MOTORISCHE BASISVORMING MOTORIEK EN
DIDACTIEK
DEEL 1: MOTORIEK: BREDE KIJK OP BEWEGING EN MOTORIEK IN DE KLAS
1 DOELEN EN DOELGERICHT WERKEN
LO levert bijdrage aan:
• MOT ontw
• FYS ontw
• PH-vorming
• SOC vorming
• LO ontw zich van ‘nat naar cul’ B-NATvh kind als uitgangspunt, van daaruit brug naar B-CUL.
Hiervoor moet in bewegingssituatie een # vaardigheden ontwikkelen:
• (PSYCHO)MOTORISCHE (bewust vanuit hersenen gestuurde beweging (sportend leren))
• COG (geheugen, intelligentie, taal en concentratie)
• DYN-AFF (zelfwaardering, attributieve stijl, mot en zelfcontrole) ➔ sociale vaardigheden ontwikkelen.
ONTWIKKELINGSFASEN (Clippeleyr, 1994):
Kleuters = ‘BELEVEN’ (2,5 – 5j)
Beleven beweging met hun ‘hele’persoon wereld rondom hen leren kennen.
Eerste graad (6-8 jaar) = ‘ERVAREN’
• Algemene bewegingsvaardigheden
• Centraal: ervaren, experimenteren en basisvaardigheden spelend, egocentrisch beleven
• Vaardigheden worden geautomatiseerd door herhaling
• Vanuit bewegingsdrang ontwikkelen kinderen motorische vaardigheden
• invloed op cog ontw (bv: waar je je gaat verstoppen bij verstoppertje)
• Kinderen met lagere motorische competentie meer kans op slechtere schoolprestaties
Tweede graad (8-10 jaar) = ‘BESEFFEN’
• Gedifferentieerde bewegingsvaardigheden
• Naast besef vh ‘bewegend lichaam’ ook inzicht in bewegingsverloop in ruimte en tijd
• Werken aan: bewust leren, beseffen, inzicht, gericht, verfijnd, gecoördineerd bewegen
• Geautomatiseerde bewegingen behoren nu tot natuur van het kind
• Kinderen bewust maken van hun bewegingen = maakt het mogelijk om basisvaardigheden bewust te
wijzigen.
• Aanleggen van een sterk bewegingsbewustzijn mogelijk en noodzakelijk.
Derde graad (10-12 jaar) = ‘BEHEERSEN’
• Specifiekere bewegingsvaardigheden
• Beheersen van bewegingstechnieken
• Activiteiten zijn gecoördineerde basisvaardigheden met voorgeschreven bewegingsverloop (=
bewegingstechnieken)
• Bewegingscultuur: beheersen, toepassen, doelgericht, gereglementeerd, tactisch, sportcultuur
• Aanleren van vaardigheden => Kan nu als doel gesteld worden
• Intentioneel (doelbewust) motorisch leren
,2 BREDE BEWEGINGSVORMEN OP SCHOOL
- B is gezond voor lichaam en geest
- School die bewegingsgezind is zorgt voor: én kwaliteitsvolle lessen LO én voor activiteiten die
beweging stimuleren:
• Voldoende pauzes
• Actieve verplaatsingen
• Bewegingen in klaslokalen
- 1/3 van 5jarigen motorisch zwak (2008)
• Op school 85% van leerlingen van hun wakkere tijd zittend doorbrengen (= Sedentair gedrag)
• Syntheserapport van Vlaams Instituut Gezond Leven toont VL kinderen zitten 50% tot 85% van dag
stil hiervan w grootste deel doorgebracht op school. ajajaj
2.1 HET VIERLUIK VOOR BEWEGING
- ++ B stimuleren tijdens pauzes of door lrkr zelf (binnen & buiten de schoolmuren)
- Vierluik: zoomt in op mglkh om als lrkr mee verantwoordelijk te z voor bewegingsniveau van kinderen.
- BEWEGEN IN DE KLAS: tussendoortjes, bewegingshoeken.
- BEWEGEN OP DE SPEELPLAATS: als lrkr nieuwe spelletjes aanleren
- BEWEGEN BUITEN SCHOOL: als huiswerk, tijdens verplaatsingen
- BEWEGEN IN DE LES LO
Combinatie van COG skills en FYS activiteiten (cognitieve functies verbeteren)
• Verbeterde doorbloeding in hersenen
• Stijging van BDNF (Brain- devived neurotrophic factor = zenuwstimulerende factoren die van
hersenen afkomstig is. Belangrijke stof voor overleving van neuronen) in hersenen, zorgt
dat#neuronen.
