🧡
Hersenen en gedrag
Deel 1: Cellen en Informatieoverdracht
Santiago Ramon Cajal
Toonde aan dat hersencellen scheiden van elkaar blijven in plaats van dat ze in
elkaar overgaan. Dit deed hij door babyhersenen te onderzoeken en samples te
kleuren met zilverzout
Gliacellen
Astrocyten
stervormige glijcellen die 4 belangrijke functies hebben.
1. beschermt neuronen tegen chemicaliën
2. synchronisatie van neuronen, denk aan ademhaling reguleren. Dit kunnen
astrocysten, omdat ze stofjes kunnen opnemen en weer kunnen afgeven,
waardoor ze een regulerende functie krijgen
3. voeding, astrocysten kunnen stofjes afgeven, waardoor de bloedvaten naar
de hersenen verwijden, waardoor er meer zuurstofrijk bloed (voeding) naar
de hersenen gaat.
4. informatieverwerking, astrocyten zijn instaat om signalen iets te wijzigen.
Er is een sterk vermoeden dat dit een relatie heeft met het lerendvermogen
van de hersenen.
Hersenen en gedrag 1
, Microglia
Deze kleine glijcellen hebben 3 functies:
1. ze vormen een deel van het immuunsysteem. Ze verwijderen schimmels en
virussen door voor een lichte ontstekingsreactie te zorgen.
2. Opruimen van dode of beschadigde hersencellen. Ze vermenigvuldigen bij
hersenschade.
3. bijdragen aan het lerendvermogen ondersteunen door zwakke hersencellen
te verwijderen.
Oligodendrocyten
maakt myeline in hersenen en ruggenmerg
Cellen van Schwann
maken myeline in periferie van het lichaam
Radiale Glia
begeleiden in de embryonale fase de migratie van de neuronen.
de functie is van myeline
Myeline zorgt ervoor dat de axon goed geïsoleerd is, waardoor de prikkel die door
de axon heen loopt niet weglekt
1. Zorgt voor betere en snellere geleiding van signalen tussen zenuwcellen
2. Beschermt de zenuwcellen tegen schade
3. Voorziet zenuwbanen van voedingsstoffen
Welke drie informatiestromen er bestaan
1. Afferent: voert informatie aan. Bijv. van de zintuigen naar de hersenen
2. intrinsiek: van de ene plek naar de andere plek, informatie wordt afgegeven
binnen dezelfde hersenstructuur. Dendrieten en axonen liggen in dezelfde
structuur
3. Efferent: informatie afvoeren (E=exit). Van CZS naar spieren. Bijv. Informatie
van hersenen naar spieren is een afferente informatiestroom
Hersenen en gedrag 2
, Wat gaat wel door de bloed-hersenbarriere?
kleine moleculen
in vet oplosbare stoffen
ongeladen stoffen
zuurstof, co2, sommige vitaminen
Water door speciale kanaaltjes
Wat gaat wel door de bloed-hersenbarriere?
kleine moleculen
in vet oplosbare stoffen
ongeladen stoffen
zuurstof, co2, sommige vitaminen
Water door speciale kanaaltjes
Wat gaat door de bloed-hersenbarriere door actief transport?
glucose, aminozuren, sommige vitaminen en ijzer. Glucose is de voornaamste
brandstof van hersencellen. Aminozuren zijn bouwstenen van eiwitten, aminozuren
kunnen alle eiwitten maken die je lichaam nodig heeft en word in de hersenen
gebruikt
Wat gaat er niet door de bloed hersenbarriere?
schadelijke stoffen, virussen en medicijnen
Actiepotentialen
De drie principes van actiepotentialen:
1. begin is er vooral kalium - in de cel en natrium + buiten de cel
2. bij depolarisatie gaan de natrium en valiumpomp open
3. op de plek van het actiepotentiaal sluiten de natrium kanalen
Voortgang van actiepotentialen
Tijdens een actiepotentiaal komen natriumionen een punt op het axon binnen.
Tijdelijk is die plek dat positief geladen in vergelijking met de andere delen van
Hersenen en gedrag 3
, het axon. De positieve natriumionen stromen door het axon naar deze
aangrenzende gebieden. Hier zorgen ze weer dat de drempel wordt bereikt en er
weer nieuwe natriumkanalen openen. Er wordt weer een nieuw actiepotentiaal
Geregenereerd, waardoor een actiepotentiaal zich door het axon beweegt.
lokwel transmissie van het actiepotentiaal langs het axon. dit gebeurt
zonder verlies.
Terugvoortplanting van actiepotentialen
Een fenomeen waarbij een actiepotentiaal gedeeltelijk terugkeert naar soma en
de dendrieten.
1. lerendvermogen, terugvoortplanting speelt een rol in de synaptische
versterking of verzwakking wat belangrijk is voor het leren van het brein.
2. Beïnvloed ook de neuronale activiteit, omdat het de gevoeligheid
beïnvloed.
Saltatorische geleiding
het springen van knoop naar knoop. versneld en bespaart energie. De knopen
heten ook wel de node van ranvier.
Mulitiple sclerose
Een aandoening waar het immuunsysteem de myeline afbreekt. De geleiding
van signalen wordt dan steeds slechter
Spanningsafhankelijke kanalen
calciumpoortjes in de presynaptische terminal die openen bij de
depolarisatie
De réfractaire periode
Op het hoogtepunt van de actiepotentialen vallen de natriumpoortjes dicht. Dit
biedt weerstand tegen de productie van nieuwe potentialen. Er zijn twee fases:
ongevoelige periode
1ste deel van deze periode. Er kunnen GEEN nieuwe actiepotentialen
worden gemaakt, ongeacht de stimuli. Deze periode heet ook wel de
absolute refractie periode
Hersenen en gedrag 4
Hersenen en gedrag
Deel 1: Cellen en Informatieoverdracht
Santiago Ramon Cajal
Toonde aan dat hersencellen scheiden van elkaar blijven in plaats van dat ze in
elkaar overgaan. Dit deed hij door babyhersenen te onderzoeken en samples te
kleuren met zilverzout
Gliacellen
Astrocyten
stervormige glijcellen die 4 belangrijke functies hebben.
