TAAL & MEERTALIGHEID
KRACHTLIJN MEERTALIGHEID
1. MEERTALIGHEID OP SCHOOL EN DE ROL VAN THUISTAAL
1.1 WAT IS MEERTALIGHEID?
= individuen worden meertalig genoemd als ze de competentie (zowel
passief als actief beheersten) hebben om meer dan één taal te begrijpen
en produceren of als zij van meerdere talen regelmatig gebruikmaken.
*heeft veel meerwaarde:
- Economische voordelen: staat mooi op je cv
- Sociale voordelen: als je naar een land gaat kan je met de ‘locals’
spreken
- Cognitieve voordelen:
o Mensen die 2 talen spreken, leren makkelijker een nieuwe taal
dan mensen die alleen hun moedertaal spreken.
o Btr voor metalinguïstisch bewustzijn; kunnen vroeger, beter
en sneller nadenken over taal
o Btr verdelen, richten en vasthouden van aandacht
o Minder hersenactiviteit nodig om taken uit te voeren
o Aanvang van dementie vertragen
o Vroeg abstract denken
1.2 TAALVARIANTEN
*Nederlandse dialecten zijn volwaardige, natuurlijke taalsystemen
*kinderen die naast AN ook een dialect spreken, leren makkelijker
vreemde talen
Standaardtaal : onderwijzers streven daar naar
Tussentaal: veel toegankelijker, veel menselijker, warmer (tssn
standaardtaal en dialect)
Dialecten en regiolecten (= een soort taal die over een grote regio
gesproken wordt bv. het Limburgs)
Registers (formeel/informeel)
Taalregisters
Bv.
Vulgair informeel ongemarkee formeel Archaïsch
rd
Zeiken Pissen Plassen Urineren Wateren
1|Pagina
,*staat los van dialecten
*je kan ze niet in elke context gebruiken
*moet meegeven met je lln wanneer welke taal gepast is en wanneer niet
*je hebt heel veel taalvariatie: schooltaal, sms-taal, mannentaal,
vrouwentaal, vaktaal, jongerentaal, enz.
*etnolect: behoren tot een bepaalde etnische groep, zorgt ervoor dat je
een groep wordt (Bv. Turks-Nederlands)
*codewisseling: het bewust vermengen van talen binnen een gesprek
Bv. Wollah, meester wat heb jij gezegd?
getuigd op goede beheersing van talen
*iedereen heeft een eigen talig repertoire (= meer dan woorden, ook
tussentaal, sms-taal, dialecten, gebarentaal, lichaamstaal,…)
*sommige talen hebben een hogere status dan anderen is niet echt zo,
maar voelt wel zo
*je moet weten welke taal je wanneer moet gebruiken belangrijk voor in
spellings- en taallessen
1.3 DE MEERTALIGE KLAS
*tegenwoordig heel veel diversiteit in de klas
*uitgangspunt 1: kwaliteitsonderwijs
*uitgangspunt 2: krachtig taalonderwijs
*uitgangspunt 3: groeidenken
Onze plicht om ervoor te zorgen dat elk kind tot leren komt,
ongeacht de thuistaal
1.4 MEERTALIGHEID ALS TROEF
1. Thuistaal als sociaal-emotionele factor
*talen gebruiken om lln warm te ontvangen
*omarm de meertaligheid in je klas
zorgt voor veiligheid en vertrouwen
2. Talensensibilisering
2|Pagina
, *lln bewust laten worden dat er heel veel talen bestaan en dat die
allemaal evenwaardig zijn
3. Thuistaal als steiger voor het leven
*laat lln met dezelfde thuistaal samenzitten
*zorg ervoor dat de uitkomst in het Nederlands is
4. Thuistaal in communicatie met de ouders
*als thuistaal als iets negatiefs wordt gezien negatieve invloed om
ontwikkeling van thuistaal en ander talen
*thuistaal als waardevol en rijk zien ondersteund ontwikkeling van
thuistaal en andere talen
*centraal kennisreservoir:
*beste manier om die te vullen: ouders spreken taal met hun
kinderen die ze het best beheersen
*cognitieve vaardigheden kunnen via ander taal ontwikkeld worden
*komen toch uit zelfde kennisreservoir
*toelaten van thuistaal in klas kunnen opstap zijn om tot leren te
komen
1.5 MEERTALIGHEID ALS DREMPEL
*omgaan met meertaligheid door argumenten te zoeken:
- argument van kliekjesvorming en uitsluiting
Bv. ‘als iedereen op school Nederlands spreekt, dan worden er geen
kinderen afgesneden uit de groep.’