• Nwe verbindingen en nwe zc aangemaakt (cogn stimulatie en beweging)
• Betere concentratie, leervermogen stijgt
Bewegen heeft (+) effect op
- Hersenstructuur en executieve functies
- Aandacht + concentratie
- Mot vaardigheden + fys fitheid
, - SOC ged, ZB en zelfvertrouwen
- Schoolprestaties
2.2 BEWEGINGSINTEGRATIE EN/OF BEWEGEND LEREN
= Tijdens gewone lessen beweging integreren met link naar de LI
• Helpt leerstof begrijpen
• Brein in conditie
• Spelend leren
- Bewegingsintegratie = bewegend leren of leren in beweging
Omvat alle activiteiten die leerkracht in klaspraktijk kan toepassen met oog op bereiken van kennis,
vaardigheden en attitudes en verhogen van fysieke activiteit.
BEWEGEN BIJ HET LEREN (BEWEGING ALS MIDDEL)
- Geen verbanden tussen beweging en de LI, maar beweging om bv keuzeantwoord duidelijk te maken.
- B kan middel zijn van:
• lln meer te laten bewegen ergonomische gezondheid: niemand is gemaakt om lang stil te zitten.
• Aan een (psycho)motorisch doel werken dat nog niet zo vlot gaat (bv. evenwicht)
• KLO (= bewegingstussendoortjes)
BEWEGEN VOOR HET LEREN (LEREN DOOR BEWEGING)
B = manier om leerstof te automaitseren (bv: getallenlijn opzeggen en terwijl balletje vangen).
VW om te kunnen leren: ruimtelijke ontwikkeling, lateralisatie en fijne motoriek.
BEWEGEN OM TE LEREN (INZICHTELIJK LEREN)
B helpt om leerstof inzichtelijk te begrijpen. Gaat over ontw en overgang van:
• concreet-operationele fase (ziet logische verbanden, maar heeft nog steeds behoefte aan
concreet materiaal (7-11 jaar))
• formeel- operationele fase (abstract denken en redeneren; kinderen stellen vragen die ze
willen onderzoeken, nieuwsgierig naar verschillende oplossingen (vanaf 12 jaar)) in leren van
schoolse vaardigheden lezen, schrijven en rekenen. = handelend leren
wnr leerstof w ervaren met het lichaam = blijft het beter hangen.
LEREN BEWEGEN
B draagt bij aan SOC, EMO en COG ontw + het vormen van attitudes.
Samenwerken, beurt afwachten, respect vr materiaal en elkaar: Taakgerichtheid en zelfvertrouwen
, 2.3 BEWEGEN, HERSENEN EN SPEL
Hersenen van mens (zoogdier)
= grote hersenen met daarin PFC ‘cognitieve functies’ = aandacht en executieve functies. Sturen gedrag aan en
reguleren actieve denkprocessen. Instaat om zeer specifiek te werken; doelbewuste bewegingen, redeneren,
strategieën uitwerken. Essentieel voor schoolprestaties
PFC: executieve functies, die onze zelfstandigheid bepalen z nauw verbonden met B-systemen.
EXECUTIEVE (F):
• Regelaars vd hersenen z nodig om gedrag te sturen
• Dagelijks nodig
• Stel: kind = heel intelligent executieve (F) nog niet goed ontw = kan het toch mislopen.
• De EF moeten goed samenwerken
Verbeterd executief functioneren bij kinderen met hogere aerobe fitheid OORZ: niet aangetoond.
# EF:
Inhibitie of impulscontrole
• Eerst denken dan doen
WG
• Informatie in je geheugen vasthouden en weer oproepen wnr je die nodig hebt
• Een sterk werkgeheugen kan je aanwezige kennis en eerdere ervaringen gebruiken bij
het uitvoeren van taken
Planning en organisatie
• plan opstellen en je daar ook aan houden
• Timemanagement
Taakinitiatie
• Starten met een taak wanneer dit nodig is , dus op tijd en efficiënt
• Al je spullen klaarleggen, dat je weet wat je moet doen en hoe je iets zal aanpakken.
Doelgericht
Aandacht richten/ vasthouden/ wisselen
• Spreekt voor zich
Emotieregulatie
• Adequate manier met je emoties kunnen omgaan
Cognitieve flexibiliteit
• Nieuwe informatie binnenkrijgen = je plan aanpassen en overschakelen op nieuwe plan
• Wnr omstandigheden
Metacognitie
• Kijken naar je eigen gedrag en sociale omgeving
• Kijkt of je goed bezig bent, niet alleen NA uitvoering, maar ook TIJDENS
DIDACTIEK
DEEL 1: MOTORIEK: BREDE KIJK OP BEWEGING EN MOTORIEK IN DE KLAS
1 DOELEN EN DOELGERICHT WERKEN
LO levert bijdrage aan:
• MOT ontw
• FYS ontw
• PH-vorming
• SOC vorming
• LO ontw zich van ‘nat naar cul’ B-NATvh kind als uitgangspunt, van daaruit brug naar B-CUL.