1. beschermt neuronen tegen chemicaliën
2. synchronisatie van neuronen, denk aan ademhaling reguleren. Dit kunnen
astrocysten, omdat ze stofjes kunnen opnemen en weer kunnen afgeven,
waardoor ze een regulerende functie krijgen
3. voeding, astrocysten kunnen stofjes afgeven, waardoor de bloedvaten naar
de hersenen verwijden, waardoor er meer zuurstofrijk bloed (voeding) naar
de hersenen gaat.
4. informatieverwerking, astrocyten zijn instaat om signalen iets te wijzigen.
Er is een sterk vermoeden dat dit een relatie heeft met het lerendvermogen
van de hersenen.
Hersenen en gedrag 1
, Microglia
Deze kleine glijcellen hebben 3 functies:
1. ze vormen een deel van het immuunsysteem. Ze verwijderen schimmels en
virussen door voor een lichte ontstekingsreactie te zorgen.
2. Opruimen van dode of beschadigde hersencellen. Ze vermenigvuldigen bij
hersenschade.
3. bijdragen aan het lerendvermogen ondersteunen door zwakke hersencellen
te verwijderen.
Oligodendrocyten
maakt myeline in hersenen en ruggenmerg
Cellen van Schwann
maken myeline in periferie van het lichaam
Radiale Glia
begeleiden in de embryonale fase de migratie van de neuronen.
de functie is van myeline
Myeline zorgt ervoor dat de axon goed geïsoleerd is, waardoor de prikkel die door
de axon heen loopt niet weglekt
1. Zorgt voor betere en snellere geleiding van signalen tussen zenuwcellen
2. Beschermt de zenuwcellen tegen schade
3. Voorziet zenuwbanen van voedingsstoffen
Welke drie informatiestromen er bestaan
1. Afferent: voert informatie aan. Bijv. van de zintuigen naar de hersenen
2. intrinsiek: van de ene plek naar de andere plek, informatie wordt afgegeven
binnen dezelfde hersenstructuur. Dendrieten en axonen liggen in dezelfde
structuur
3. Efferent: informatie afvoeren (E=exit). Van CZS naar spieren. Bijv. Informatie
van hersenen naar spieren is een afferente informatiestroom
Hersenen en gedrag 2
, Wat gaat wel door de bloed-hersenbarriere?
kleine moleculen
in vet oplosbare stoffen
ongeladen stoffen
zuurstof, co2, sommige vitaminen
Water door speciale kanaaltjes
Wat gaat wel door de bloed-hersenbarriere?
kleine moleculen
in vet oplosbare stoffen
ongeladen stoffen
zuurstof, co2, sommige vitaminen
Water door speciale kanaaltjes
Wat gaat door de bloed-hersenbarriere door actief transport?
glucose, aminozuren, sommige vitaminen en ijzer. Glucose is de voornaamste
brandstof van hersencellen. Aminozuren zijn bouwstenen van eiwitten, aminozuren
kunnen alle eiwitten maken die je lichaam nodig heeft en word in de hersenen
gebruikt
Wat gaat er niet door de bloed hersenbarriere?
schadelijke stoffen, virussen en medicijnen
Actiepotentialen
De drie principes van actiepotentialen:
1. begin is er vooral kalium - in de cel en natrium + buiten de cel
2. bij depolarisatie gaan de natrium en valiumpomp open
3. op de plek van het actiepotentiaal sluiten de natrium kanalen
Voortgang van actiepotentialen
Tijdens een actiepotentiaal komen natriumionen een punt op het axon binnen.
Tijdelijk is die plek dat positief geladen in vergelijking met de andere delen van
Hersenen en gedrag 3
, het axon. De positieve natriumionen stromen door het axon naar deze
aangrenzende gebieden. Hier zorgen ze weer dat de drempel wordt bereikt en er
weer nieuwe natriumkanalen openen. Er wordt weer een nieuw actiepotentiaal
Geregenereerd, waardoor een actiepotentiaal zich door het axon beweegt.
lokwel transmissie van het actiepotentiaal langs het axon. dit gebeurt
zonder verlies.
Terugvoortplanting van actiepotentialen
Een fenomeen waarbij een actiepotentiaal gedeeltelijk terugkeert naar soma en
de dendrieten.
1. lerendvermogen, terugvoortplanting speelt een rol in de synaptische
versterking of verzwakking wat belangrijk is voor het leren van het brein.
2. Beïnvloed ook de neuronale activiteit, omdat het de gevoeligheid
beïnvloed.
Saltatorische geleiding
het springen van knoop naar knoop. versneld en bespaart energie. De knopen
heten ook wel de node van ranvier.
Mulitiple sclerose
Een aandoening waar het immuunsysteem de myeline afbreekt. De geleiding
van signalen wordt dan steeds slechter
Spanningsafhankelijke kanalen
calciumpoortjes in de presynaptische terminal die openen bij de
depolarisatie
De réfractaire periode
Op het hoogtepunt van de actiepotentialen vallen de natriumpoortjes dicht. Dit
biedt weerstand tegen de productie van nieuwe potentialen. Er zijn twee fases:
ongevoelige periode
1ste deel van deze periode. Er kunnen GEEN nieuwe actiepotentialen
worden gemaakt, ongeacht de stimuli. Deze periode heet ook wel de
absolute refractie periode
Hersenen en gedrag 4