Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1. Perspectieven en geschiedenis van de psychologie...............................1
Hoofdstuk 2. Deelgebieden en toepassing in de psychologie....................................10
Hoofdstuk 3. Lichaamstaal........................................................................................13
Hoofdstuk 5. Emoties................................................................................................ 16
Hoofdstuk 6. Overdracht en tegenoverdracht...........................................................21
Hoofdstuk 7. Empathie.............................................................................................. 24
Hoofdstuk 8. Persoonlijkheid.....................................................................................26
Hoofdstuk 9. Intelligentie.......................................................................................... 32
Hoofdstuk 10. Opvoeding en opvoedingsstijlen.........................................................34
Hoofdstuk 11. Hechting............................................................................................. 38
Hoofdstuk 12. Psychosociale ontwikkeling: de theorie van Erikson...........................42
Hoofdstuk 13. Cognitieve ontwikkeling: de theorie van Piaget..................................46
Hoofdstuk 14. Identiteit............................................................................................. 52
Hoofdstuk 15. Ouder worden.....................................................................................56
Hoofdstuk 22. Afweer................................................................................................ 60
Hoofdstuk 29. Normaal of abnormaal........................................................................63
Hoofdstuk 30. Rouw.................................................................................................. 66
Hoofdstuk 31. Stress................................................................................................. 68
Hoofdstuk 32. Traumatische ervaringen....................................................................74
Hoofdstuk 1. Perspectieven en geschiedenis van de psychologie
Wat is psychologie?
,Psychologie bestudeert de menselijke psyche: gevoelens, denken en
gedrag.
Iedereen heeft door eigen ervaring mensenkennis en houdt daarom in het
eigen gedrag rekening met anderen. Tot op zekere hoogte kun je
aanvoelen en vermoeden wat anderen denken, voelen. We zouden niet
kunnen samenleven als dat niet zo was. Er zijn natuurlijk uitzonderingen.
De mate van psychologisch inzicht kan tussen mensen aanzienlijk
verschillen. Dat inzicht kan gaan over behoeften, angsten, gedachten e.d.
die betrekking hebben op bijvoorbeeld liefde, verlangen, eer, macht,
idealen, frustratie, goed en kwaad etc.
Psychologie als wetenschap
Als iedereen kijk heeft op menselijk gedrag, waarom dan nog een
wetenschap psychologie? Omdat wetenschap toetst of iets ook echt waar
is en zich ontwikkelt. Wetenschap heeft als doel te kijken hoe objectief het
is, met bewijs erbij.
Wetenschap werkt methodisch. Wetenschappers gaan op een vaste,
goed doordachte manier te werk. Ze nemen dingen waar, beschrijven die,
bedenken een mogelijke verklaring (hypothese) en kijken of die juist is
door een voorspelling te doen die je kunt controleren door observatie of
experiment. Wetenschappers proberen zo wetmatigheden te ontdekken.
Die hebben vaak de vorm van een ‘als-dan-uitspraak’.
Stromingen met hun eigen perspectief
In elke wetenschap begint iemand met het bedenken, onderzoeken en
ontdekken van zaken, maar later kan blijken dat het niet helemaal klopt.
Dan verandert een wetenschap: er komen nieuwe ideeën die beter lijken
te werken.
Ook bij psychologie is dat zo. Een tijd lang domineert een bepaalde
opvatting over het vakgebied. Dat noem je een stroming, perspectief of
paradigma. En deze zienswijze verandert in de loop der jaren of er komen
stromingen bij.
Biologisch perspectief
De wetenschap psychologie begon in Duitsland, waar filosoof en arts
Wilhelm Wundt een psychologisch laboratorium stichtte. Het begon met
onderzoek naar zintuiglijke waarneming, het waarnemen van verschillen.
Later deed men veel geheugenproeven. Er werden experimenten gedaan,
met resultaten die je echt kon meten, waar je grafieken van kon maken en
in een formule kon uitdrukken. Het gaf niet direct veel inzicht in menselijk
gedrag, maar het begin van een wetenschap was er.
Het perspectief op de psychologie was in deze periode iets technisch: we
moeten te werk gaan als natuurkundigen; psychische verschijnselen
observeren en meten en als dat kan in formules uitdrukken. Het was ook
een biologisch perspectief: lichamelijke ‘dingen’ en psychische
verschijnselen zijn met elkaar verbonden. Dit perspectief komt sterk terug
in de hedendaagse psychologie, met name door het moderne
hersenonderzoek.
2
,Psychodynamisch perspectief
Het werk van Sigmund Freud zorgde ervoor dat het perspectief veel breder
en dieper werd, en er meer algemeen inzicht in menselijk gedrag kwam.
Hij begon een uitgebreide theorie over gedrag, de psychoanalyse.
Tegenwoordig spreekt men liever van de psychodynamische theorie.
Dynamica betekent krachtenleer en daar gaat het om, om psychische
krachten.
Psychische krachten kunnen je ook ziek maken. Door het uitpluizen van de
psyche van lijdende mensen, vandaar psychoanalyse, kun je hen helpen.
De kern van de psychodynamische theorie over persoonlijkheid is dat
mensen geboren worden met driften: psychische krachten. Freud noemde
de verzameling aangeboren driften het Id (Es). De driften willen
bevrediging, maar dat kan zomaar niet in een samenleving, want je moet
rekening houden met anderen. Hiervoor gebruik je je gezonde verstand; je
houdt rekening met de realiteit, met wat kan en wat niet kan. Dat werd het
Ego (Ich) genoemd. Daarnaast worden je driften in toom gehouden
doordat je een geweten hebt, het Superego (Uber-Ich).
Problemen van volwassenen zijn vaak alleen goed te begrijpen door te
kijken naar wat er gebeurde in de eerste levensjaren. Om daarachter te
komen gebruikte Freud dromen van patiënten en iets dat hij vrije
associatie noemde, dat wil zeggen het hardop vertellen wat er spontaan
bij je opkomt, soms uitgelokt door een prikkelwoord.
Freuds theorieën werden door anderen overgenomen en verder
ontwikkeld. Ze hielden vast aan het idee dat in het onbewuste de
bronnen van ons gedrag te vinden zijn. De psychoanalyse werd beroemd
en had invloed op verschillende gebieden.
Kritiek was en is er ook. De wetenschappelijkheid van de psychodynamica
wordt in twijfel getrokken, omdat je bepaalde theorieën onmogelijk kunt
toetsen. Freud bedacht telkens weer een uitbreiding van de theorie als
bleek dat iets toch niet helemaal klopte.
3
, Hoe het Id, het Ego en het Superego ons gedrag bepalen
Gestaltperspectief
Tot nu toe was het idee in de psychologie dat je de psyche van een mens
(waarnemen, denken, voelen etc.) het beste kon bestuderen en begrijpen
door de elementen, de bouwstenen ervan te zoeken en te onderzoeken.
Echter, de Gestaltpsychologen zagen in en toonden aan dat het bij
waarnemen anders ging: je neemt gehelen waar, niet een verzameling
stukjes. Het Duitse woord Gestalt betekent geheel, iets dat een geheel is.
De Gestaltpsychologen ontdekten waarnemingswetten
(Gestaltwetten) die je makkelijk zelf kunt herkennen. Dingen die op
elkaar lijken zie je als een groep die bij elkaar hoort. Dingen die dicht bij
elkaar staan zie je als groep. Bijvoorbeeld:
4