Hiervoor moet in bewegingssituatie een # vaardigheden ontwikkelen:
• (PSYCHO)MOTORISCHE (bewust vanuit hersenen gestuurde beweging (sportend leren))
• COG (geheugen, intelligentie, taal en concentratie)
• DYN-AFF (zelfwaardering, attributieve stijl, mot en zelfcontrole) ➔ sociale vaardigheden ontwikkelen.
ONTWIKKELINGSFASEN (Clippeleyr, 1994):
Kleuters = ‘BELEVEN’ (2,5 – 5j)
Beleven beweging met hun ‘hele’persoon wereld rondom hen leren kennen.
Eerste graad (6-8 jaar) = ‘ERVAREN’
• Algemene bewegingsvaardigheden
• Centraal: ervaren, experimenteren en basisvaardigheden spelend, egocentrisch beleven
• Vaardigheden worden geautomatiseerd door herhaling
• Vanuit bewegingsdrang ontwikkelen kinderen motorische vaardigheden
• invloed op cog ontw (bv: waar je je gaat verstoppen bij verstoppertje)
• Kinderen met lagere motorische competentie meer kans op slechtere schoolprestaties
Tweede graad (8-10 jaar) = ‘BESEFFEN’
• Gedifferentieerde bewegingsvaardigheden
• Naast besef vh ‘bewegend lichaam’ ook inzicht in bewegingsverloop in ruimte en tijd
• Werken aan: bewust leren, beseffen, inzicht, gericht, verfijnd, gecoördineerd bewegen
• Geautomatiseerde bewegingen behoren nu tot natuur van het kind
• Kinderen bewust maken van hun bewegingen = maakt het mogelijk om basisvaardigheden bewust te
wijzigen.
• Aanleggen van een sterk bewegingsbewustzijn mogelijk en noodzakelijk.
Derde graad (10-12 jaar) = ‘BEHEERSEN’
• Specifiekere bewegingsvaardigheden
• Beheersen van bewegingstechnieken
• Activiteiten zijn gecoördineerde basisvaardigheden met voorgeschreven bewegingsverloop (=
bewegingstechnieken)
• Bewegingscultuur: beheersen, toepassen, doelgericht, gereglementeerd, tactisch, sportcultuur
• Aanleren van vaardigheden => Kan nu als doel gesteld worden
• Intentioneel (doelbewust) motorisch leren
,2 BREDE BEWEGINGSVORMEN OP SCHOOL
- B is gezond voor lichaam en geest
- School die bewegingsgezind is zorgt voor: én kwaliteitsvolle lessen LO én voor activiteiten die
beweging stimuleren:
• Voldoende pauzes
• Actieve verplaatsingen
• Bewegingen in klaslokalen
- 1/3 van 5jarigen motorisch zwak (2008)
• Op school 85% van leerlingen van hun wakkere tijd zittend doorbrengen (= Sedentair gedrag)
• Syntheserapport van Vlaams Instituut Gezond Leven toont VL kinderen zitten 50% tot 85% van dag
stil hiervan w grootste deel doorgebracht op school. ajajaj
2.1 HET VIERLUIK VOOR BEWEGING
- ++ B stimuleren tijdens pauzes of door lrkr zelf (binnen & buiten de schoolmuren)
- Vierluik: zoomt in op mglkh om als lrkr mee verantwoordelijk te z voor bewegingsniveau van kinderen.
- BEWEGEN IN DE KLAS: tussendoortjes, bewegingshoeken.
- BEWEGEN OP DE SPEELPLAATS: als lrkr nieuwe spelletjes aanleren
- BEWEGEN BUITEN SCHOOL: als huiswerk, tijdens verplaatsingen
- BEWEGEN IN DE LES LO
Combinatie van COG skills en FYS activiteiten (cognitieve functies verbeteren)
• Verbeterde doorbloeding in hersenen
• Stijging van BDNF (Brain- devived neurotrophic factor = zenuwstimulerende factoren die van
hersenen afkomstig is. Belangrijke stof voor overleving van neuronen) in hersenen, zorgt
dat#neuronen.