- integratieargument
Bv. ‘Ik stuur mijn kind naar een Nederlandse school, dan moeten
daar geen Turkse, Italiaanse woorden hangen.’
- controleargument
Bv. ‘Wij verstaan de taal niet. Je weet niet wat ze zeggen.’
- tijdsargument
Bv. ‘Als je het nu gaat toelaten, gaat het dadelijk de bovenhand
nemen.’
*hoe eentaliger de lkr denkt, hoe minder het vertrouwen in de lln, hoe
lager de verwachtingen, het negatiever het effect op schoolsucces
3|Pagina
, 2. TALEN IN INTERACTIE
2.1 NEDERLANDS ALS TWEEDE TAAL: NT2
2.1.1 WAT IS NT2?
* Moedertaal
* eerste taal
* die je als eerste werd aangeleerd, nog voor je naar school ging
*waarmee je vanaf je geboorte in aanraking mee kwam
*tweede taal (NT2)
*taal die je leert na je 3e levensjaar
*waarmee je veel in aanraking komt
*die dominant aanwezig is in je dagelijkse omgeving
*Bv. anderstalige leerlingen
*vreemde taal
*taal die je leert na je 3e levensjaar
*die niet dominant aanwezig is in je dagelijkse omgeving
*simulante taalverwerving
*kind krijgt vanaf geboorte meerdere talen aangeboden
*tegelijk, op hetzelfde moment
*successieve taalverwerving
*leert vanaf geboorte één taal en op latere leeftijd een tweede taal
(=> stadia van tweedetaalverwerving)
*het komt er bovenop
*prelinguele en vroegtalige periode vallen weg
*vreemde accenten zijn normaal
*als kleuter verliezen we heel veel klanken in differentiatiefase
weer aanleren
4|Pagina
KRACHTLIJN MEERTALIGHEID
1. MEERTALIGHEID OP SCHOOL EN DE ROL VAN THUISTAAL
1.1 WAT IS MEERTALIGHEID?
= individuen worden meertalig genoemd als ze de competentie (zowel
passief als actief beheersten) hebben om meer dan één taal te begrijpen
en produceren of als zij van meerdere talen regelmatig gebruikmaken.
*heeft veel meerwaarde:
- Economische voordelen: staat mooi op je cv
- Sociale voordelen: als je naar een land gaat kan je met de ‘locals’
spreken
- Cognitieve voordelen:
o Mensen die 2 talen spreken, leren makkelijker een nieuwe taal
dan mensen die alleen hun moedertaal spreken.
o Btr voor metalinguïstisch bewustzijn; kunnen vroeger, beter
en sneller nadenken over taal
o Btr verdelen, richten en vasthouden van aandacht
o Minder hersenactiviteit nodig om taken uit te voeren
o Aanvang van dementie vertragen
o Vroeg abstract denken
1.2 TAALVARIANTEN
*Nederlandse dialecten zijn volwaardige, natuurlijke taalsystemen
*kinderen die naast AN ook een dialect spreken, leren makkelijker
vreemde talen
Standaardtaal : onderwijzers streven daar naar
Tussentaal: veel toegankelijker, veel menselijker, warmer (tssn
standaardtaal en dialect)
Dialecten en regiolecten (= een soort taal die over een grote regio
gesproken wordt bv. het Limburgs)
Registers (formeel/informeel)
Taalregisters
Bv.
Vulgair informeel ongemarkee formeel Archaïsch
rd
Zeiken Pissen Plassen Urineren Wateren
1|Pagina
,*staat los van dialecten
*je kan ze niet in elke context gebruiken
*moet meegeven met je lln wanneer welke taal gepast is en wanneer niet
*je hebt heel veel taalvariatie: schooltaal, sms-taal, mannentaal,
vrouwentaal, vaktaal, jongerentaal, enz.
