beleggingsproduct past bij de doelstellingen van de klant en of de klant over de
nodige kennis beschikt.