Wereldeconomie
H1 Internationale handel
Volgens de theorie van de comparatieve kostenverschillen neemt de gezamenlijke welvaart
van landen toe als elk land zich specialiseert in die goederen en diensten, waarbij dat land
een comparatief kostenvoordeel heeft.
Een comparatief kostenvoordeel ontstaat bij goederen waarbij een land qua productiekosten
ten opzichte van een ander land de grootste voorsprong of de kleinste achterstand heeft bij
de productie van dat goed.
Bij een absoluut kostenvoordeel heeft een land de laagste productiekosten ten opzichte van
andere landen.
In het onderstaande tweelandenmodel maken Spanje en Nederland beide wol en melk. Bij
de opofferingskosten gaat het om de hoeveelheid wol die niet geproduceerd kan worden als
er één melk wordt geproduceerd of andersom.
30 ÷ 15 = 2 15 ÷ 5 = 3
15 ÷ 30 = 0.5 5 ÷ 15 = 0.333
Arbeidskosten Opofferingskosten per eenheid
Wol Melk Wol Melk
Spanje 30 15 2 melk ½ wol
Nederland 15 5 3 melk ⅓ wol
Als de opofferingskosten in een land lager zijn dan in andere landen, dan heeft dat land een
comparatief kostenvoordeel bij de productie van dat goed.
Oorzaken van comparatieve kostenverschillen
Comparatieve kostenverschillen tussen landen vloeien meestal voort uit verschillen in de
beschikbare hoeveelheid productiefactoren waarover landen kunnen beschikken en over de
kwaliteit daarvan.
Arbeid
- Grote beroepsbevolking
- Lage/hoge loonkosten
- Arbeidsproductiviteit
, Kapitaal
- Natuurlijke hulpbronnen
- Aanwezige kapitaalgoederenvoorraad
- Machines, installaties etc.
- Infrastructuur
Totale factorproductiviteit
Geeft weer hoe productief arbeid en kapitaal in het productieproces kunnen worden ingezet
Protectionistische maatregelen: maatregelen ter bevordering van de export en belemmering
van de import.
- Non-tarifaire maatregelen: maatregelen die geen directe invloed hebben op de prijs.
Invoerquotum: maximale hoeveelheid goederen die mag worden ingevoerd.
- Tarifaire maatregelen: maatregelen die invloed hebben op de prijs van een product.
Er zijn ook voorstanders van vrijhandel die toch zeggen dat in sommige situaties
protectionisme wel aanvaardbaar is:
- Het beschermen van sectoren die van zwaarwegend nationaal belang zijn.
- Het beschermen van de jonge industrie.
- Het voorkomen dat de binnenlandse productie te afhankelijk wordt van buitenlandse
toeleveranciers.
- Het afdwingen van een bepaalde productiewijze voor bescherming van mens en
milieu.
H2 De betalingsbalans
Exportquote = exportwaarde ÷ bbp × 100%
Importquote = importwaarde ÷ bbp × 100%
Exportvolume: het aantal stuks dat geëxporteerd wordt.
Importvolume: het aantal stuks dat geïmporteerd wordt.
Exportwaarde = exportvolume × exportprijs
Importwaarde = importvolume × importprijs
Volkomen gesloten economie: de som van export- en importquote is 0.
Vrij gesloten economie: een economie die weinig afhankelijk is van handel
Open economie: er is in verhouding tot het bbp veel buitenlandse handel.
De betalingsbalans is een overzicht van alle economische transacties tussen een land en het
buitenland in een bepaalde periode (meestal een jaar). Dit omvat de in- en uitstromen van
geld door handel, investeringen en financiële transacties.
H1 Internationale handel
Volgens de theorie van de comparatieve kostenverschillen neemt de gezamenlijke welvaart
van landen toe als elk land zich specialiseert in die goederen en diensten, waarbij dat land
een comparatief kostenvoordeel heeft.
Een comparatief kostenvoordeel ontstaat bij goederen waarbij een land qua productiekosten
ten opzichte van een ander land de grootste voorsprong of de kleinste achterstand heeft bij
de productie van dat goed.
Bij een absoluut kostenvoordeel heeft een land de laagste productiekosten ten opzichte van
andere landen.
In het onderstaande tweelandenmodel maken Spanje en Nederland beide wol en melk. Bij
de opofferingskosten gaat het om de hoeveelheid wol die niet geproduceerd kan worden als
er één melk wordt geproduceerd of andersom.
30 ÷ 15 = 2 15 ÷ 5 = 3
15 ÷ 30 = 0.5 5 ÷ 15 = 0.333
Arbeidskosten Opofferingskosten per eenheid
Wol Melk Wol Melk
Spanje 30 15 2 melk ½ wol
Nederland 15 5 3 melk ⅓ wol
Als de opofferingskosten in een land lager zijn dan in andere landen, dan heeft dat land een
comparatief kostenvoordeel bij de productie van dat goed.
Oorzaken van comparatieve kostenverschillen
Comparatieve kostenverschillen tussen landen vloeien meestal voort uit verschillen in de
beschikbare hoeveelheid productiefactoren waarover landen kunnen beschikken en over de
kwaliteit daarvan.
Arbeid
- Grote beroepsbevolking
- Lage/hoge loonkosten
- Arbeidsproductiviteit
, Kapitaal
- Natuurlijke hulpbronnen
- Aanwezige kapitaalgoederenvoorraad
- Machines, installaties etc.
- Infrastructuur
Totale factorproductiviteit
Geeft weer hoe productief arbeid en kapitaal in het productieproces kunnen worden ingezet
Protectionistische maatregelen: maatregelen ter bevordering van de export en belemmering
van de import.
- Non-tarifaire maatregelen: maatregelen die geen directe invloed hebben op de prijs.
Invoerquotum: maximale hoeveelheid goederen die mag worden ingevoerd.
- Tarifaire maatregelen: maatregelen die invloed hebben op de prijs van een product.
Er zijn ook voorstanders van vrijhandel die toch zeggen dat in sommige situaties
protectionisme wel aanvaardbaar is:
- Het beschermen van sectoren die van zwaarwegend nationaal belang zijn.
- Het beschermen van de jonge industrie.
- Het voorkomen dat de binnenlandse productie te afhankelijk wordt van buitenlandse
toeleveranciers.
- Het afdwingen van een bepaalde productiewijze voor bescherming van mens en
milieu.
H2 De betalingsbalans
Exportquote = exportwaarde ÷ bbp × 100%
Importquote = importwaarde ÷ bbp × 100%
Exportvolume: het aantal stuks dat geëxporteerd wordt.
Importvolume: het aantal stuks dat geïmporteerd wordt.
Exportwaarde = exportvolume × exportprijs
Importwaarde = importvolume × importprijs
Volkomen gesloten economie: de som van export- en importquote is 0.
Vrij gesloten economie: een economie die weinig afhankelijk is van handel
Open economie: er is in verhouding tot het bbp veel buitenlandse handel.
De betalingsbalans is een overzicht van alle economische transacties tussen een land en het
buitenland in een bepaalde periode (meestal een jaar). Dit omvat de in- en uitstromen van
geld door handel, investeringen en financiële transacties.