*etnolect: behoren tot een bepaalde etnische groep, zorgt ervoor dat je
een groep wordt (Bv. Turks-Nederlands)
*codewisseling: het bewust vermengen van talen binnen een gesprek
Bv. Wollah, meester wat heb jij gezegd?
getuigd op goede beheersing van talen
*iedereen heeft een eigen talig repertoire (= meer dan woorden, ook
tussentaal, sms-taal, dialecten, gebarentaal, lichaamstaal,…)
*sommige talen hebben een hogere status dan anderen is niet echt zo,
maar voelt wel zo
*je moet weten welke taal je wanneer moet gebruiken belangrijk voor in
spellings- en taallessen
1.3 DE MEERTALIGE KLAS
*tegenwoordig heel veel diversiteit in de klas
*uitgangspunt 1: kwaliteitsonderwijs
*uitgangspunt 2: krachtig taalonderwijs
*uitgangspunt 3: groeidenken
Onze plicht om ervoor te zorgen dat elk kind tot leren komt,
ongeacht de thuistaal
1.4 MEERTALIGHEID ALS TROEF
1. Thuistaal als sociaal-emotionele factor
*talen gebruiken om lln warm te ontvangen
*omarm de meertaligheid in je klas
zorgt voor veiligheid en vertrouwen
2. Talensensibilisering
2|Pagina
, *lln bewust laten worden dat er heel veel talen bestaan en dat die
allemaal evenwaardig zijn
3. Thuistaal als steiger voor het leven
*laat lln met dezelfde thuistaal samenzitten
*zorg ervoor dat de uitkomst in het Nederlands is
4. Thuistaal in communicatie met de ouders
*als thuistaal als iets negatiefs wordt gezien negatieve invloed om
ontwikkeling van thuistaal en ander talen
*thuistaal als waardevol en rijk zien ondersteund ontwikkeling van
thuistaal en andere talen
*centraal kennisreservoir:
*beste manier om die te vullen: ouders spreken taal met hun
kinderen die ze het best beheersen
*cognitieve vaardigheden kunnen via ander taal ontwikkeld worden
*komen toch uit zelfde kennisreservoir
*toelaten van thuistaal in klas kunnen opstap zijn om tot leren te
komen
1.5 MEERTALIGHEID ALS DREMPEL
*omgaan met meertaligheid door argumenten te zoeken:
- argument van kliekjesvorming en uitsluiting
Bv. ‘als iedereen op school Nederlands spreekt, dan worden er geen
kinderen afgesneden uit de groep.’
- integratieargument
Bv. ‘Ik stuur mijn kind naar een Nederlandse school, dan moeten
daar geen Turkse, Italiaanse woorden hangen.’
- controleargument
Bv. ‘Wij verstaan de taal niet. Je weet niet wat ze zeggen.’
- tijdsargument
Bv. ‘Als je het nu gaat toelaten, gaat het dadelijk de bovenhand
nemen.’
*hoe eentaliger de lkr denkt, hoe minder het vertrouwen in de lln, hoe
lager de verwachtingen, het negatiever het effect op schoolsucces
3|Pagina
, 2. TALEN IN INTERACTIE
2.1 NEDERLANDS ALS TWEEDE TAAL: NT2
2.1.1 WAT IS NT2?
* Moedertaal
* eerste taal
* die je als eerste werd aangeleerd, nog voor je naar school ging
*waarmee je vanaf je geboorte in aanraking mee kwam
*tweede taal (NT2)
*taal die je leert na je 3e levensjaar
*waarmee je veel in aanraking komt
*die dominant aanwezig is in je dagelijkse omgeving
*Bv. anderstalige leerlingen
*vreemde taal
*taal die je leert na je 3e levensjaar
*die niet dominant aanwezig is in je dagelijkse omgeving
*simulante taalverwerving
*kind krijgt vanaf geboorte meerdere talen aangeboden
*tegelijk, op hetzelfde moment
*successieve taalverwerving
*leert vanaf geboorte één taal en op latere leeftijd een tweede taal
(=> stadia van tweedetaalverwerving)
*het komt er bovenop
*prelinguele en vroegtalige periode vallen weg
*vreemde accenten zijn normaal
*als kleuter verliezen we heel veel klanken in differentiatiefase
weer aanleren
4|Pagina