• Nwe verbindingen en nwe zc aangemaakt (cogn stimulatie en beweging)
• Betere concentratie, leervermogen stijgt
Bewegen heeft (+) effect op
- Hersenstructuur en executieve functies
- Aandacht + concentratie
- Mot vaardigheden + fys fitheid
, - SOC ged, ZB en zelfvertrouwen
- Schoolprestaties
2.2 BEWEGINGSINTEGRATIE EN/OF BEWEGEND LEREN
= Tijdens gewone lessen beweging integreren met link naar de LI
• Helpt leerstof begrijpen
• Brein in conditie
• Spelend leren
- Bewegingsintegratie = bewegend leren of leren in beweging
Omvat alle activiteiten die leerkracht in klaspraktijk kan toepassen met oog op bereiken van kennis,
vaardigheden en attitudes en verhogen van fysieke activiteit.
BEWEGEN BIJ HET LEREN (BEWEGING ALS MIDDEL)
- Geen verbanden tussen beweging en de LI, maar beweging om bv keuzeantwoord duidelijk te maken.
- B kan middel zijn van:
• lln meer te laten bewegen ergonomische gezondheid: niemand is gemaakt om lang stil te zitten.
• Aan een (psycho)motorisch doel werken dat nog niet zo vlot gaat (bv. evenwicht)
• KLO (= bewegingstussendoortjes)
BEWEGEN VOOR HET LEREN (LEREN DOOR BEWEGING)
B = manier om leerstof te automaitseren (bv: getallenlijn opzeggen en terwijl balletje vangen).
VW om te kunnen leren: ruimtelijke ontwikkeling, lateralisatie en fijne motoriek.
BEWEGEN OM TE LEREN (INZICHTELIJK LEREN)
B helpt om leerstof inzichtelijk te begrijpen. Gaat over ontw en overgang van:
• concreet-operationele fase (ziet logische verbanden, maar heeft nog steeds behoefte aan
concreet materiaal (7-11 jaar))
• formeel- operationele fase (abstract denken en redeneren; kinderen stellen vragen die ze
willen onderzoeken, nieuwsgierig naar verschillende oplossingen (vanaf 12 jaar)) in leren van
schoolse vaardigheden lezen, schrijven en rekenen. = handelend leren
wnr leerstof w ervaren met het lichaam = blijft het beter hangen.
LEREN BEWEGEN
B draagt bij aan SOC, EMO en COG ontw + het vormen van attitudes.
Samenwerken, beurt afwachten, respect vr materiaal en elkaar: Taakgerichtheid en zelfvertrouwen
, 2.3 BEWEGEN, HERSENEN EN SPEL
Hersenen van mens (zoogdier)
= grote hersenen met daarin PFC ‘cognitieve functies’ = aandacht en executieve functies. Sturen gedrag aan en
reguleren actieve denkprocessen. Instaat om zeer specifiek te werken; doelbewuste bewegingen, redeneren,
strategieën uitwerken. Essentieel voor schoolprestaties
PFC: executieve functies, die onze zelfstandigheid bepalen z nauw verbonden met B-systemen.
EXECUTIEVE (F):
• Regelaars vd hersenen z nodig om gedrag te sturen
• Dagelijks nodig
• Stel: kind = heel intelligent executieve (F) nog niet goed ontw = kan het toch mislopen.
• De EF moeten goed samenwerken
Verbeterd executief functioneren bij kinderen met hogere aerobe fitheid OORZ: niet aangetoond.
# EF:
Inhibitie of impulscontrole
• Eerst denken dan doen
WG
• Informatie in je geheugen vasthouden en weer oproepen wnr je die nodig hebt
• Een sterk werkgeheugen kan je aanwezige kennis en eerdere ervaringen gebruiken bij
het uitvoeren van taken
Planning en organisatie
• plan opstellen en je daar ook aan houden
• Timemanagement
Taakinitiatie
• Starten met een taak wanneer dit nodig is , dus op tijd en efficiënt
• Al je spullen klaarleggen, dat je weet wat je moet doen en hoe je iets zal aanpakken.
Doelgericht
Aandacht richten/ vasthouden/ wisselen
• Spreekt voor zich
Emotieregulatie
• Adequate manier met je emoties kunnen omgaan
Cognitieve flexibiliteit
• Nieuwe informatie binnenkrijgen = je plan aanpassen en overschakelen op nieuwe plan
• Wnr omstandigheden
Metacognitie
• Kijken naar je eigen gedrag en sociale omgeving
• Kijkt of je goed bezig bent, niet alleen NA uitvoering, maar ook TIJDENS